DONDERDAG 21
gaarne neder. Ik ben het overigens met u eens dat f 23 huur veel
te weinig is.
De Voorzitter. Het huisje zal elders voor andere doeleinden ge
bruikt worden; het gebeurt wel dat ergens een buisje moet verrijzen
voor markt* en havengelden. Het is echter nu geheel onbruikbaar
en moet opgeknapt worden.
Ik vind er geen gronden voor, om aan een particulieren schipper
een lokaal aan den kant der gracht af te staan, om daar zijn zaken
te doen. Hij kan, evenals andere schippers, een huis huren.
De heer Du Ried. M. d. V.! Hetgeen u het laatst gezegd heeft,
is geheel en al mijne meening, niet alleen voor vandaag tegenover
den Utrechtschen schipper, maar ook reeds in 1891 tegenover den
Haagschen schipper. Toen deed de heer P. N. Verkoren dezelfde vraag;
hij wenschte een gebouwtje op te richten, 1 omdat zijn woning wat
ver af was van de aanlegplaats. In deze zaak schynt de sierlijkheid
op den voorgrond gestaan te hebben, want eerst nadat de teekeningen
als niet sierlijk genoeg, door de Commissie van Fabricage en den
Raad afgekeurd en door betere vervangen waren, is het verzoek met
algemeene stemmen op vier na ingewilligd. Ik geef toe dat het nieuwe
huisje van Verkoren, ook door de noodige krullen, sierlijk is, ik laat
daar of de fin de sièc/e-letters, die aangeven waarheen bestellingen
worden aangenomen, wel zoo sierlijk zijn.
Ik ben er toen tegen geweest om het beginsel. Ik beweer dat
een schipper, die zijn zaak daar ergens aan het water heeft, het beste
doet met, zooals bijv. de heer Planjer een huis te koopen. Rij de
aanlegplaats van de Bosscher stoomboot heeft deze heer een huis,
waarvan hg het bovengedeelte als woning en het benedengedeelte als
bestelhuis, waar hij zijn zaak drijft, gebruikt. Voor den Haagschen
schipper zou dit ook het eenvoudigste zijn geweest. Wy moeten het
daarheen leiden, dat wy niet opnieuw een antecedent scheppen, door
wederom te vergunnen op den stadswal een huisje of een gebouwtje
te laten zetten. De wal moet vrij blijven en de schipper moet maar
zien dat hij in de buurt een woning huurt, om daar in ontvangst te
nemen wat zijn klanten hem gelieven te brengen.
Daarom M. d. V. ben ik het geheel met u eens, en wenscb ik ook
dat het gebouwtje wordt afgebroken.
De heer Van Hoeken. Het is volkomen juist dat het niet aangaat
den één wel en den ander niet een huisje in gebruik te geven, maar
waarom is bet dan nog vóór enkele jaren aan Verkoren verleend?
En daar stond nog geen huisje, hier wel. Ik zie er volstrekt geen
reden voor, nu het gebruik van het huisje aan dezen man te ont
nemen. Ik begrijp dat het niet aangaat liet voor niet te laten ge
bruiken, maar wanneer de schipper üroenewegen daarvoor bijv. f 1
per week wilde betalen, dan zou ik gaarne zien dat dit huisje bleef
staau.
De Voorzitter. Burg. en Weth. achten het niet wenschelijk op
den weg voort te gaan, dien de Raad van 1891 is ingeslagen. Aan
het huisje moet veel gedaan worden, als verven, repareeren enz.
Aanvankelijk rees bij Burg. en Weth. ook de vraag wie dat betalen
zou. Eerst wilden wij de schipperij laten betalen, maar wy zijn nu
tot een beter inzicht gekomen, nl. om het huisje weg te breken.
Den wal moeten wij niet afstaan, tot het bouwen van pakhuizen.
Men kan er op allerlei wijzen in voorzien, evenals alle andere schip
pers doen, behalve Verkoren, die begunstigd is door een Raadsbesluit,
waarmede wy eehter nu niets te maken hebben.
