70 DONDERDAG 26 SEPTEMBER 1895. VIJL Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en over schrijving. begrooting 1895 ad f 75.Kosten van liet onderwijs in hel schrijven aan de Kweekschool voor onderwijzers. (Zie Ing. St. n'. 225 en 235.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. IX. Voorstel tot verlenging van de concessie voor den aanleg en exploitatie van den Telefoon en de overbrenging van het Centraal- bureau naar de VVaag. (Zie Ing. St. n'. 157 en 226, alsmede zittingsverslag van 11 Juli.) De heer Drucker. Het stuk dat ons is toegezonden als n°. 220, lieeft mij niet in het allerminst overtuigd, dat ik ongelijk had, toen ik op 11 Juli jl. weigerde mede te werken tot de verlenging der concessie aan de heeren Ribbink, Van Bork dj C«. Integendeel: Wan neer ik het stuk, dat die heeren ons uit Breda hebben toegezonden, lees, dan vind ik het zeer natuurlijk, dat die firma zich met hand en tand vastklampt aan het oorspronkelijk door Burg. en Weth. in gediende en voor hen waarschijnlijk onverwacht gunstige voorstel. Want het is inderdaad voor de concessionarissen in dezen tijd een zeldzaam ik zou bijna zeggen: een ongehoord buitenkansje, de concessie, welke nog 10 jaren loopt, met 15 jaren verlengd te krijgen. Ik houd het er voor, dat die heeren zelf er eenigszins ver wonderd over zullen geweest zijn. Maar dit is niet de vraag Wel komt het er op aan, welke argu menten in de missive voor de verlenging aangevoerd worden. Deze nu zijn niet zeer gewichtig. Ik zal dit niet in den breede aantoonen, het is niet noodig. Laat ik hel ten aanzien van enkele argumenten met een kort woord aanstippen. Aan het slot speelt genoemde firma een grooten troef uit. Zij schrijft: Wanneer wij deze concessie lieten leggen, en eene nieuwe voor 25 jaar aanvroegen, dan zoudt gij die ons toch wel geven. Dit is eene eenvoudige gissing, waarbij de heeren bovendien nog uit het oog verliezen, dat zij dan die f 5000 zeker niet zouden krijgen, want dan zouden zij daarop geen aanspraak hoegenaamd hebben. Zij verdiepen zich verder in allerlei gissingen over hetgeen door den Minister is gezegd. De Minister zal wel dit bedoeld hebben, en de gedachten des Ministers zijn dat geweest. Mij is die kunst niet gegeven, in de gedachten van den Minister te lezen. Ik boud mij aan den tekst en wensch bij dezen te blijven staan. De heeren be weren, dat Z. Ex. heeft bedoeld te zeggen eene pure gissing dat de toestellen en geleidingen te Leiden zijn op de hoogte van den lijd. Maar al is dit zoo, niemand kan weten ol de exploitatie over 20, 25 jaar voldoen zal, of de toestellen ook dan nog zullen zjjn op de hoogte van den tijd. Ik voer deze punten slechts aan, ten bewijze dat tegen het betoog der firma wel iels in te brengen is. Ik zal den Raad niet vermoeien met eene verdere wederlegging om deze afdoenden reden, dat ik in geen geval zal willen treden in de verlenging d^f concessie, hoe voortreffelijk de exploitatie, hoe goed de inrichting op dit oogenblik ook moge zjjn. In hooge mate ongewenscht vind ik het, zieh tót! 920 te verbinden. Ik zie geen enkele practische reden, waarom wij dat doen zullen. Daar komt iels bij. Wanneer wjj in hoofdzaak aannemen het subsidiaire voorstel van Burg. en Weth. waarop ik straks nog even in bijzonderheden kom hetwelk strekt om, wanneer wjj in 1905 de concessie niet verlengen, aan de firma een schadeloosstelling te geven, dan zijn wij in 1905 volkomen vrij. Dan kunnen wij óf de concessie verlengen óf de schadevergoeding geven. Wanneer Burg. en Weth. zoo vast overtuigd zijn, dat er niets geen bezwaar is de concessie te verlengen, dan zeg ik; wel, laten wjj dan met de verlenging wachten tot 1905, dan kunnen wij immers altijd nog tot verlenging overgaan. Maar waarom op dit oogenblik verlengen en ons daardoor de mogelijkheid ontnemen, in 1905 te kunnen zeggen: wij zijn van uwe exploitatie niet verder gediend? Nemen wij het subsidiaire voorstel van