78 MAANDAG 28 OCTOBER 1895. arbeid, de kinderen zijn naar school, terwijl op den Zondag liet ge zin vereenigd is en wat aan elkander heeft. Ik hoop daarom alsnog ten zeerste dat Burg. en Weth. een voorstel zullen doen tot vermeer dering van het politiecorps met de door hen noodig geachte agenten, om dezen zooveel mogelijk Zondagsrust te verzekeren. De heer Zillese."*. M. d. V.! In hoofdzaak deel ik de zienswijze van den heer Van Kempen, omtrent de wenschlijkticid om aan de agenten van politie meer vrije Zondagen te geven. Wanneer dit echter gepaard moet gaan met ecne uitgaaf van 5000 5 f 6000, voor eene uitbreiding die anders niet strikt noodig is, heb ik wel ecnig bezwaar daartegen en zal mijne stem aan een voorstel in dien zin niet kunnen geven. Verleden jaar toch heeft er eene gedeeltelijke reorganisatie van de politie plaats gehad, in zooverre er toen benoemd zijn 4 controleurs, wier werkzaamheid, zooals wij met genoegen hebben vernomen, strekt tot groote voldoening van Burg. en Weth. Ik meen echter destijds van u, M. d. V., gehoord te hebben dat door u als hoofd der politie tevens eene vermeerdering van het getal agenten noodig geacht werd ofschoon gij toen geen voorstel daartoe hebt gedaan. iNu zoude het kunnen zijn dat u, na overleg met den hoofdcommissaris van oordeel waart, dat hun aantal noodzakelijk moet worden vermeerderd. In dal geval zou die uitbreiding toch eene quacstie zijn die binnen korter of langer tijd aan de orde zoude komen. Acht gij, M. d. V., die binnen kort noodig, dan zal ik gaarne mijne stem geven aan een voorstel oin thans reeds daartoe over te gaan. Meent gij de tijd daartoe nog niet gekomen en zal waarschijn lijk binnen het jaar geen voo.istel tot uitbreiding door u ingediend worden, dan kan ik mij niet het aanhangige voorstel niet vereenigen. Om deze reden zoude ik gaarne van u vernemen of gij als hoofd der politie, eene uitbreiding op dit oogenblik wcnschclijk acht. De heer Fockema Andreae. Ik ben hetzelfde denkbeeld toegedaan als de vorige sprekers, en met name hetzelfde als de heer Van Kem pen, nl. dat verhooging van dit artikel geoorloofd zou wezen. Wij hebben hier in deze vergadering reeds herhaaldelijk de vraag be sproken of het politietoezicht volkomen voldoende kan zijn met het tegenwoordig politiepersoneel en telkens hebben degenen, die het best bevoegd waren om dit te beoordeelen, ontkennend geantwoord. Nu is het politietoezicht voor zoover wij kunnen beoordeelen, in den laatsten tijd inderdaad beter en speciaal dat op de naleving der ge meenteverordeningen is vooruitgegaan, maar het bezwaar van het be trekkelijk gering aantal politieagenten blijft beslaan- Thans is er een bezwaar onder onze aandacht gebracht dat wij trouwens hadden kunnen gissen, nl. dat zoo zelden aan de agenten van politie Zon dagsrust kan worden verzekerd, liet komt mij inderdaad voor dat de Zondagsrust, de rust op den dag waarop ieder zooveel mogelijk zich verpoost van zijn arbeid, voor eiken beambte, ook voor den po litieagent van groot belang is. Voor zoover het in onze macht ligt om hem die te verschaffen meer dan vier maal in een jaar, zooals tegenwoordig, mogen wij ons naar het mij toeschijnt niet laten terughouden door de geldelijke opofferingen die noodzakelijk zouden zijn om dat doel te bereiken. Goed bezoldigde beambten van politie die zooveel mogelijk op Zondag hun rust genieten en wien ook in dit opzicht hun betrekking wordt veraangenaamd zijn een groot pu bliek belang. Hoe beter de positie van de gemeentebeambten van politie is, boe aanlokkelijker de betrekking zal worden, hoe beter categorieën van personen zich tot het hoofd van politie zullen wen den orn eene aanstelling als politieagent te verkrijgen. Ik geloof dat door versterking van politie en door het verschaffen van meer Zon dagsrust aan de agenten, ook het gehalte zal verbeterd worden. Ik wil nog een stap verder gaan dan de heer Van Kempen. Deze drukt den wensch uit dat van het Dag. Bestuur een voorstel in dien geest uitga. In het verslag is ons echter al gezegd dat van het Dag. Bestuur zulk een voorstel niet te wachten is. Ik wil nu zelf het voorstel doen om dezen post 