DONDERDAG 21 NOVEMBER 1895. 91 De Voorzitter. Zooals ik reeds opgemerkt heb, laten Burg. en Weth hel oogenblik waarop het onderzoek zal worden ingesteld vol komen aan den Raad over. üe wijze waarop de heer Fockema An- dreae wil werken, lijkt mij wel wat zonderling; nl. om bij stukken en brokken het resultaat van het onderzoek bij den Raad te brengen. Terecht zou men dan zeggen dat het onderzoek niet is afgeloopen. De heer Fockema Andreae moet begrijpen dat wij niet bezig zijn te sneken over de wenscheljjkheid of over de noodzakelijkheid van de oprichting van een abattoir. Wij willen aan den wensch van den Raad tegemoet komen, door een rapport uit te brengen over de wenscheljjkheid en de noodzakelijkheid er van, over de kosten van oprichting en van exploitatie en over de kapitaalsuitgave, in een woord wii willen een volledig onderzoek instellen. Wat er in dit rapport moet staan en welke middelen moeten worden aangewend om de noodige gegevens voor een volledig onderzoek te verkrijgen, moeten Burg. en Weth. beoordeelen. Nu komen Burg. en Weth. den Raad vragen, om de deskundigen de inrichtingen in het buitenland te laten bezoeken, want in ons land deugen zij voor onze gemeente niet Wenscht de Raad het onderzoek niet, dan is de zaak uil en zullen wij voorloopig niet aan den wensch van de leden kunnen vol- doen die het uitbrengen van een rapport wenschelijk achten. Wij moeten wel onderscheiden de vraag of de oprichting van een abat toir noodzakelijk of wenschelijk is, en de quaestie van het on derzoek Burg. en Weth. die de zaak van alle kanten bekeken heb ben achten het wenschelijk dat onze deskundigen naar het buiten land gaan. Wil de Raad dit niet, dan wordt het verder onderzoek gestaakt en blijft het toegezegde rapport achterwege. De heer Van Hamel. Wanneer ik stem tegen het voorstel van den heer Pera en voor dat van Burg. en Weth., wil ik daarmede volstrekt niet te kennen geven, dat ik per se voor de oprichting van een abattoir ben, maar ik stel mij voor dat de reis van twee degelijke deskundigen, als de heeren Paul en De Jong, veel resultaten zal op leveren en dat wij daardoor gegevens zullen krijgen, welke den Raad in staat zullen stellen, met volle kennis van zaken te oordeelen. hen voorstel zal daarvan het gevolg zijn. dat alleen op die wyze kan voorbereid worden en dat voor 300 niet te duur gekocht zal zUn. De Voorzitter. Burg. en Weth. zijn het volkomen met u eens. Neemt de Raad dit voorstel aan, dan is in beginsel nog niet besloten tot de oprichting van een abattoir. De heer De Goeje. Ik wensch mijne stem even te motivecren. Ik zal stemmen vóór het voorstel van den heer Pera, en dat wel om deze reden. Op zich zelf erken ik de noodzakelijkheid van deze reis, wanneer men nu een volledig rapport omtrent deze zaak verlangt. Maar, zooals ik uit uw mond gehoord heb, M. d. V., kan vooreerst van de oprichting van een abattoir geen sprake zijn. In allen geval zal de zaak uitgesteld moeten worden tot de quaestie der grensuit- breiding van Leiden zal zijn beslist, en het is natuurlijk, dat wan neer daarover een beslissing gevallen is, men niet dadelijk tot de oprichting kan overgaan. Er zal dus een vrij lange tijd verloopep tusschen dit rapport en de uitvoering van het werk, en dat wensch ik niet Ik acht het beter dat het onderzoek, dat toch eenig geld aan de 'gemeente zal kosten, zoo dicht mogelijk plaats hebbe bij den tijd van uitvoering. Daarom vind ik het in het belang der gemeente, het onderzoek uit te stellen. De Voorzitter. Het is mijne subjectieve meening dat eene ge meente niet een abattoir kan oprichten buiten haar grenzen; andere achten het echter wel