90
DONDERDAG 21 NOVEMBER 1895.
hoe in groote trekken een abattoir er uitliet, wat de oprichting kost,
welke reglementen er bestaan, welke de opbrengst is, welke de in
komsten zijn, kan men te weten komen, ook zonder zich te begeven
naar de in de stukken genoemde plaatsen. Wordt nu de zaak uit
gesteld dan zal wellicht bet Uag. Bestuur, voor zoover het de in
lichtingen al heeft, deze aan den Raad in den een of anderen vorm
kunnen overleggen, of voor zoover het die gegevens niet heeft, kunnen
trachten zich die te verschaffen. Dan zal de Raad vollediger dan nu
in de gelegenheid gesteld zijn, om over het voorstel te oordeelen.
De Voorzitter. Ik geloof dat, wanneer de Raad spoedig volledige
inlichtingen wil hebben, deze reis moet gedaan worden. Het onder
zoek is nu zoover gevorderd, dal alleen ontbreekt het bezichtigen
van abattoirs in buitenlandsche plaatsen, welke overeenkomen met
onze gemeente.
Wat de heer Fockema Andreae zegt, is betrekkelijk waar, nl. dat
men die gegevens in boeken kan vinden. Ik heb die gegevens, voor
zoover zij in boeken te vinden waren, nagegaan, maar er behoort
nog werkelijk wat anders bij. Men kan een abattoir op verschillende
manieren inrichten. De abattoirs in Rotterdam en Amsterdam
kunnen in geen enkel opzicht tot voorbeeld dienen. Voor onze
deskundigen, die er toch niet mede bekend zijn, is liet volstrekt
noodzakelijk dat zij een abattoir in werking zien. Dit is onmogelijk
uit boeken met statistieken, die niet altijd even betrouwbaar zijn,
na te gaan.
Ik ben het niet met den heer Van Hoeken eens, dat het een uit
gemaakte zaak is, dat de oprichting van een abattoir, wanneer er
groote uitgaven mede gepaard gaan, niet een zeer wenschelijkc zaak
is voor de volksgezondheid. Een abattoir wordt niet alleen opgericht
om de vleeschkeuring beter en gemakkelijker te maken, maar voor
namelijk zooals bijv. te Rotterdam geschied is, om verontreinigiog
van den bodem en van de grachten te voorkomen. Ware het alleen
om de vleeschkeuring, dan was de oprichting niet zoo spoedig noodig
want door versterking van het personeel voor de vleeschkeuring, kan
die inrichting verbeterd worden, maar de verontreiniging van den
bodem maakt de oprichting van een abattoir hoogst wenschelijk.
Ik geloof niet dat de noodzakelijkheid in het algemeen kan betwist
worden. Het is eenvoudig een geldquaestie. Nu moet, omdat er
verschillende stelsels zijn, de inrichting nauwkeurig door de deskun
digen in loco bekeken worden, vóór men overgaat tot het maken
eener begrooting. Alles komt aan op de exploitatie.
Wanneer de Raad de zaak wil uitstellen, dan heb ik er geen be
zwaar tegen.
De heer Driessen. Ik zal stemmen voor het voorstel van Burg. en
Weth. Ik zou echter die heeren niet gaarne willen binden om alleen
de aangegeven plaatsen te bezoeken. Het is best mogelijk dat zij,
daar eenmaal zijnde, andere plaatsen in de buurt zouden willen
bezoeken.
De Voorzitter. Wij hebben er geen bezwaar tegen. Oorspron
kelijk is voorgesteld oin onder d e plaatsen ook Spandau op te nemen,
maar wij vonden die plaats te ver af en hebben haar daarom weg
gelaten.
Er zijn verschillende stelsels van abattoirs. Bezoeken nu onze
deskundigen de inrichtingen in de genoemde plaatsen dan is dat vol
doende. Het sluit echter niet uit, dat, wanneer er in de nabijheid
een plaats is met een veel beter abattoir, zij daarheen kunnen gaan.
Daartegen hebben wjj geen bezwaar.
De heer Cock. Ik wensch het voorstel van den heer Pera ten
sterkste te ondersteunen. Ik hen overtuigd dat de Raad, als hem
voorgesteld werd reeds nu een abattoir te slichten, daarmede zou
wenschen te wachten. Verder vind ik dat er genoegzaam redenen
voor zijn, om dal onderzoek nog niet in te stellen. Zeer terecht
heeft een van de leden opgemerkt, dat hier de tijd geldt. Wordt
eerst later, stelle eens over drie jaren, lot het oprichten van een
abattoir overgegaan, dan zouden in dat tijdsverloop de toestanden
zoowel hier te lande als buitenslands zeer gewijzigd kunnen zijn, bij
voorbeeld door nieuwe uitvindingen op dit gebied of door verbete
ringen van het bestaande. Het is dus beter de onkosten niet te
maken, vóór men besloten heeft tot de oprichting.
