DONDERDAG 12 DECEMBER 1895. 95 verzoek kenbaar te maken. Daarna zal eerst bet onderzoek worden ingesteld en dan komt de zaak weer bij den Raad, die volkomen bevoegd is om, wanneer hem de voorwaarden niet behagen, het voorstel te verwerpen. Wat nu den termijn betreft, deze is, waar het, zooals hier, betreft eene publiekrechtelijke vergunning tot gebruik van gemeentegrond, altijd lot wederopzeggens toe. Wat nu betreft hel eerste gedeelte van de rede van den heer Fockema Andreae, wal hij eigenlijk niet tot hoofdbezwaar maakt, ik kan mij niet begrijpen hoe men ooit bezwaar kan hebben tegen het verbod, oiu de electriciteit voor verlichting te bezigen. Wij werken niet de parti culieren tegen, die hun huizen of fabrieken of inrichtingen electrisch willen verlichten, maar alleen wanneer fabrikanten 01 andere parti culieren bij ons komen en vragen om van de openbare straat gebruik te maken voor dat doel, dan komt bij ons het gevoel van concur rentie op en zeggen wij, dat wij dat niet toestaan. Dat is een zeer welbegrepen eigenbelang. De heer Driessen. Ik kan op de vraag van den heer Fockema Andreae antwoorden, dat de proeftijd, nadat de motor geplaatst is, zal duren omtrent 14 dagen. De heer Kaiser vraagt voor de vierde maal het woord. De Voorzitter. Ik ben zeer vrijgevig met het verleenen van het woord, maar alles heeft zijne grenzen. Ik zelf heb er echter geen bezwaar tegen en wanneer de Raad het goed vindt, wil ik den heer Kaiser voor de vierde maal het woord geven. De heer Kaiser. Ik wensch den heer Fockema Andreae te ant woorden, want hij heeft mij niet goed begrepen. Ik heb straks aangetoond, dat onverschillig behoort te zijn voor welk doel de electriciteit gebruikt wordt. Het verschil in opvatting lusschen den Voorzitter en mij ligt in het verbod om de geleiding voor verliclilingsdoeleinden te gebruiken; overigens zijn wij het vol komen eens. De Voorzitter. Zooals uit de voordracht blijkt, hebben Burg. en Wetli. principieel geen bezwaar tegen overbrenging van electriciteit ter voortbrenging van beweegkracht, mits het niet bestemd wordt voor verlichting. Later zal de raad beslissen over eene definitieve vergunning, wanneer de deskundigen er geen bezwaar tegen hebben, en wanneer de kabels goed geïsoleerd kunnen worden, zoodat er geen ongelukken kunnen komen. De heer De Goeje. Ik zou de vraag willen doen, of er kans op is dat misschien binnen betrekkelijk korten tijd een poging zal worden gedaan of een voorstel in behandeling zal komen, om van stadswege electrisch licht of electrische beweegkracht te verschaffen. Wanneer daarop volstrekt geen kans bestaat, wanneer dat een zaak is, die misschien eens kan gebeuren, zou het dan niet mogelijk zijn de ver gunning te geven met eene clausule er bij, waarin de Raad zich voorbehield de concessie in te trekken, wanneer de gemeente tot exploitatie der electriciteit overgaat? De Voorzitter. Ik zou er niet voor zijn. Ik zou op geencrlei voorwaarde door particulieren of door wien ook, gebruik laten maken van de openbare straat om als concurrent op te treden tegen de gasfabriek. Wat de vraag betreft van den heer De Goeje, in de Leeskamer ligt een uitvoerig rapport van de Commissarissen der Gasfabriek over deze zaak. Wanneer werkelijk gebleken was dat er behoefte niet bij enkelen, maar bij velen in de gemeente bestond aan electrisch licht en als er kans op succes was, dan zouden, als ik mij niet bedrieg, Commissarissen er zeer sterk voor zijn, en zouden zij de electrische verlichting zeker ter hand nemen. De heer De Goeje. Het doet mij genoegen dit te hooren. Ik en verscheidene andere ingezetenen met mij hebben uit de circulaire, die de Commissarissen gezonden hebben, den indruk gekregen, dat zij het alles behalve aangenaam zouden vinden. De Voorzitter. Die circulaire had wellicht iets uitvoeriger kunnen zijn. Wilt u de resultaten daarvan leeren kennen, dan moet u het rapport van Commissarissen, dat