107 te verhoogen met f 6000. Het voorstel wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De Voorzitteb. Ik wil zelf als hoofd der politie mijne meening over deze quaestie mededcelen. Zoodra ik als burgemeester ben op getreden heb ik natuurlijk in de eerste plaats mijne zorgen gewijd aan de politie waar ik alleen verantwoordelijk voor bente meer omdat ik meende, als lid van den Raad had ik dit herhaaldelijk ge zegd, dat de gemeentelijke politie niet genoeg op de naleving van onze politieverordeningen lette. Ik heb eerst de zaak eenige maan den haar ouden gang laten gaan om nauwkeurig te zieu hoe de werking van het bestaande stelsel was. Er is mij toen gebleken, zooals ik den Raad later mededeelde, dat de controle op de agenten 3de klasse veel, zoo niet alles te werischen overliet, omdat die con trole werd uitgeoefend door kameraden die soms den vorigen dag nog in dezelfde positie hadden verkeerd als zij zeiven. De eerste verbetering die moest worden aangebracht, was, meende ik, verbete ring van het gehalte der agenten, en dit was te bereiken wanneer zij beter werden gecontroleerd. De Raad heeft toen de gelden voor 4 controleurs toegestaan en ik wil thans mededeelen wat hot gevolg van die betere controle is geweest ten aanzien van de naleving onzer politieverordeningen. Op den voorgrond wensch ik te stellen dat ik den beambten van de politie heb gelast niet al te spoedig tot eene bekeuring over te gaan; de politic moet zooveel mogelijk preventief optreden, eerst in de uiterste noodzakelijkheid moet er proces-verbaal worden opgemaakt. De politic treedt dus ook volstrekt niet vexatoir op. Dat dit vroeger ook niet gebeurde heb ik meermalen aange toond, als ik wees op de weinige bekeuringen die er plaats hadden. Niettegenstaande de politie, zooals ik zeide, thans evenmin als vroeger vexatoir optreedt, is toch het getal bekeuringen aanmerkelijk toege nomen, juist door de betere controle. In 1894 toen de tegenwoordige controle nog niet bestond waren opgemaakt tot 26 October 687 processen-verbaal, in 1895 is dit getal tot den 26 October geklommen tot 1219, derhalve bijna de helft meer. Speciaal heb ik nagegaan de overtreding waarover in den Raad telkens werd geklaagd: het werpen van vuil in het water. In 1894 zijn te dier zake opgemaakt li processen-verbaal, in 1895 114, beide jaren gerekend lot den 26 October. Ik kan dus met groote voldoening constateeren dat die betere controle uitstekend heeft ge werkt, en dat met het kleine getal agenten de zaken vrij wel in orde worden gehouden. In de eerste plaats, zeide ik, achtte ik verbetering van het gehalte der agenten noodig, waarvoor ook noodig was eene verbetering van hunne positie. Ook daarin heeft de Raad mij gesteund door mij eene som van 250 toe te staan. Eene kleine som maar waarvoor men toch 5 agenten 3de klasse bij keuze kon aanstellen lot agent 2de klasse. De bevordering bij anciënniteit heb ik afgeschaft, dal is, mijns inziens, een zeer ondeugdelijk stelsel. Aan anciënniteit stoor ik mij dus in den regel niet; de man die de meeste geschiktheid toont wordt bevorderd. Tot nog toe kon die bevordering in zeer geringe male geschieden. Er waren 4 agenten lsle klasse, 8 2de klasse en 40 3de klasse. Nu zijn er van die 40 agenten 3de klasse- 5 bevorderd tol de 2de klasse boven de formatie; mocht de Raad het begroolingsarlikel, zooals het is voorgesteld, aannemen, dan zullen in den loop van 1896 weder 5 agenten 3de klasse boven de formatie tot de 2de klasse bevorderd worden, zoodat het getal agenten 2de klasse zal klimmen tot 18 en er zullen overblijven 30 agenten 3de klasse. Nu maatregelen zijn getroffen om het gehalte te verbeteren, want bij het aanstellen van agenten is men zeer op de antecedenten gaan letten, en nu er strenge controle uitgeoefend wordt op de in dienst zijnde agenten, moeten wij om langzamerhand het corps goed te krijgen, in een ander gebrek voorzien, nl. dat er te weinig vaste posten kunnen bezet worden. Wanneer men berekent dat 40 agenten, in twee ploegen verdeeld, dus slechts 20 agenten de stad moeten surveilleeren, dan begrijpt men dat dit door de uitgestrektheid der gemeente niet