Naar de meening van den ondergeteekeude zijn de twee laagste klassen, onder de onderwijzers v. d. Koog en Wuyster te talrjjk bezet, om daarin met goed gevolg onderwijs te geven. Lie eerste lessen in het Fransch b. v. vereischcn bij die kinderen veel zorg, oplettendheid en oefening. De onderwijzer moet niet alleen de vreemde woorden voorzeggen, maar ook zooveel mogelijk eiken leerling laten nazeggen. En dit kan niet gebeuren, wanneer er zooveel leerlingen in eene klasse geplaatst zijn. Meer uren voor het Fransch af te zonderen, gaat niet, daar andere vakken daaronder te veel zouden Ijjdcn. Op dezelfde bezwaren stuit men bjj dft behandeling der andere vakken. Het is daarom, dat ondergeteekende zich tot ÜEd Achtbaren wendt met het verzoek het getal onderwijzers aqji de school met één te vermeerderen. Hij doet dit met vrijmoedigheid, overtuigd als hij is, dat alleen dringende noodzakelijkheid hem daartoe noopt. Mochten UEd. Achtbaren dit verzoek inwilligen, dan zou het zjjn plan zjjn: 1*. de 104 leerlingen der 3 laagste afdeelingen in 4 klassen, ieder van 25 a 26 leerlingen te splitsen 2°. één der klassen van de school te plaatsen op de tweede ver dieping, alwaar, naast het teekenlokaal, nog een ilink en luchtig ver trek voor ruim 25 leerlingen wordt gevonden. Leiden, 2 September 1895. J. D. Van Wijk. hoofd Jongensschool 2e kl. Leiden, 11 September 1895. Met terugzending van het schrijven van het hoofd der Jongens school 2e klasse de dato 2 September jl. hebben wij de eer, in ant woord op Uwe missive van 3 September jl. n4. 788, U mede te deelen, dat vermeerdering van het onderwijzend personeel aan bedoelde school, niet één onderwijzer alleszins gemotiveerd is. Een ingesteld onderzoek heeft de juistheid der mededeelingen van den heer Van Wijk bevestigd en gaarne ondersteunt de Schoolcommissie zijn ver zoek om het getal onderwijzers met één te vermeerderen. Daardoor wordt dan mogeljjk gemaakt splitsing van de 3 laagste afdeelingen in 4 afdeelingen, elk eene getalsterkte zullende hebben van 25 a 26 leerlingen, hetgeen ook volkomen in overeenstemming is met de be doeling der Verordening, blijkens de toelichting van 1881, nog nader in herinnering gebracht door den heer De Goeje in de Raadszitting van 28 Dec. 1893. Aan HH. Burg. en Weth. De Plaatselijke Schoolcommissie, van Leiden. M. J. De Goeje, Voorzitter. J. A. Van Hamel, Secretaris. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 4