mogelijk. Volgens mijne meening laat de wet van 1875 die aan den Raad het recht toekent om te bepalen, dat zekere bedrijven alleen op bepaald aangewezen plaatsen moeten wor den uitgeoefend, niet toe daarvoor plaatsen buiten de gemeente aan te wijzen, doch alleen binnen de gemeente zelve. Waar zou anders de grens zijn? Bovendien kan het heffen van keur- en slachtloonen, omdat deze meer een publiekrechterlijk karakter dragen alleen binnen de gemeente geschieden. Maarzooals ik reeds opmerkte, eris wel wat tegen te zeggen; er schijnt iets op te vinden te zjjn om die jun- dieke bezwaren te ontgaan. Ik hen echter van eene tegenoverge- stelde meening. De heer Hasselbach. M. d. V.! Ik ben het geheel niet met u eens, dat de deskundigen alleen in het buitenland een beeld kunnen krügen van een abattoir. Ik geloof dat, wanneer Burg. en Weth. naar de genoemde plaatsen in ons land en in het buitenland schrij ven, men met alle genoegen de noodige gegevens zal zenden, want het plan van kosten, de bestekken en de teekeningen van die in- richtingen zullen daar nog wel bewaard zijn. Bij vergelijking van die verschillende teekeningen zou men daaruit wel een aanschouwe lijk beeld kunnen vormen van een abattoir dat voor Leiden past. Misschien is de tijd van stichting nog ver af en in dien tusschentijd kunnen nog zeer vele verbeteringen plaats hebben, welke wellicht tegemoet zouden komen aan het financieele bezwaar. Er is nog een reden die mij nopen zal, tegen het voorstel van Burg. en Weth. te stemmen. Onze deskundige Paul is nu overkropt met werkzaamheden voor het krankzinnigengesticht, zoodat zelfs hoogst noodige dingen, zooals de opmetingen in zake demping van het Levendaal, uitgesteld moeten worden. Werd de heer Paul nu wederom met een nieuw onderzoek belast, dan zou dat tot overspanning kunnen leiden. Daarom acht ik het zeer gemotiveerd de zaak uit te stellen. De Voorzitter. De laatste opmerking is geheel ongegrond. Het spreekt van zelf dat de werkzaamheden aan het krankzinnigengesticht niet verdaagd zullen worden. Ik kan den heer Hasselbach volkomen geruststellen: neemt de Raad dit voorstel aan, dan gaan de heeren morgen niet op reis. Er zal rekening gehouden worden met de an- dere werkzaamheden der gemeente. Uit de andere opmerking van den heer Hasselbach blijkt, dat hij geen voldoende studie van de zaak gemaakt heeft. Burg. en Weth. ïijn na studie tot de stellige overtuiging gekomen, dat het bezich tigen van eenige abattoirs door onze deskundigen in loco noodzakelijk is, en dat men niet, evenals bij het bouwen van een huis, verschil lende teekeningen naast elkaar kan leggen om de zaak volledig te beoordeelen. Men moet de inrichtingen zien, dit is niet alleen bet oordeel van onze deskundigen, maar ook van de Directeuren der abattoirs te Rotterdam en Amsterdam, die zeker wel deskundigen kunnen genoemd worden. De heer Cock. Ik wil er aan herinneren dat wij nu enkel over de motie van den heer Pera spreken. Ik zal mij onthonden het nut der zaak te behandelen, gelijk sommige sprekers hebben gedaan. Ik ben sterk voor de oprichting van een abattoir, als de mogelijkheid er toe bestaat; maar dit is hier de quaestie niet: wel, al dan niet uitstel van het onderzoek. Zooals u hebt opgemaakt, M. d. V., zal zoolang de grensuitbreiding van Leiden niet tot stand gekomen is, of minstens zoolang daarom trent geene definitieve beslissing is gevallen, van het stichten van een abattoir geen sprake kunnen zjjn. Gesteld eens dat die uitbrei ding binnen 3 jaren geschiedt, wat ik niet geloof, dan kunnen in dien tijd nog vele verbeteringen in de détails der inrichting en ex» ploitalie van abattoirs