94
DONDERDAG 12 DECEMBER 1895.
eigenlijk noodig zou zijn. De Vereeniging heeft geantwoord, dat zij
hel niet wist en toen hebben Burg. en Weth. zeiven een bedrag
moeten vaststellen. Tot dit bedrag van 800 zijn wij, gelijk de
Raad zich zal herinneren, gekomen door bij het gewone subsidie ad
400 te voegen het gemiddelde van hetgeen in de laatste jaren
door de gemeente was uitgegeven voor personeel. Bij die raming
is echter een post vergeten, nl. deze. De gemeente gaf ook het
materieel enz., en nu is door de ervaring gebleken, dat het noodige
materieel, hetwelk eene kapitaaluitgave eischt van 1660, om de a
jaar moet worden vernieuwd. Het blijkt dus, dat verleden jaar onze
raming ecnigszins te laag was, en dal de gemeente vroeger, toen die
vicieuse regeling bestond, aanmerkelijk meer gaf dan nu. Op die
gronden zijn Burg. en Weth. tot de overtuiging gekomen, dat wil
men de ijverige Commissie steunen in eene zaak, die wij allen zeer
op prijs stellen, nl. in het organisecren van het eenige volksfeest, dat hier
met eenigen luister wordt gevierd, wij werkelijk dat subsidie tot
f 1000 moeten verhoogen.
Kwaad kan het toch niet. Ik heb mij persoonlijk overtuigd dat
het beheer door het bestuur der vereeniging zoo zuinig mogelijk
wordt gevoerd, en wanneer later mocht blijken dat de Drie-Oclober
vereeniging dal subsidie niet noodig heeft, met instandhouding van
een reservekas van ten hoogste f 1500, zullen wij de gelegenheid
hebben het subsidie te verminderen. Ik geloof evenwel, dat daartoe
voorloopig geen rede zal zijn. Zooals de heeren uit de stukken zien,
heeft de vereeniging een schuld van 800 tengevolge van het aan
schaffen van materieel. Het is dus werkelijk gebleken, dat de Drie-
Octobervereeniging aan het subsidie van 800 in den regel niet ge
noeg zal hebben.
Wat ik het vorige jaar meende, dat de ingezetenen meer zouden
kunnen contribucercn. is ook anders uitgekomen. De vereeniging
heeft herhaaldelijk pogingen daartoe aangewend, maar de contributiën
zijn wel achter, maar niet vooruitgegaan. Wil men dus de Commissie,
die alle eer en ondersteunning verdient, omdat zij met groole moeite
en toewijding geheel belangeloos dat feest organiseert, steunen, dan
zal men niet anders kunnen doen dan het subsidie op 1000 te
brengen.
Op het verzoek wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig
het voorstel van Burg. en Weth. beschikt.
IX. Supplctoire staat van begrooting, dienst 1894, van het college van
Vrouwen Kraammoeders.
(Zie log. St. n°. 286.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
X. Rekening over 1894 van het college van Vrouwen Kraammoeders.
(Zie Ing. St. n®. 290.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XI. Verzoek van het Bestuur van den Bakkersgezellenbond Verbe
tering zij ons streven" omtrent Zondagsrust.
(Zie Ing. St. n°. 287.)
De heer Pera. Ik wensch een enkele vraag tot u te richten,
M. d. V.
In het adres wordt gesproken van de ontduiking van de Zondags
wet. Voor zoover ik nu kan nagaan, is de bedoeling van het adres,
dat maatregelen worden genomen, om de overtredingen te keer te
gaan. Ik ben met de bepalingen van de Zondagswet niet bijzonder
op de hoogte, en nu zou ik gaarne de vraag willen doen, of werke
lijk de Zondagswet zoozeer ontdoken wordt, als deze vereeniging
aangeeft.
De Voorzitter. Ik kan den heer Pera wel in het bezit stellen
van een exemplaar van de Zondagswet, maar daar zal hij natuurlijk
niet in vinden, of zij ontdoken wordt. Voor zoover mij bekend is,
gebeurt het niet; wordt zij ontdoken, dan wordt er proces-verbaal
opgemaakt.