Burg. en Weth. aan, waartoe ik den Raad ten sterkste adviseer, dan kunnen wij in 1905, wanneer Burg. en Weth. nog even zoo over de verlenging denken als nu, op hun voorstel daartoe overgaan; maar dan met meer kennis van zaken dan wij nu bezitten En wil de Raad van 1905 niet tot ver lenging overgaan, welnu, dan kan hij, bij aanneming thans van het subsidiaire voorstel, altijd legen de vastgestelde schadevergoeding van de concessie afkomen. Ik behoef er nauwelijks op te wijzen, dat het in de laatste jaren herhaaldelijk is voorgekomen, dat gemeenten verbazend veel spijt hadden, dat zij voor jaren vastzaten aan de eene of andere concessie. Wanneer men nu vraagt, waarom wij in 1905 apijt zullen kunnen hebben over eene verlenging thans toegestaan, dan antwoord ik; dat weet ik niet, dat kan ik niet weten. Toen de gemeenten waarover ik zooeven sprak concessies gaven, wisten zjj ook niet vooruit, dat zij er nu berouw over zouden gevoelen. Dat kan men bij concessies niet vooruit weten en juist daarom zou ik zoo gaarne onze vrijheid behouden zien om eerst in 1905 eene beslissing te nemen. Wat nu het subsidiaire voorstel aangaat, Burg. en Weth. stellen voor te besluiten, dat wanneer de concessie na afloop van de bestaande in 1905 niet mocht worden verlengd, aan de concessionarissen als tegemoetkoming in de gemaakte kosten voor de verplaatsing van het Centraalbureau eene vergoeding uit de gemeentekas zal worden ver leend ten bedrage van f 5000. Ik kan my met dit voorstel wel vereenigen, behoudens twee punten. Men moet niet vergeten en dat gaat men toch langzamerhand bij hel lezen der stukken doen dut naar strikt recht de concessiona rissen voor de overplaatsing van hun centraalbureau geen aanspraak op vergoeding kunnen doen gelden; wij hebben ons voorbehouden te allen tijde de huur te kunnen opzeggen. Ik heb echter reeds by de vorige beraadslaging over deze zaak gezegd, dat ik niet van deze bevoegdheid gebruik wenschte gemaakt te zien. Waar door ons toe doen de concessionarissen eenige schade lijden, is het niet meer dan billijk, dat wy van die schade ook een gedeelte dragen. Maar waarom daarvoor nu juist f 5000 wordt gesteld, dit is niet voldoende ge motiveerd. Wellicht kan daaromtrent door u, M. d. V., eenige in lichting worden verstrekt, Burg. en Weth. zullen zeker hunne gege vens hebben om te kunnen beoordeelen, of dit cijfer al dan niet ge motiveerd is. In de tweede plaats zou ik eene aanvulling van het subsidiaire voorstel wenschelijk achten. Er wordt nu bepaald, dat bij niet-ver- lenging der concessie schadevergoeding zal worden verleend. Wan neer dus bijv. de gemeente de concessie voor één jaar zoude willen verlengen, zou de schadevergoeding niet uitgekeerd behoeven te worden. Maar daorinede zouden concessionarissen niet tevreden zijn. Men zal moeten bepalen, dat de schadevergoeding verschuldigd zal zijn, wanneer de concessie in 1905 niet wordt veilend bijv. met 10 of 15 jaren, óf hel bedrag der schadevergoeding regelen in den geest als door den heer Van Hamel werd voorgesteld, in evenredigheid van het getal jaren waarmede de concessie zal verlengd worden. Ik heb dit denkbeeld niet geformuleerd, maar iu beginsel zal daartegen wel geen bezwaar bestaan. Resumeerende meen ik derhalve, dat het subsidiaire voorstel van Burg. en Weth. alleszins de voorkeur verdient boven het eerste voorstel tot verlenging der concessie. De Voorzitter. Ik zal niet veel over de zaak spreken. Wanneer men staat op het standpunt van den heer Drucker dan moet men nooit eenige concessie verleenen of een contract voor eenige jaren sluiten, want het spreekt van zelf dat' men daarbij altijd zijne vrij heid van handelen eenigszins prijs geeft. Nu weet ik wel dat in deze het onderscheid beslaat, dal wij nu reeds volgens ons voorstel beginnen met te disconteeren de vrijheid die wij iu 1905 zullen be zitten, maar Burg. en Weth. hebben gemeend dit ten aanzien van deze Maatschappij