in liet algemeen zijn ontdekt en ingevoerd, welke de heeren dan op hun reis kunnen waarnemen. Daarom wensch ik ook hel onderzoek zoo kort mogelijk te doen voorafgaan aan de stichting. Ik ben het met den Voorzitter eens, dat het stichten van een abattoir buiten de grenzen van Leiden een onbegonnen werk zou zijn. In aansluiting, M. d. V., met uwe bezwaren, ontleend aan de wel van Juni 1875, ben ik zoo vrij ook nog te wijzen op een even groot, zoo niet grooler bezwaar ontleend aan de Gemeentewet. Deze veroorlooft ons natuurlijk niet om straf- of politieverordeningen te maken, die van kracht zouden zijn buiten de grenzen onzer gemeente. Daarbuiten heeft weer een andere Gemeenteraad de bevoegdheid ver ordeningen te maken. En nu vraag ik: hoe zal het mogelijk zjjn een abattoir maar eenigszins met vrucht te exploiteeren zonder eene vrij strenge Politieverordening door ons zeiven gemaakt? Daarom ben ik niet voor afstel maar voor uitstel. De heer Hassekbach. M, d. V.! Ik wensch met een enkel woord te releveeren wat u gezegd heb, nl. dat ik geen studie van de zaak heb gemaakt. Hoe kan ik studie van een zaak maken, die een enkel lid in de sectievergaderingen heeft ter sprake gebracht, en die nog niet eens in de Commissie van Fabricage is behandeld? De Voorzitter. Er was geene enkele reden voor om deze zaak in de Commissie van Fabricage te brengen. Daar komt zjj pas, wan neer zjj tot uitvoering wordt gebracht. De wenschelijkheid van een abattoir is, geloof ik niet betwistbaar. De vraag is alleen, of zulk een inrichting voor Leiden mogelijk is. Wat de tijdsbepaling van het onderzoek betreft, dat moet de Raad weten; het is Burg. en Weth. betrekkelijk onverschillig. De motie van den heer Pera wordt in stemming gebracht, met het gevolg dat er zich 12 stemmen voor en 12 stemmen tegen verklaren. Voor stemden de heeren Zaajjer, Zillesen, Van Lidth de Jeude, Fockema Andreae, Pera, Cock, Van Hoeken, Stadhouder, Eerstens, Hasselbach, De Goeje en Kaiser. Tegen stemden de heeren Dekhuyzen, Du Rieu, De Sturler, Driessen, Van Hamel, Kroon, Verster van Wulverhorst, Fan Dissel, Verhey van Wijk, Van Kempen, Van Rhjjn en De Vries. Daar de stemmen staken wordt het nemen van een besluit tot eene volgende vergadering uitgesteld. XIII. Verzoek van de Afdeeling «Vooruit'' van den Algemeenen Nederlandschen Timmerliedenbond, in zake de oprichting van het Krenkzinnigengesticht. (Zie Ing. St. n'. 270.) Op dit verzoek wordt overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming beschikt. XIV. Voorstel omtrent herstelling van de schoeiing achter de Infan terie kazerne aan het Galgewater en de afbraak van het daar gelegen schuitenhuis. (Zie Ing. St. n'. 271.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XV. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1895, van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. n*. 272.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. XVI. Begrooting, dienst 1896, van het Gereformeerd Minne-of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. n*. 273.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. XVII. Voorstel omtrent het verleenen van geheele of gedeeltelijke vrijstelling van de betaling van schoolgeld voor de Kweekschool voor onderwijzers. (Zie Ing. St. n'. 274.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XVIII. Verzoek van D. Braaksma, om vrjjstclling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n'. 275.) XIX. Idem van J. M. Platteel, echtgenoote van F. O. De Vries, omtrent doorhaling van hypolhekair-verband op terreinen in de Waard onder Leiderdorp.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 5