De heer Pera. Dan zou men moeten constaleeren, dat in het adres
een uitdrukking voorkomt, die niet waar is.
De Voorzitter. Dat kan wel zijn. Ik neem den inhoud van het
adres niet in bescherming, maar alleen het voorstel van Burg. en
Weth.
Op het verzoek wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig
het voorstel van Burg. en Weth. beschikt.
XII. Idem van A. J. Van der Goes—Van Loghem, om vrijstelling
van schoolgeld voor de Kweekschool voor onderwijzers.
(Zie Ing. St. n*. 288.)
XIII. Idem als voren van W. C. Maarleveld.
(Zie Ing. St. n®. 289.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth.
beschikt.
XIV. Idem van de Leidsche Katoenmaatschappij omtrent heileggen
van eene electrische verbinding.
(Zie Ing. St. n®. 291.)
De heer Kaiser. M. d. V.! Gaarne zoude ik van u vernemen om
welke reden voorgesteld wordt, de Leidsche Katoenmaatschappij te
vergunnen eene electrische geleiding op de openbare straat te maken
alleen voor beweegkracht; waarom haar niet tevens wordt toegestaan
de geleiding te gebruiken voor electrische verlichting. Dat laatste
wordt zelfs bepaald verboden.
De Voorzitter. Ik kan daarop het volgende antwoorden.
De gemeente heeft eene gasfabriek en wij moeten, zoolang wij die
hebben, al het mogelijke doen om ons eigen voordeel te bevorderen.
Nu kunnen wij natuurlijk niet beletten en niet voorkomen, dat een
particulier electrisch licht gebruikt, maar zoodra men komt vragen
om gebruik te maken tot een of ander doeleinde van de openbare
straat, dan hebben wij het recht dat te verhinderen, wanneer wij
meenen, dat het met de gemeentebelangen in strijd is. Nu doet
zich hier een dergelijk geval voor. Wij meenen dat het niet in het
belang der gemeente is. het gebruik van electrisch licht door parti
culieren te bevorderen, door hun gelegenheid te geven, daartoe van
den openbaren gemeenteweg gebruik te maken.
Dit is de reden van hel verbod, om de geleiding voor electrische
verlichting te gebruiken, maar men kan hierover natuurlijk verschil
lend denken.
De heer Kaiser. M. d. V.! Nu u de zaak zoo opvat moet ik tot
mijn spijt tegen het voorstel stemmen. Het heeft toch nooit in de
bedoeling gelegen dat de gasfabriek bij eventueele oprichting van een
electrisch station alleen electrieiteit zoude leveren voor verlichting,
maar ook voor andere doeleinden waaronder voortbrenging van be
weegkracht. Als deze opvatting de juisie is dan is hel leggen van
draden of kabels door particulieren in of op openbare straten niet
geoorloofd, onverschillig of zij gebruikt worden voor verlichting of
beweegkracht. Het station zoude, dit ligt althans in mijne bedoeling,
alleen electrieiteit leveren en zich niet inlaten met het gebruik dat
men daarvan maken wil.
De Voorzitter. Wij beperken de vergunning juist tot deze voor
waarde, dat geen gebruik zal worden gemaakt van de verbinding
tot verlichtingsdoeleinden. De Katoenmaatschappij is volkomen bevoegd
aan beide fabrieken electrisch licht te gebruiken, maar dan wordt
daarvoor geen gebruik gemaakt van den openbaren gemeenteweg en
blijft de verlichting binnen het terrein van elke fabriek beperkt.
Overigens kan ik er bijvoegen, dat de Katoenmaatschappij er ook
niet om gevraagd heeft.
De heer Kaiser. De firma verzoekt een kabel tot geleiding van
electrieiteit, op of in publicken weg te leggen. Het blijlt in beginsel
hetzelfde waarvoor de electrieiteit gebruikt wordt. Men zal nu voor
loopig beproeven de langs dien kabel stroomende electrieiteit aan te
wenden voor beweegkracht, maar het ligt, naar het mij toeschijnt, in
de bedoeling, om, wanneer de proef slaagt, daarvan ook voor ver
lichting en andere doeleinden gebruik te maken.
