MAANDAG 28 OCTOBER 1895. 79 waaruit blijkt dat het getal agenten inderdaad te klein is, en, zij het ook niet reeds dit jaar toch binnen betrekkelijk korten tijd een voorstel door u zal worden gedaan tot uitbreiding van het corps politie, zal ik mijne stem uitbrengen voor het voorstel van den beer Fockema Andreac. De Voorzitter. Ik moet er nog even op wijzen dat men niet moet mcenen dat bij eene vermeerdering met 8 a 10 agenten Zondagsrust volledig zal kunnen worden toegepast. Ook dan nog zal ieder agent bij de tegenwoordige dienstregeling slechts ongeveer een vrijen Zon dag in de maand kunnen krijgen en vervalt daarbij de vrije dag in de week om de 20 dagen, maar die dag, dit ben ik met den heer Van Kempen eens, is toch tot niets nut. Het verschil met den tegen- woordigen toestand zal dus zijn, dat in plaats van een vrijen Zondag om de 4 a 5 maanden, de agenten zullen hebben één vrijen Zondag om de 4 weken. De heer Van Kempen. M. d. V.! In den regel gebruikt gij geen woord te veel of te weinig, en waar gij nu hebt gezegd, niet dat er weinig agenten zijn maar te weinig, daar blijkt dat er gebrek is aan personeel waarin moet worden voorzien. U hebt verder gezegd dat gij bezig waart om het gehalte van het personeel te verbeteren, wat zeker door ons allen op hoogen prijs wordt gesteld Maar wil men bet gehalte verbeteren, dan moet men de menschen ook zooveel mogelijk Zondagsrust gunnen. Uit alles wat door u gesproken is blijkt, dal wordt het voorstel van den heer Fockema Andreae aange nomen, gij u als hoofd der politie daarin zult verheugen; wanneer dat moet wachten tot de grensuilbreiding, och! wij weten het, zulk soort van dingen zijn zoo onzeker en ondcrtusschen moet ook ge wacht worden met de voorziening in deze hoogst noodzakelijke aan gelegenheid, welke spoedige verbetering eischt. De heer Juta. De heeren die tot nu toe gesproken hebben tot verhooging van dezen post, hebben ongetwijfeld le beau róle. Het is natuurlijk veel verdienstelijker en veel aangenamer om eene ver hooging van tractement of van lotsverbetering van ambtenaren voor te dragen en te verdedigen, dan te bestryden. Ik wensch den Raad opmerkzaam le maken op hetgeen door den Voorzitter gezegd is, waarom Burg. en Weth. nu juist ditmaal niet hadden voorgesteld om dezen post te verhoogen, maar dat zij die verhooging toch wel in uitzicht hebben gesteld in de toekomst, daar zij van de omstandigheden afhangt bijv. van grensuilbreiding. Het voorstel van den heer Fockema Andreae komt zeer onver wachts. De vraag is, dunkt mij, geoorloofd of bet voorstel, dat ik zeer ingrijpend mag noemen, genoeg gewikt en gewogen is, door de leden van den Raad, die het thans voor het eerst vernemen. Men moet ook met het oog op de belastingschuldigen, niet gering denken over eene jaarlijksche verhooging van f 6000. De heer Fockema Andreae heeft gezegd dat de positie van de ambtenaren die hier voordeel van zullen trekken, er door verbeteren zal, dat men kans heeft op betere personeel enz. Dat is volkomen waar, maar dat zijn geene bijzonderheden die alleen slaan op de agenten van politie, maar op alle gemeente-ambtenaren. Nu zijn wij zeer zuinig in het voor dragen van tractementsverhoogingen voor ambtenaren; wij wikken en wegen dat zeer bij het opmaken van de begrooting. Gingen wij alleen te rade met de motieven door den heer Fockema Andreae voorgedragen, ten opzichte van de ambtenaren van politie, dau zou verhooging ook nog voor vele andere ambtenaren gerechtvaardigd zijn, maar wij moeten zeer zeker rekening houden met de draag kracht der belastingschuldigen. De heer Van Kempen heeft nog een ander argument aangevoerd nl. dat door u zou gezegd zijn, M. d. V., dat er te weinig agenten Zijn. Ja, maar u hebt duidelijk doen uitkomen dat door de aanstel ling van controleurs meer agenten van politie beschikbaar waren ge komen om datzelfde werk te doen, dat vroeger aan een geringer aantal agenten was opgedragen. Ik heb nog niet van den Voorzitter vernomen dat ook nog na de vermeerdering van het corps met de agenten, vroeger