De heer De Goeje. Herinner ik mij goed, dan heeft de Raad in
den tusschentijd bet antecedent met Verkoren reeds vernietigd. Er
is nl. een voorstel geweest om een dergelijk huisje bij den Nieuwen
Rijn op te'richten; by die gelegenheid heeft de Raad de zaak in be
ginsel besproken en de vergunning geweigerd.
De heer De Sturler. Dat is juist wat ik in het midden wilde
brengen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
V. Verzoek van H. P. Th. Van Wensen, om vrijstelling van schoolgeld,
Gymnasium.
(Zie Ing. St. n#. 261.)
VI. Idem van W. J. Tilanus, om terugbetaling van schoolgeld, lager
onderwijs.
(Zie Ing. St. n'. 262.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth.
beschikt.
VII. Voorstel tot het verleenen van eene toelage uit de gemeentekas
aan den eervol ontslagen brugwachter J. Kienjet.
(Zie Ing. St. n®. 264.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
VIII. Verzoek van N. Vallentgoed Jr., om vrijstelling van de betaling
van schoolgeld, Kweekschool voor onderwijzers.
(Zie Ing. St. n°. 265.)
IX. Idem van J. P. Bouma, om ontslag als derde onderwijzer aan
de Jongensschool 2e klasse.
(Zie Ing. St. n®. 266.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth.
beschikt.
X. Voorstel omtrent de inrichting van lokalen in het Invalidenhuis
voor den Militieraad.
(Zie Ing. St. n®. 267.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
OVEMBER 1895. 89
XI. Idem tot het indienen van een adres aan den Minister van
Binnenlandsclie Zaken omtrent de Bank van Leening.
(Zie Ing. St. n#. 268.)
De Voorzitter. Ik stel voor den Commissarissen der Bank van
Leening dank te betuigen voor de uitstekende wijze waarop zij hun
mandaat vervuld hebben.
(Applaus.)
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XII. Idem omtrent het doen instellen van een onderzoek in zake de
eventuecle oprichting van een abattoir.
(Zie Ing. St. n®. 269.)
De Voorzitter. Ik wensch vooraf nog even op te merken, dat er
een drukfout in de stukken is ingeslopen. De kosten van de reis
moeten niet begroot worden op 200, wat wel te weinig zou zijn,
maar 300.
De heer Pera. M. d. V.! Wij bezitten de vlcechkeuring; maar
daaraan knoopt zicb de vraag vast, of de oprichting van een abattoir
nu zoo noodzakelijk is. Met het oog op het tamelijk omvangrijke
werk aan de oprichting van een krankzinnigengesticht verbonden
komt mij het oogenhlik niet gunstig voor om thans in het bijzonder
de aandacht te schenken aan de oprichting van een abattoir. Wij
moeten niet tegelyk twee zoo gewichtige zaken onder handen nemen,
maar liever eerst wachten op de tot standkoming van het krank
zinnigengesticht. Daarna kunnen wij zien, wat voorts op den weg
ligt, om door de gemeente ter hand genomen te worden.
Oin die reden zou ik het wel zoo goed achten dit onderzoek tij
delijk uit te stellen, totdat er voor de gemeente een betere gelegen
heid komt om haar aandacht aan deze zaak te schenken.
Er zou opgemerkt kunnen worden, dat men dan toch wel kan
onderzoeken. Daar staat, dunkt my, tegenover, dat de toestanden
zich in korten tijd op dat terrein kunnen wyzigen, ook door nieuwe
vindingen, zoodat een later ingesteld onderzoek meer resultaten kan
hebben. Ook met het oog op de gegevens, die wij daaromtrent reeds
bezitten en de groote kosten, aan de oprichting van een abattoir
verbonden, acht ik het beter met het onderzoek tydelijk te wachten;
te meer omdat het in elk geval nog wel geruime tijd zal duren
voor tot de oprichting van een slachthuis wordt besloten.