in de Leeskamer ligt, lezen. De beer Fockema Andreae. Ik wil niet in den breedc in discussie treden over de concurrentie met de gasfabriek, welke hier is gerele veerd, maar de theorie van u, M. de V., daaromtrent komt mij niet juist voor. Wanijeer aan de gemeente gevraagd wordt voor het een of ander doel gébruik te mogen maken van de openbare straat of van een of ander gemeentewerk, mag de gemeente, als publiekrech telijk lichaam dat weigeren, indien het publiek belang zich daar tegen verzet, maar niet ouidat haar belang als leverancier van gas zich daartegen verzet. Uwe bedoeling daaromtrent, M. d. Vzou ik niet gaarne onderschrijven. Wat betreft uwe opmerking, M. d. V., dal slechts gevraagd en voorgesteld wordt, eene vergunning tol wederopzeggens toe te ver leenen, wij geven zoovele vergunningen lol wederopzeggens toe, die feitelijk, omdat men een eenmaal gemaakt werk niet weer wil doen opruimen, blijvende vergunningen zijn. Nu zou ik het volgende vreezen. Er wordt een proef genomen, met een kabel boven den grond; be hoeft de proeftijd vermoedelijk maar 14 dagen te duren; de proef voldoet, dan zal de kabel waarschijnlijk boven den grond blijven. Juist om niet den indruk te geven, dat dit de loop der zaak zal mogen zijn, zou ik gaarne, wanneer de vergunning al wordt verleend, terstond nu zien uitgemaakt, dat, indien de proef met een kabel in de lucht voldoet, de definitieve vergunning niet anders zal worden gegeven dan voor een ondergrondsche geleiding. De Voorzitter. Dat zal bij een later onderzoek ter sprake kunnen komen. De heer Fockema Andreae. Ik vind het beter dat het nu ter sprake komt. Dat technisch onderzoek van deskundigen behoeft dan niet te loopen vooral over de gevaren van een bovengrondsche, maar speciaal ook over die van eene ondergrondsche geleiding. De Voorzitter. De heer Fockema Andreae zou dus reeds in prin cipe door den Raad willen laten beslissen, dat nimmer vergunning zal worden verleend tot bovengrondsche geleiding, maar wel tot ondergrondsche, wanneer daai legen geen technische bezwaren beslaan. De heer Fockema Andreae. Ik weet niet of bet goed zal aan sluiten aan het voorstel, ik heb, wijl ik den proeftijd niet kende, geen gelegenheid gehad de formuleering nauwkeurig na te gaan, maar ik meen dat mijne bedoeling zeer goed zou uitgedrukt worden, door achter de alinea welke begint met de woorden: «Wij geven Uwe Vergadering enz.", als amendement te voegen: »voor den tijd van één maand (want als de proeftijd 14 dagen is, zal één maand wel voldoende zijn) onder bepaling, dat een definitieve kabel niet gelalen of gelegd worden zal boven den grond". Het amendement wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer Cock. Ik heb enkel het woord gevraagd om het denk beeld van den heer Fockema Andreae te steunen betreffende geleiding van electriciteit door kabels of draden boven de huizen of erven en dus door de lucht. Ik treed niet in de beschouwingen, die deze heer geleverd heeft over het al of niet raadzame en geoorloofde van bescherming van de gasfabriek, evenmin in eene redeneering over het al of niet oprichten van eene electrische fabriek, waarover de heer De Goeje gesproken heeft, maar ik wensch alleen over de ge- geleiding te spreken. Ik ben tegen geleiding van electriciteit door de lucht, maar niet tegen die onder den grond, wanneer uit een onderzoek van des kundigen blijkt, dat dat geen gevaar oplevert. Hebben wij eens toe gestaan, om een kabel door de lucht te leggen, dan zal het moeilijk vallen, hel aan een ander te weigeren. Ik geloof dat geleiding boven den grond, behalve uit een oogpunt van schoonheid, ook nog met het oog op mogelijk gevaar afkeuring verdient Door de restrictie, •die de heer Fockema Andreae voorstelt, is mijn bezwaar weggenomen. Hoe het onderzoek van de deskundigen ook moge uitvallen, al mogen zij een bovengrondsche geleiding ook nog zoo onschadelijk achten, ik zou er