Ik begrijp zeer goed, hoe Burg. en Weth. tot het doen van dit
voorstel gekomen zijn. Het is geweest naar aanleiding van eene vraag
in eene der sectien gedaan, en in zooverre zeg ik hun gaarne dank
voor hun antwoord, zonder aan die vraag nog zooveel gewicht te
hechten als zij doen. Immers mijne ondervinding heeft mij geleerd,
dat er in de sectiën gewoonlijk vele leden zijn die zich zeer mild
toonen in het doen van vragen, maar die, wanneer het er op aan
komt, die mildheid om te zetten in klinkende munt, dan blijken het
tegenovergestelde van mild te zijn. Om nu op zulk een vraag een
grondig antwoord te geven, hebben Burg. en Weth. en ik geef
hun volkomen gelijk dit voorstel gedaan. Ik meende fcchter,
evenals vele leden, dat men de details in het buitenland zou kunnen
laten onderzoeken op het oogenhlik, waarop het plan tot oprichting
tot uitvoering kwam, en dat men de gegevens, die enkele leden in
het sectien-verslag vroegen, wel in boeken kon vinden. Na hetgeen
ik echter gehoord heb, geef ik mijne meening voor beter.
Is men werkelijk van plan een abattoir op te richten en besloten
daartoe onmiddellijk over te gaan, dan zal ik mij wellicht niet ver
zetten tegen het beschikbaar stellen van gelden voor eene dergelijk
«kunstreis", zooals sommigen haar noemen. Stellig kan ik dit echter
niet beloven, want ik kom er rond voor uit, dat ik en velen
uwer waarschijnlijk met mij geen aangenamen indruk of herinne
ring overgehouden heb van de laatste «kunstreis" van dien aard,
waarvoor wij geld gaven. Ik bedoel de kunstreis die vooraf ging aan
de stichting der Gehoorzaal ondernomen door den toenmaligen Ge
meente-Architect en den toenmaligen Directeur der Gasfabriek.
Intusschen is dit laatste geen afdoend argument, wel het eerste.
De Voorzitter. Ik acht noch het eerste, noch het tweede argu
ment van den heer Cock afdoende. Het eerste niet omdat het wer
kelijk onjuist is te meenen, dat men alleen voor de details onze
deskundigen op reis laat gaan. Zij moeten op de plaatsen zelve, de
abattoirs in volle werking zien; zij moeten zich een beeld scheppen
van die inrichtingen, welke zij eigenlijk zelf niet kennen en niet
kunnen kennen. Nu gebleken is dat de abattoirs te Rotterdam en
Amsterdam geen licht kunnen geven, voor een hier op te richten
abattoir, en dat die te Roermond en te Venloo niet als maatstaf
kunnen worden genomen, was de eenige weg om naar Duitschland
te gaan. Er is echter geen reden om alleen voor de technische
details die inrichtingen in het buitenland te gaan bezichtigen. Dit
komt eerst te pas als tot uitvoering is besloten en hiervan is bij dit
voorstel nog geen sprake.
Wat het tweede argument aangaat, het voorbeeld omtrent de reis
voor de Gehoorzaal is niet gelukkig gekozen. Wel hebben er in den
Raad ellendige discussies plaats gehad over de Gehoorzaal, maar de
kunstreis bad er niets mede te maken. Immers tot dusver is nooit
beweerd, dat de verwarming en verlichting der Gehoorzaal te wen
schen overlaten.
Wil men het onderzoek waarop telkens verscheidene leden hebben
aangedrongen uitstellen, dan hopen wij bij de volgende begrootings-
discussien verschoond te blijven van den aandrang, om de resultaten
van ons onderzoek mede te deelcn, want dat zal ons dan onmoge
lijk zijn.
De heer Van Kempen. Het oogenhlik is al zeer ongunstig om deze
zaak te bespreken, want ons geacht medelid, de heer Drucker, is af
wezig, en deze heeft herhaalde maal in de afdeelingen op het nut
der abattoiren gewezen. Wanneer nu later deze zaak wederom aan
de orde komt, en wij zijn niet voldoende op de hoogte, hoe een
abattoir moet ingericht zijn om met succes te werken, dan zal alle
discussie vruchteloos zijn.
