92
DONDERDAG 21 NOVEMBER 1895.
(Zie Ing. St. n'. 278.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burg en
Wcth. beschikt.
XX. Voorstel omtrent de bestendiging van de tarieven van de rente
en het administratieloon der Bank van Leening.
(Zie Ing. St. n*. 281.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XXI. Bezwaarschriften tegen het Kohier der Plaatselijke Directe Be
lasting, dienst 1895. Tweede gedeelte.
(Zie Ing. St. n". 277.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform de
voorstellen van Burg. en Weth. besloten.
De Voorzitter. Vóór de vergadering gesloten wordt, heb ik eene
mcdedeeling te doen.
Burg. en Weth. hebben gemeend eene missive te moeten richten
tot het Gemeentebestuur van Soeterwoude, met de vraag op welke
wijze, bij brand in of nabij de Praktische Ambachtsschool, die op het
grondgebied van de gemeente Soeterwoude ligt tegen brandgevaar,
door die gemeente zou gewaakt worden. Toen is gebleken, dat de
spuit van Soeterwoude zeer ver verwijderd is van de Ambachtsschool;
zij staat nl. in de Heerenstraat, komt er dus brand in of nabij ge
noemd gebouw, van zoo groot belang voor de gemeente, dan ontstaat
er groot gevaar, dat er niet tijdig hulp zal worden verleend.
De hecren zullen weten dat, wanneer eene gemeente bij brand,
hulp verlangt van eene naburige, zij eerst de hulp aan den Burge
meester, als het hoofd der brandweer, moet aanvragen, vóór er uit
gerukt kan worden, en dat de kosten daarvan door de gemeente,
die hulp vraagt, moeten betaald worden. Nu zou bet te laat kunnen
worden, wanneer men moest wachten op die requisitie. Daarom hebben
Burg. en Weth. aan het gemeentebestuur van Soeterwoude gevraagd,
of het niet wenschelijk zou zijn, dat onze brandweer altijd ongevraagd
kon uitrukken, om hulp te verleenen, wanneer er brand uitbreekt in
of bij de Praktische Ambachtsschool, en dat de kosten in dat geval
door de gemeente Soeterwoude zouden worden vergoed. Daarop heb
ik een bezoek gehad van den Burgemeester dier gemeente, die mij
mededeelde, dat er bij zijn gemeente gcenerlei bezwaar tegen bestond,
maar dat het wenschelyk zou zijn om die bepaling nog wat verder
uit te breiden. Daaromtrent is van Burg. en Weth. van Soeterwoude
eene missive ingekomen, waarbjj zij goedkeuren, dnt de brandweer
van Leiden ongeroepen uit kan rukken, wanneer er brand ontstaat
in of nabij de Practische Ambachtsschool, maar zij verzoeken tevens
die bepaling uit te breiden tot het huis van den heer Noordraan op
den Haagweg.
Wij dcelen dit aan den Raad mede, hoewel het eigenlijk een
quaestie van het hoofd der brandweer, en een afspraak tuschen twee
collega's is; omdat echter dit onderwerp vroeger bij den Baad aan
hangig is geweest naar aanleiding van de grensuitbreiding, meenden
wij daarvan den Raad mededeeling te moeten doen.
Bij ons beslaat geenerlei bezwaar, om ongevraagd te doen, wat w(j
toch zouden doen, als onze hulp werd ingeroepen builen de gemeente.
Alleen is het dan noodig, dat de kosten, die daarvan het gevolg zijn.
betaald worden door de gemeente, die hulp vraagt.
De heer De Goeje. M. d. V.! Wordt de hulp, verleend bij brand
in de Praktische Ambachtsschool, ook door Soeterwoude betaald
De Voorzitter. Ja, mijnheer De Goeje! Wij hebben ons afgevraagd
wzt er gebeuren zal als er in of bij de Praktische Ambachtsschool
brand ontstaat, en vroeger schijnen daarover ook onderhandelingen
gevoerd te zijn door het Bestuur dier inrichting.
Natuurlijk moet de gemeente Soeterwoude die hulp betalen, want
de school is in de gemeente Soeterwoude gelegen.
De heer IIasselbach. Is er bedoeld, dat lot en met het huis van
den heer Noordraan, de brandweer ongeroepen kan uitrukken.
De Voorzitter. In de missive staat zeer duideljjk: »lot het huis
van den heer Noordraan, maar ik zou er anders toch geen bezwaar
tegen hebben. Wij zouden het toch doen uit comitas iuris gentium.
De heer Do Ried. Dus ook de molen is er onder begrepen, maar
in zoo'n molen kan gemakkelijk brand komen?
De Voorzitter. In de missive wordt de molen, en dus ook de
houtzagerij van den heer Noordman genoemd.
Verlangd nog iemand het woord?
De heer Fockema Andreae. Eenigen tijd geleden, heeft de Raad,
en ik heb er zelf tot mijn leedwezen toe medegewerkt, toestemming
gegeven tot aanplemping van den wal bij de Borstelbrug. Nu er
een huis op dat aangeplempte gedeelte gebouwd is, komt het mij
voor, dat het, daar staande achter de brug, met een deel der brug
en een gaslantaarn voor de ramen, een misstand geeft. Wij allen te
zamen hebben tot dat besluit medegewerkt, en de meesten onzer
zullen er, naar ik gis, wroeging over gevoelen; het huis staal er nu
eenmaal, maar om dergelijke wroeging in het vervolg te voorkomen,
zou ik tot het Dag. Bestuur de vraag willen richten, om, wordt ooit
wederom dergelijk voorstel bij den Raad ingediend, den requestrant
niet alleen eene teekening te vragen, zooals wij in dit geval gehad
hebben, maar eene teekening van den opstand, opdat de Raad goed
zal kunnen zien wat hij gaat doen.
Hieraan zou ik een tweede verzoek willen toevoegen.
Het komt mij niet onwaarschijnlijk voor, dat te eeniger tijd door
den eigenaar van genoemd huis aan het Dag. Bestuur een verzoek
zal worden gericht, met betrekking tot die gaslantaarn en tot die
brug, waarvan hij dan zal beweren dat zij staan voor zijn huis, ter
wijl, zooals de heer De Laat de Kanter eens geestig heeft gezegd,
niet de gaslantaarn en de brug voor het huis staan, maar het huis
achter de brug en de gaslantaarn.
Ik zou nu aan het Dag. Bestuur in overweging willen geven, om,
indien dergelijk verzoek inkomt ik weet niet tot wiens compe
tentie het behoort daarvan den Raad in kennis te stellen.
De Voorzitter. Ik heb er geen bezwaar tegen deze zaak bij Burg.
en Weth. ter sprake te brengen.
De heer Fockema Andreae. Ik dank u, M. d. V.!
Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering"*
gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré