-- 94 Art. 3. Alle gaspijpen binnen een gebouw noodig moeten van ijzer of ander stevig metaal zjjn. l)e verbindingen der pijpen zullen zoodanig moeten liggen, dat zij gemakkelijk zijn bloot te leggen en vooral niet tusschen plafonds, in besloten of betimmerde kasten, of op eenige andere wjjze mogen verborgen worden. Art. 4. Bij brand in een gebouw zal dadelijk op aanwijzing van den Directeur der gasfabriek of diens gemachtigde, de afsluilkraan bedoeld in art. 2, worden gesloten en de meter zoo noodig worden verwijderd. Deze zal niet weder worden geplaatst, dan nadat alle brandgevaar zal zjjn geweken. Art. 5. Door en voor rekening der gasfabriek, zal de aanleg der leiding uit de straatbuis geschieden; bij vaste gebouwen tot tegen de stoep of wanneer deze ontbreekt tot tegen den muur of voor gevel. Het aanbrengen van de gasleiding onder de stoep en verder bin nenshuis, kan mede desverkiezende vanwege de gasfabriek geschieden; de kosten hiervan zullen door de belanghebbenden worden gedragen en in één of meer termijnen, ter beoordeeling van Commissarissen, doch uiterlijk binnen een jaar na de oplevering moeten worden betaald. Art. 6. Indien de bewoner de leiding binnenshuis door eigen werklieden wil doen leggen en bevestigen, zal hem zulks, uitgezon derd h£t plaatsen van den meter geheel vrjjstaan; de werklieden zullen zich daarbjj te houden hebben aan de voorschriften door, of namens den Directeur der gasfabriek te geven. Alvorens de leiding geheel is afgewerkt, dus vóór de oplevering, moet door of namens den aanvrager aan den Directeur hiervan schrif telijk kennis worden gegeven, die alleen dan gas zal verschaffen wanneer de leiding ten zijnen genoege in orde wordt bevonden. Art. 7. Van iedere verplaatsing of vermeerdering van lichten, zal door den gasverbruiker aan den Directeur schriftelijk worden kennis gegeven. De verlangde veranderingen mogen alleen onder zijn toezicht ge schieden. Art. 8. Het verbruikte gas zal moeten worden gemeten door een, overeenkomstig de wet, geijkten drogen of natten meter, welke binnen 80 cM. van den afsluilkraan bedoeld in art. 2 moet geplaatst worden, onbewegelijk op een vasten bodem of voetstuk, met de steunpunten in een waterpas vlak tusschen de leiding met jjzeren verbindingen. Art. 9. Alle meters zullen het verbruikte gas moeten aanwijzen in kubieke meters, overeenkomstig de bestaande wetteljjke bepalingen. Art. 10. De gasverbruikers kunnen dezen meter hetzij in eigendom, hetzij in huur hebben. Eigendom is alleen geoorloofd bij gebruik van meters met een meetvermogen grooter dan 1400 kub. decimeters per uur (10 lichts), onder voorwaarde, dat de meter volgens de voorschifteu der wet geijkt zijhet onderhoud blijft dan voor rekening van den eigenaar. Bjj huur blijft het onderhoud voor rekening der gasfabriek; terwijl in beide gevallen de verbruiker verplicht is zorg te dragen voor eene behoorlijke omkleeding en omkasting van den meter; ook is bij verplicht de meters tegen vorst te beveiligen. Art. 11. Het bedrag der meterhuur, maandelijks te voldoen, wordt bepaald als volgt: voor een 3 lichts0.15 5 0.15 10 0.15 20 0.30 30 0.40 60 0.55 600.75 80 0.85 100 1.00 150 1.20 200 2.00 Art. 12. Bjj het begin van iedere maand, zal van wege den Direc teur, desverlangd in tegenwoordigheid van den verbruiker, op den meter worden opgenomen, de sedert de laatste opneming verbruikte hoeveelheid gas; deze wordt thans berekend tegen den prjjs van vijf cents per M*. Art. 13. Zoolang de toestellen niet geheel zullen zijn afbetaald, blijven zjj het eigendom van de gasfabriek en ingeval het pand door den verbruiker wordt verlaten, alvorens hij de kosten van aanleg geheel heeft afbetaald, wordt aan den persoon, die dit perceel of een gedeelte daarvan betrekt, geen gas afgeleverd, alvorens hjj aan de verplichtingen van zjjn voorganger in dit artikel bedoeld heeft voldaan. Art. 14. Wanneer door den gasverbruiker de betalingen der verschuldigde gelden voor de kosten van aanleg, reparatie, meter- huur, verbruikt gas of uit welken hoofde die mochten voortspruiten niet geschieden binnen eene maand na toezending der rekening of aanbieding