Het argument, dat wij nu bezig zijn met de stichting van een
krankzinnigengesticht is geen geldig argument, want als het blijkt
dat een zaak noodig is in het belang der gemeente, moet zij ter
hand genomen worden, al waren het er twintig. Nu kan men geen
stap verder komen, als er geen onderzoek plaats heeft. Bedroegen
de kosten duizenden guldens, dan zou ik zeggen, laten wij voorzichtig
zijn met die uitgave; nu het echter een 300 geldt, om eene zaak
van aanbelang, misschien van groot belang voor de gemeente te on
derzoeken en tot meerdere klaarheid te brengen, heb ik er geen
bezwaar tegen. Men kan niet zeggen dat die reis niets geeft. Dat
hangt eenvoudig ai' van de personen die haar ondernemen, en wij
knnnen niet aannemen dat Burg. en Weth. personen op kosten van
de gemeente op reis zullen zenden, zonder dat zij goede resultaten
daarvan verwachten, zoodal de zaak geheel tot helderheid komt.
Ik zal con amore stemmen voor het voorstel van Burg. en Weth.
De heer Pera. Zoo straks is door u, M. d. V., en door den heer
Van Kempen de opmerking gemaakt dat het hier betreft een zaak
van groote beteekenis en van groot belang voor de gemeente Leiden.
Maar geen van u beiden weet zich beslist uit te spreken over de
hooge noodzakelijkheid er van. Wel geloof ik met u, M. d. V., dat
een abattoir goede diensten zal kunnen bewijzen; maar dat is de
quacstie nu niet. Bezaten wij de vleeschkeuring niet, dan ware het
een geheel ander geval; nu is bet de vraag of de oprichting van een
abattoir zooveel heil zal brengen, dat dit ook maar ten deele opweegt
tegen de enorme kosten die er aan verbonden zijn.
Zooals ik reeds opgemerkt heb, heeft de gemeente reeds een groot
werk onderhanden, alles moet op zijn tijd behartigd worden. Te
veel hooi op de Vork is nooit goed.
De heer Do Rieu. De indruk dien ik meer dan eens i'u de sectiën
heb gekregen, wanneer over een abattoir ik zal liever zeggen
slachthuis gesproken wordt, is van dien aard, dat ik meerdere
kennis noodig acht. Daar heb ik meer dan eens gehoord, dat een
abattoir inct voordeel kan worden geëxploiteerd. Het is mij ook
bekend dat het Dag. Bestuur eenige jaren geleden een aanzoek heeft
gehad van buitenlandsche ondernemers, die voor hun rekening een
slachthuis wilden maken, wel wetende op welke manier er voordeel
van te trekken was. Ik geloof dat wanneer een doelmatige reis heeft
plaats gehad, zooals nu voorgesteld wordt, men gegevens zal ver
krijgen, waaruit blijkt vooreerst, dat de onkosten zoo groot niet zijn,
en ten tweede dat de oprichting hoogst noodig kan zijn. Men moet
eens op bepaalde uren op de Hoogstraat staande zien, van hoeveel
slachterijen bloed en allerlei vuil en hetgeen daarmede samenhangt,
in den Nieuwen Rijn loopt.
Ik acht het onderzoek noodig en juist van pas.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Hetgeen u hebt opgemerkt
heeft mij nog niet volkomen overtuigd, nl. dat nu het juiste oogen
hlik voor dit onderzoek is aangebroken. U hebt gezegd, dat bet on
derzoek zoover gevorderd is, dat men moet overgaan tot een bezoek
aan verschillende inrichtingen, maar ik wil u opmerken ik maak
er u geen grief van dat de Raad nog geen enkel officieel gegeven
heeft omtrent de globale kosten en opbrengst.
Nu zegt u dat de deskundigen een abattoir moeten zien om zich
een beeld daarvan te vormen. Waarom moeten zij dat beeld hebben?
Ik zou denken om een plan voor het gebouw te ontwerpen, maar is
het nu voordat wij nog de gegevens hebben, die zouden kunnen
strekken om in beginsel de wenschelijkheid uit te maken reeds de
tijd om voor zulk een ontwerp studies te maken Ik zal niet ont
kennen dat er bij de inrichting van een abattoir groote belangen
betrokken zijn: de vleeschkeuring en de veronlreiniging van de
grachten. Op dit laatste punt echter ben ik wel wat sceptisch, want
er geschiedt hier helaas wij kunnen niet anders in dit opzicht
met onze voorkennis en medewerking nog zooveel ongerechtigheid,
dat het wegnemen van een deel daarvan, mij wel niet koud laat,
maar toch ook niet verbazend warm maakt.