niet, en thans wèl met de surveillance belast, door de ondervinding gebleken zoude zijn dat het getal nu nog te gering zou zijn. Indien dit wezenlijk gebleken is, welke is dan die onder vinding, M. d. V. Wanneer men den toestand der gemeente Leiden, de werkzaamheden en het dagelijksch optreden van de politie na gaat, geloof ik niet dat van de agenten van politie werk gevorderd wordt van dien aard, dat men kan zeggen: de ondervinding bewijst dat op dit oogenblik nog te weinig agenten de stad surveilleeren, en voor de orde, rust en veiligheid in de gemeente zorgen. Ik zoude niet alleen den last wenschen te verlichten en de positie te verbeteren van de agenten van politie maar ook van alle andere ambtenaren. Het is echter niet voldoende dit te wenschen, want altijd gaat zulks gepaard met verhooging van het cijfer van den hoofde- lijken omslag; altijd moet daarbij in aanmerking worden genomen dat wanneer eenmaal voor zulk een doeleinde de post op de begrooting daarvoor is verhoogd, die verhooging er nooit meer afgaat. De positie van de agenten is toch reeds verbeterd door de aan stelling van de 4 controleurs; En vóór die aanstelling, toen de po sitie derhalve minder goed was, is er nooit eene stem in den Raad opgegaan om op verbetering aan te dringen. Ik vraag mij dus af welke de aanleiding kan zijn dat er zoo kort nadat de positie der agenten is verbeterd, weder wordt voorgesteld een f 5000 a f 6000 meer op de begrooting uil te trekken om hunne positie al weder te verbeteren. Is die aanleiding wellicht te vinden in het eindcijfer van de plaatselijke directe belasting, dat dit jaar iels lager is dan in het vorig jaar? Dan wensch ik er toch op le wijzen dat zulk een cijfer van verschillende omstandigheden afhangt. Het volgende jaar kan het bedrag weder veel hooger zijn waardoor wij dan misschien spijt zullen hebben dat de uitgaven op den duur zijn vermeerderd met 5000 a f 6000. Wel doen wij altijd ons best de begrooting zoo in te richten dat het cijfer van de plaatselijke belasting niet zooveel versehilt van dat van het voorgaande jaar, maar dit is niet altijd mogelyk. Dit zijn de redenen waarom ik blijf bij mijn mee ning van het Dag. Bestuur, dat thans het geschikte oogenblik nog niet is gekomen om voor uitbreiding van het corps politieagenten f 6000 meer op de begrroting te brengen. De Voorzitter. Naar aanleiding van hetgeen de heer Juta heeft gezegd, wensch ik nog op te merken dat het hier niet geldt eene trac- tementsverhooging, maar wel eene uitbreiding van het getal agenten. De beer Juta weet als lid van het Dag Bestuur hoe ik over deze zaak denk. Wanneer ik gemeend had dat op dit oogenblik de gel den bij den Raad moeten worden aangevraagd, dan zou ik daarop ongetwijfeld in het College van Dag. Bestuur hebben aangedrongen. Ik meende evenwel met de andere leden van hel College dat wij nu kalm aan moesten gaan, maar ik blijf beweren dat het getal agenten te gering is, wanneer ik dit vergelijk met andere plaatsen en reke ning houd met mijn ervaring. Laat ik hierbij nog op eene verbetering wijzen die ook is inge voerd. De stad is thans verdeeld in vaste wijken of posten; ieder ingezeten kan nu om de 3 of 4 minuten, op een vasten post een agent vinden Voor een stad als Leiden is het getal agenten daartoe nauwelijks toereikend, en op buitengewone dagen, marktdagen, Vrij dagen en Zaterdagen moet van dien regel dan ook worden afge weken. Dan moeten op een bepeald punt meer agenten aanwezig zijn dan in gewone tijden. Het gevolg is dat twee, drie posten moeten gecombineerd worden en dat de agent een veel grooter terrein moet surveilleeren. Hij komt op dien post niet na 3 maar eerst na 10, 12 minuten terug. Het getal agenten is te klein. Ja, ik verwonder er mij altijd over dat met die kleine macht zooveel kao worden gedaan. Dit schrijf ik toe aan de uitstekende controle en ook hieraan, dat men op dit oogenblik meer achting heeft voor de gemeentepolitie dan vroeger. De Commissaris van politie en de Inspecteurs werken er uitstekend toe mede. Men kent het verkeerde