der kwitantie, is de Directeur verplicht den aanvoer van gas af te sluiten, tot zoolang de schuld van genoemden gasver bruiker voldaan is. De gasverbruikers zijn verplicht ten voorschreven einde ten allen tjjde den toegang tot den meter te verleenenbjj weigering is de Directeur gemachtigd den gastoevoer af te snjjden. Art. 15. De gelden verschuldigd door de levering van buitengewonen of voorbjjgaanden aard, ter beoordeeling van den Directeur, zooals voor het gebruik van gas in tijdelijke gebouwen of plaatsen van openbare vermakelijkheden, kermistenten of kramen enz., moeten eiken dag worden voldaan, terwjjl in dit geval aanleg en meterplaatsing geschieden tegen eene vergoeding der kosten door den Directeur te bepalen, Art. 16. De Directeur beeft: a. de bevoegdheid om voor alle geldelijke verplichtingen der gas verbruikers tegenover de gasfabriek vooruitbetaling te vorderen, terwijl het bedrag door den Directeur zal worden geraamd; b. ten allen tjjde het recht den meter te doen opnemen en dadeljjk betaling te eischen van het verbruikt gas, enz. en bij niet voldoening der gevorderde gelden het recht tot dadelijke afsluiting of afsnijding. Art. 17. Elke aanvraag tot levering moet schriftelijk geschieden ten name van een bepaald persoon, die geaeht wordt, de aanvraag voor zijne eigene rekening te hebben gedaan. Art. 18. De verbruiker, die geen gas meer verlangt te genieten, is verplicht hiervan aangifte te doen bij den Directeur, die de be voegdheid heeft daarna de aanvoerbuizen te doen afsnijden en den meter te doen wegnemen. De verbruiker blijft inmiddels verplicht, het verschuldigde voor het verbruikte gas te betalen overeenkomstig de aanwijzing van den meter. Evenzoo is de verbruiker die een perceel verlaat of niet langer gebruikt, verplicht hiervan aangifte te doen bij den Directeur, opdat deze den meter dadelijk zal kunnen doen opnemen en de nog ver schuldigde gelden innen. Art. 19. Het Bestuur der gasfabriek is in geen geval aan sprakelijk voor het beschadigen, afbreken, wegnemen of vernielen van den nieter of de toestellen, door den verbruiker, zijne huisge- nooteu of andere personen niet behoorende tot het personeel der gasfabriek. Art. 20. Het Bestuur der gasfabriek zal, zoo onverhoopt de levering van gas belemmerd wordt of door eenige explosie schade aan ge bouwen of erven wordt veroorzaakt, tol geene schadevergoeding, aan de gasverbruikers gehouden zjjn. Art. 21. De Directeur heeft de bevoegdheid, om ten allen tijde op de gasvlammen te doen toezien en alle voegzame middelen aan te wenden om de gasfabriek tegen misbruik en kwade trouw te vrijwaren. Art. 22. Indien de Directeur van oordeel is, dat door voortdurende oneenigheden met een gasverbruiker de overeenkomst met dezen moet vervallen, kunnen Commissarissen beslissen dat de levering van gas dadeljjk eindigt, zonder dat de gemeente tot eenige schade vergoeding verplicht is. N®. 321. Leiden, 23 December 1895. Zooals in de zitting van 12 Decemberjl. werd medegedeeld is aan den eervol ontslagen agent van politie der 3de klasse F. Fridsma een pensioen toegekend van 125.41 per jaar wegens ziekelijke gesteld heid waardoor hij niet meer in staat is zijne betrekking te nemen. Het is ons gebleken dat Fridsma wegens zwakken gezondheidstoe stand, hjj is lijdende aan eene ziekte zijner longen, niet in staat is op andere wijze in het onderhoud van zijn gezin te voorzien, zoodat er, onzes inziens, wel termen zouden bestaan hem behalve zjjn pen sioen eenige tegemoetkoming te verleenen^ evenzeer ais geschied is bij Raadsbesluit van 16 Mei jl. ten aanzien van den wegens ziekte eervol ontslagen brugwachter W. Nuis. Ten einde alsnu door hem op een inkomen van f 250 per jaar met inbegrip van het pensioen, kunne worden gerekend, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan F. Fridsma eervorontsiagen agent van politie 3e klasse, tot wederopzeggens eene jaarljjksch toe lage uit de gemeentekas te verleenen ten bedrage van 124.59 inge gaan 15 Decemberjl. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkarjj van Gebroeders Moré

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 4