M. d. V., wanneer u het beginsel vasthoudt, dat de gasfabriek het
leveren van electrieiteit in handen moet houden, en u dus niet aan
particulieren de vrije beschikking wil geven over draden en kabels
liggende op den openbaren weg, moet ik tegen uw voorstel stemmen,
wat ik zoo vrij zal zijn te doen.
De Voorzitter. De heer Kaiser stelt zich op het standpunt der
Katoenmaatschappij, en wil de twee fabrieken electrisch verlichten,
maar hiervan is de rede niet, want men vraagt daarvoor niet van
de openbare straat gebruik te maken. Wij stellen ons op het stand
punt van de gemeente en achten het niet in haar belang, het parti
culier gebruik van electrisch licht te bevorderen. Wij kunnen nu
dit natuurlijk niet tegengaan, wanneer het in eigen huizen gebeurt,
maar wanneer iemand ons vraagt, om daarvoor de openbare straat
te gebruiken afgescheiden nog om de groote gevaren, wellicht
aan de inwilliging van het verzoek in het algemeen verbonden --
dan zeggen wij Burg. en Weth, kunnen daartoe niet adviseeren. VVij
willen u vergunning geven, wanneer uit een technisch onderzoek van
deskundigen blijkt, dat er geen bezwaren zijn om de kabels over de
openbare straat te leggen, mits gij daarvan geen gebruik maakt voor
verlichtingsdoeleinden.
De heer Fockema Andreae. Ook ik heb tegen het voorstel zooals
het daar ligt, bezwaar. Dit ligt echter niet in de richting van het
bezwaar van den heer Kaiser. Ik moet erkennen, het komt mij reeds
kras voor, electrische verlichting door een particulier ten eigen be
hoeve tegen te werken, het iemand moeilijk te maken zijn eigen
huis electrisch te verlichten omdat men zelf eenmaal gas levert. Maar
het zou mij nog veel krasser schijnen te doen wat de heer Kaiser
schijnt te willen, nl. een particulier te verhinderen electrieiteit als
beweegkracht te gebruiken, omdat men zelf mettertijd misschien een
inrichting voor electrieiteit kan maken en dus vooruit te loopen op
het monopolie dat de gemeente zich later zou kunnen verzekeren.
In die richting ligt, zooals ik reeds zeide, mijn bezwaar niet, maar
wel in bet deel van het verzoek, dat spreekt van het aanbrengen
van een geleiding boven den grond. Nu weet ik wel, dat het slechts
geldt een proef, maar eene, waarvan wij niet weten, waarvan niet
bepaald wordt althans, hoelang zij zal duren, en met voorbehoud van
het recht of althans van het plan om later te maken eene definitieve
geleiding hetzij onder, hetzij boven den grond. Het komt mij voor,
dat wij ons moeten hoeden voor den eersten stap, waar het geldt
het aanleggen, van een electrische geleiding boven den grond. Wij
hebben eenmaal hier telcphoondraden in de lucht, dat is niet anders
(gelukkig zijn zij niet zoo hinderlijk als elders, omdat het gebruik
van den telephoon in Leiden niet zeer uitgebreid is) maar ik zou
er niet gaarne toe medewerken om ook kabels tot overbrenging van
electrieiteit boven den grond te maken. Zij zouden de stad in hooge
maten ontsieren en daarvoor moeten wij ons wachten, vooral in een
tijd, waarin in andere opzichten veel wordt gedaan om de stad een
meer sierlijk uiterlijk te geven.
Op deze gronden zal ik tegen het voorstel stemmen, Ware het
aldus gewijzigd ik ken den termijn van proefneming niet en kan
dus geen amendement, in dien geest indienen dat de proef werd
toegestaan voor een bepaalden tijd, met bijvoeging van deze bepaling,
dal geen definitieve vergunning zal worden verleend voor eene lueht-
geleiding, dan zou ik mij met het voorstel kunnen vereenigen.
De Voorzitter. Wat het laatste gedeelte van de rede van den
heer Fockema Andreae betreft, de Raad wordt slechts in de gelegen
heid gesteld zijne principieele bezwaren tegen inwilliging van het