zonder gevaar te kunnen doen, omdat het eigen belang der concessionarissen medebrengt dat zij met hun tijd mede gaan en alle verbeteringen invoeren door wetenschap en ervaring als noodzakelijk aangetoond. Ik geloof dat het onmogelijk is, dat eene dergelijke Maatschappij van hel gehalte als de firma Ribbink, Van Bork ds Co. ons de oude machines zullen laten houden, wanneer de ervaring leert, dat andere beter zijn. Trouwens dat heeft zij getoond, want zij heelt bij de telephonie hier in de gemeeote onverplicht alle nieuwigheden iuge. voerd. Bezien wij de zaak van een ander slandpuiit. Ik meen dat voor de gemeente Leiden nooii de tjjd zal aanbreken, dat wij de telej honic in eigen handen moeten nemen Men kan Leiden niet vergelijken met groote gemeenten als Rotterdam, Am sterdam, enz. 1 Hier zal uit den aard der zaak de telopbonie binnen zeer enge grenzen beperkt blijven. Wanneer ik nu zie dal hier op de meest goedkoope wijze voor de ingezetenen de telephoen wordt geëxploiteerd behalve in één of twee plaatsen, waar men het niet vol kan houden wanneer ik zie op welke voortreffelijke en uitstekende manier dat geschiedt, dan geloof ik, dat wij zonder gevaar de concessie met 15 jaar kunnen verlengen. De heer Drucker zegt dat wij volgens strikt recht de Maatschappij kunnen dwingen reeds nu het Centraalbureau vau het stadhuis te verwijderen, maar hij is de eerste om te zeggen, dal hij van dit recht geen gebruik wil uiaken. Hij zou er kunnen bijvoegen dat dit in derdaad het grootste onrecht zou zijn. Wanneer men uit de correspondentie leest, hoe hier indertijd de telephonie tot stand is gekomen, en hoe het hoofdbureau op hel stad huis gevestigd is, dan ziel men dal de Maatschappij de moreele ze kerheid had, tijdens den duur dezer concessie nooit van hier ver dreven te zullen worden. Eene andere opmerking. Mocht de Raad de concessie niet willen verlengen en het subsi diaire voorstel aannemen, dan geef ik den heer Drucker toe dat er een aantal jaren moet worden genoemd. Dit ligt echter meer op den weg van de consessionarissen en de heer Drucker had hierbij ook hun belang op het oog. Wij moeten echter ook deze zaak, even als alle andere, fatsoenlijk regelen, ook met het oog op het belang van de concessionaren en daarom bepalen voor 10 of f5 jaren. Burg. en en Weth. hebben daartegen volstrekt geen bezwaar. De heer Drucker. M. d. V.! Ilet is door u zelf zooeven erkend, dat het geheel iels anders is eene concessie te geven, waarover men op een oogenblik geroepen wordt te beslissen en waartoe noodzake lijkheid bestaat, dan een bestaande die nog 10 jaar loopt, geheel on- uoodig met 15 jaar te verlengen. Ik kan mij zeer goed begrypen dat wanneer op een gegeven oogenblik de concessie voor het eerst moest worden verleend, wjj allen het er over eens zouden zijn, niet anders te kunnen doen. Men verbindt zich dan van heden af: dat doet men dagelijks. Maar zich nu reeds verbinden van 1905 af, dat doet men uiterst zelden. Er is geen voorbeeld aangevoerd, dat zulk een geval werkelijk is voorgekomen. Het zon mij althans verwonderen, wanneer er een voorbeeld van eene gemeente was die dat deed. Verder wil ik nog twee punten aanstippen. Vooreerst dat de heeren concessionarissen zelve er op wijzen, dat niet iedereen altijd zijne toestellen op de hoogte van den tegenwoor- digen tijd houdt; hel is trouwens overbekend, dat in verscheidene steden, ook van ons land, de lelephoonloesleilen, al zijn zij niet oud, toch wel verouderd zijn door dat men in gebreke bleef, de oude toestellen door nieuwe te vervangen. Ik wil niets afdingen op den lof van activiteit, den concessionarissen toegezwaaid, maar er kan een tyd komen dat ook zjj minder actief worden en gebruik maken van verouderde toestellen. Bovendien zijn velen van meening, eene meening die niet op losse gronden steunt, dal dc telephonie zal worden eene Rijkszaak. En

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 2