De Voorzitter. De heer Pera zal weten, dat Burg. en Wetb. dit
voorstel minder uit eigen initiatief dan wel op den uildrukkelijken
wensch van vele leden van den Raad hebben gedaan. Reeds bij de
begrooting voor het jaar 1895, behandeld in 1894, en ook bij die
voor hel jaar 1896, welke onlangs is behandeld/ is in de afdeelingen
telkens en telkens gevraagd, waar het onderzoek naar het abattoir
blijft. Dezelfde vraag is gedaan bij de behandeling in den Raad van
de gewyzigde Verordening op de vee- en vleeschkeuring. Burg. en
Weth. die zeer veel égards hebben voor den Raad, hebben daaraan
gevolg gegeven. Zij hebben nu reeds onze deskundigen naar Am
sterdam en Rotterdam gezonden, om de abattoirs daar te bezien, en
stellen nu voor, hen de abattoirs te laten bezoeken, die het meest
overeenkomen met een hier op te richten abattoir. Het staat den
Raad overigens vrij dit onderzoek nog wat uit te stellen, want van
de oprichting van een abattoir, zal vermoedelijk voorloopig nog niet
veel komen, maar niet om de reden die de heer Pera aangeeft. Ik
zou het een verkeerde politiek achten/als men zegt; omdat wij een
zoo groot werk als de oprichting van een krankzinnigengesticht in
het vooruitzicht hebben, moeten wij verder de handen in den schoot
laten rusten en niets meer doen. Wordt werkelijk een abattoir door
de hooge noodzakelijkheid vereischt, dan moet men er niet tegen
opzien, dat werk ter band te nemen.
Er is echter een andere reden. Zoolang omtrent de grensuitbrei-
ding niets beslist is, zullen wij hier te vergeefs terrein voor een
abattoir zoeken. Uitstel zou misschien uit dien hoofde niet veel
kwaad kunneu.
Overigens schijnt de oprichting van een abattoir een groot volks
belang te zijn.
Burg. en Weth. laten aan den Raad geheel het tydstip over, waarop
men het onderzoek zal laten doen. De hceren zullen het mij toe
stemmen, dat, wanneer men telkens hoort vragen, waar het resultaat
bljjft van het toegezegde onderzoek, de middelen tot dat onderzoek
moeten worden toegestaan. Ik ben het niet den heer Pera eens,
dat de oprichting eene groote kapitaals-uitgave na zich zal slepen.
Nu moet onderzocht worden of tegenover die groote uitgaven eene
geevenredigde opbrengst staat. O. a. daarvoor is een bezoek van
eenige plaatsen in Duitschland volstrekt noodzakelijk.
De heer Van Hoeken. Ik ben nog niet overtuigd dat werkelijk
de isitgavcn voor zulk een inrichting vereischt, geevenredigd zijn aan
het nut daarvan. Maar daarover hebben wy op het oogenblik niet te
beslissen. Ik weet wel dat zulk een kunstreis in den regel niet
meevalt, en daarom zal ik tegen het voorstel stemmen.
De heer Pera. De tijd kan in dit opzicht nog veel leeren, zoodat
het wensehelyk is de zaak te laten rusten tot later, als er werkelijk
aan de oprichting van een dergelijke inrichting zal worden gedacht.
Ik stel daarom voor te besluiten het onderzoek tydelijk uit te
stellen.
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een
onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De heer Fockema Andreae. Ik ben ook wel geneigd om de zaak
uit te stellen, en ik heb tnet genoegen gehoord, dat het Dag, Bestuur
daartegen geen bezwaar heeft. Ik wil medcdeelen waarom ik uitstel
wenschelijk acht.
Het komt mij voor dat de Raad nog niet genoeg licht heeft, om
over het voorstel te beslissen. Zie ik wel, dan kan een reis, zooals
bier wordt voorgesteld, alleen strekken tot besludcering van details j