gemakkelijk gaat. Nu is verleden jaar bij de invoe ring der contióicverbetering ook in dit opzicht eenige verbetering aangebracht, daar de agenten 1ste en 2de klasse vroeger met de controle belast, twaalf in getal, hij den dienst ingedeeld zijn, behalve twee hunner aan wien speciale diensten worden opgedragen. Het numeriek gehalte is door de aanstelling van controleurs dus eenigs- zins toegenomen. Voor eene behoorlijke bezetting der posten is dit getal echter ongetwijfeld te klein. Ik heb hierop reeds vroeger den Raad gewezen, en dit werd ook in het College van Dag. Bestuur erkend; doch wij meenden niet alles op eens te moeten vragen en ook met de verbetering van het politie corps langzamerhand te moeten voortgaan. Komt de grensuitbreiding tot stand dan zal het politiecorps toch moeten worden uitgebreid. Wij hadden het voornemen daarna met een voorstel tot uitbreiding bij den Raad te komen en mocht onverhoopt die grensuitbreiding niet spoedig tot stand komen, dan toch de vermeerdering van het aantal agenten voor te stellen, omdat de uitbreiding van het getal agenten, niet alleen noodzakelijk is met het oog op den dienst maar ook om te voldoen aan den rechtmatigen eisch dat die menscheu meer Zondagsrust krijgen. Hoe is die toestand op het oogenblik? Hij is nog eenigszins slech ter dan de heer Fockema Andreae heeft geschetst. De agenten 3de klasse, waarbij komen die der 2de klasse, die bij keuze bevorderd werden, dus 40 in getal, hebben om de 20 dagen een vryen dag, maar deze valt meestal in de week en zooals werd opgemerkt daar aan hebben die menschen betrekkelijk weinig. Zij hebben slechts drie vrije Zondagen in de 14 maanden. Nu zal ieder toegeven, dat dit veel te weinig is. Op twee manieren kan daaraan tegemoet ge komen worden. Men kan zooals op andere plaatsen, Rotterdam, Haarlem enz. agenten 4de klasse aanstellen, die alleen dienst doen op Zondag. Maar over dit stelsel denk ik zoo, dal, wanneer de Raad daarvoor een crediet toestond, ik er geen gebruik van zou maken omdat daardoor, wat wij nu gewonnen hebben aan het gehalte van de agenten, weer zoude verloren gaan. Wanneer die plaatsvervan gende agenten hun plicht doen, spreekt het van zelf dat zjj langza merhand het corps binnen treden als vaste agenten. Dan zouden wjj weder krijgen den ouden verderfelijken toestand, dat een verloopen kleermakertje of schoenmakertje plaats neemt in ons politiecorps. Dat was de oude toestand; de menschen waren goed en wel, maar er zat geen politiehoul aan. Doch bovendien die menschen hebben veel te weinig prestige om als politiemannen behoorlijk te kunnen optreden. Vandaag zijn zij agent, morgen arbeiden zij weder in fa briek of werkplaats. Behalve dal het stelsel ook geld kost, krjjgt men er eene slechte politie door, want langzamerhand worden die onbruikbare krachten toch opgenomen in het vaste corps. In een stad als Rotterdam is dit geheel wat anders. Daar hebben vele particulieren bewakers noodig, waarvoor zij naar een vastgesteld tariaf betalen. Die bewakers zjjn de zoogenaamde agenten 4de klasse die men op aanvrage bij de politie kan krijgen; zijn zij niet meer noodig, dan gaan zij weder aan hunne gewone bezigheden. Om nu op de zaak terug te komen, wil men hier de agenten meer Zondagsrust verschaffen, dan moet hun getal worden uitgebreid. Dat Burg. en Weth. daartoe thans geen voorstel hebben ingediend, komt daarvan dat zij niet alles in eens willen, dat zij met het oog op den linancicelen toestand langzaam aan de noodige verbeteringen willen aanbrengen. Mocht de Raad echter reeds nu tot de uitbreiding willen besluiten; wil de Raad mij een crediet geven om de zaak goed te regelen en het aantal agenten reeds nu met 8 of 10 te vermeer deren, waarmede e«ne uitgave van f 5000 a f 6000 gepaard gaat, dan zal ik van dal crediet wel gebruik maken, ten einde de nood zakelijke verbetering noodzakelijk zoowel met het oog op den dienst,* ais op de Zondagsrust, reeds nu lot stand te brengen. Wordt de grensuitbreiding toegestaan, dan is toch uitbreiding noodzakelijk. De heer Zilleseh. M. d. V.! Na de toelichting door u gegeven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 4