stelsel dat de Commissarissen van politie èn de Rijks- en de Gemeentepolitie onder zich hebben en dat het mindere wel eens onder het meerdere lijdt. Ik moet ver klaren dat de commissaris 'van politie evenveel achting en loewyding heeft voor Gemeentepolitie als voor de Rijkspolitie en dat hij in alle opzichten medewerkt om de verordeningen te doen ualeven. Maar het kan niet ontkend worden dat er te weinig agenten zyn. Wij hebben het er een tijd mede gedaan. De toestand is echter beter dan vroeger. De aanstelling van controleurs en de aanwijzing van 10 a 12 agenten 1ste en 2de klasse voor den straatdienst hebben er toe medegewerkt dat de bezwaren minder gevoeld worden. Hadden wij dus te beschikken over geld, over zooveel geld als men wilde, dan zou er niets tegen kunnen zijn het getal agenten dadelijk aanzienlijk le vermeerderen. De heer Drucker. Over de zaak zelve zal ik niet spreken; ik geloof, dat door degenen, die tot nu toe het woord gevoerd hebben, het groote belang van meer Zondagsrust voor deze ambtenaren zoo overtuigend is aangetoond, dat men het betoog alleen zou verzwak ken, door er verder over te spreken. Ik wensch slechts een enkel woord in het midden te brengen naar aanleiding van hetgeen de heer Juta gezegd heeft. Deze heeft in de eerste plaats meer of min den indruk gegeven, alsof het hier gold eene tractemcnlsverhooging. Daarover is zooeven door u, M. d. V., reeds gesproken. Verder zeide echter de heer Juta dit was althans de strekking van zijn be toog dat wanneer men iets doet voor ééne categorie van ambte naren, men allicht er toe komt, aan andere categorieën dezelfde voordeelen toe te staan. Nu kwam het mij juist voor en dat maakt mij zeer geneigd met het voorstel van den heer Fockema Andreae mede te gaan dat deie ambtenaren bij een vrij zwaren dienst minder vrye dagen hebben dan andere ambtenaren. Ik zou nog willen vragen al twijfel ik voor ray zelf nauwelijks omtrent het antwoord of wan neer aan de politieambtenaren wordt toegestaan een vrije Zondag om de 4 weken, er in de gemeente andere ambtenaren zijn, die zouden kunnen zeggen: dat hebben wij ook niet; dat zouden wij eveneens wenschen? De Voorzitter. Het eenige dat ik oorspronkelijk dacht, was, dat de brugwachters in aanmerking zouden komen, maar hun positie is ten aanzien van Zondagsrust veel beter, want zij hebben om de drie weken een vrijen Zondag. Wanneer het voorstel van den heer Fockema Andreae wordt aan genomen zullen de agenten niet om de vier weken maar om de maand één vrijen Zondag hebben, althans bij de tegenwoordige dienstregeling. Overwogen zal worden of de dienstregeling zóó kan gewijzigd worden, dat zonder schade voor den dienst nog meer Zon dagsrust kan worden toegekend. Ik moet nog iets zeggen naar aanleiding van hetgeen de heer Drucker heeft aangevoerd. Ieder ambtenaar die zijn plicht doet heeft een zware taak le ver vullen, maar dat nu de taak van de politie hier zoo buitengewoon zwaar zou zijn, moet ik tegenspreken. De menschen kunnen het best af. Er is voor gezorgd dat zij in den diensttijd behoorlijken rusttijd hebben, en ik geloof niet dat er een politieagent is die daarover klaagt. Er zijn natuurlijk dagen dat de politie buitengewoon belast wordt, maar dat zijn uilzonderingen. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Na hetgeen door u en den heer Drucker is gezegd heb ik er niet veel meer bij te voegen. Ik wil er alleen nog de aandacht op vestigen dat vroeger ook in den Raad de handschoen is opgenomen voor de Zondagsrust van andere ambtenaren, werklieden aan de gasfabriek. Dat zich inderdaad wan neer mijn voorste) wordt aangenomen niet vele ambtenaren op dit antecedent, zullen kunnen beroepen, hebt u, M. d. V., reeds aangetoond. Wat aangaat het betoog van den heer Juta dat de zaken nu reeds jaren zoo gegaan zijn, zonder dat de aandacht op die Zondagsrust voor agenten is gevestigd, aan welke opmerking bij de vraag vast knoopt of die aandacht wellicht is te wijlen aan het ecnigszins lagere

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 5