niet licht mijn stern aan kunnen geven. Men moet niet zeggen, dat door een dergelijk votum de instructie zal bemoeilijkt worden op grond dat in het eerste geval, namelijk ondergrondsche geleiding, de industrieelen wel en in het andere geval, geleiding door de lucht, de industrieelen niet zouden overgeleverd zijn aan de willekeur van de eigenaars der betrokken buizen en erven en zoodoende aan zeer groole financiecle bezwaren zouden bioot staan. Dit is zoo niet. In beide gevallen zullen zij zich met de eigenaars moeten verstaan en dus in beide gevallen aan dezelfde mocielijkheid bloot staan. Voor eenigen lijd, minstens een half jaar doch waarschijnlijk langer geleden, ben ik genoodzaakt geweest de heerschende jurisprudentie omtrent deze rechtsquaestie na te gaan. Het is mij toen gebleken, dat volgens die rechtspraak volkomen on geschonden blijft het recht van eiken eigenaar om boven zijn huizen geen kabels of draden te dulden. Wel is waar was er toen nog geen arrest in het allerhoogste ressort, maar toch was de zaak althans indien ik mij goed herinner reeds in tweede instantie behandeld. De betrokken maatschappij, de Bell-Telephoon-Maatschappij meen ik, schijnt het raadzaam gevonden te hebben in die uitspraak te berusten en geen cassatie aan te teekenen. Er zullen dus door mijn votum in dit opzicht aan de Katoenmaatschappij en aan de Industrie in het algemeen geene meerdere moeielijkheden in den weg worden gelegd dan reeds thans bestaan. Hoogstens wordt zij iets bemoeilijkt, omdat de kosten eenigszins grooter worden bij eene geleiding onder den grond dan bjj die door de lucht. De heer Hasselbach. M. d. V.! Wanneer zich op de circulaire van de Commissarissen der Gasfabriek omtrent den wensch voor electriciteit genoeg liefhebbers hadden aangemeld en er ware eene electrische installatie bij de gasfabriek gemaakt, dan zou die toch niet alleen voor verlichting, maar ook voor beweegkracht hebben moeten zorgen; dal was toch de bedoeling geweest. Dè gemeente zou dan wel dege lijk met het toestaan van ondergrondsche of bovenluchlsehe kabels concurrentie ondervinden van de Katoenmaatschappij. De Voorzitter. Die clectricileilsfabriek bezitten wij nog niet. Burg. en Weth. zijn niet legen het verzoek om beweegkracht, die voor eigen inrichtingen hestemd is te mogen overbrengen, omdat de beide ge houwen eigenlijk maar één fabriek uitmaken, hoewel hel mogelijk is, dat indertijd, wanneer er eene fabriek voor hel brengen van elec trische beweegkracht aan de gasfabriek wordt opgericht, de katoen maatschappij eene concurrente van de gemeente zal zijn. De heer Hasselbach. M. d. V.! Ik hen niet in principe tegen uw voorstel. Ik geloof alleen dat dit het groote verschil is tussehen u en den heer Kaiser, dat hij ook de concurrentie weren wil ten aan zien van de beweegkracht. De Voorzitter. Ik heb dat ten slotte van den heer Kaiser begrepen. De heer De Vries. Ik zou gaarne den heer Fockema Andreae in overweging willen geven den termijn van eene maand in zijn amen dement uit te hreiden tot 2 maanden. De proeftijd immers duurt volgens de mededeeling van den heer Driessen twee weken, nadat de kabel gelegd is, terwijl de termijn van één maand niet alleen omvat den proeftijd maar ook den tijd voor het leggen der kabels vereischt. Het maakt trouwens ook niets uit of de termijn iels langer is. De Voorzitter. Burg. en Weth. zijn ook in beginsel tegen kabels in de lucht, oui nog een andere reden dan de heer Fockema Andreae. Men kan in een dergelijke vergunning wel zetten: «behoudens het recht van derden", maar een particulier behoeft naar mijn inzien hoven zijn huis niet electrische kabels van een ander te gedoogen. Zoo is ook, naar ik meen, beslist hij een vonnis, ik geloof van de Amsterdaiusehe Rechtbank; ware dit anders, dan zou het gemeente bestuur er tegen moeten waken, dal dergelijke zaken boven het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 3