GEMEENTERAAD VAN LEIDEN,
69
INGEKOMEN STOKKEN.
N®. 322. Leiden, 29 Augustus 1893.
Lij de Commissie van Financien bestaat geeric bedenkingen tegen
de voordrachten van Burg. en Welh. tot af- en overschrijving op de
begrooting voor 1895 van f 1000 voor kasgeldrente,
tot verhooging dier begrooting in ontvangst en uitgaaf met 4000
voor voorloopige kosten in zake de op- en inrichting van een krank
zinnigengesticht en
tot verhooging derzelfde hegrooting in ontvangst en uitgaaf inet
20.000 voor de opneming van kasgeld.
De Commissie stelt den Raad alzoo voor tot goedkeuaing dier voor
drachten te hesluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 223 Leiden, den 31 Augustus 1895.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede
te deelen dat zij gecne bedenkingen heeft tegen het voorste! van
Burg. en Welh. van 26 Augustus jl. (Ing. St. n°. 213) tot afstand van
hel daarbij bedoelde strookje grond, gelegen aan de Kaarsenmakers
straat, kadastraal hekend Sectie G, N®. 907, ter grootte van 1 are en
30 centiaren en niet voor den openbaren dienst bestemd, aan G. H,
Langezaal Mz. en A. Van Schie.
Zij geeft U derhalve in overweging bedoelde strook grond in eigen
dom over te dragen onder de in het rapport vermelde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N®. 224. Leiden, den 5 September 1895.
Ter vervulling der vacature ontstaan door de overplaatsing van
Mejuffr. Schretlen naar de Meisjesschool 2de klasse hebben wij de
eer U hierbij eene voordracht aan te bieden ter benoeming van eene
derde onderwijzeres aan de school der 4de klasse n°. 1, op eene
jaarwedde van 500.
De voordracht is opgemaakt in overleg met den Arrondissements-
Schoolopziener na ingewonnen bericht van het hoofd der school en
als volgt samengesteld, als:
1®. Mejuffr. J. Key, thans tijdeljjk met de waarneming der betrek
king belast;
2'. Mejuffr. D. A. Dobbe, onderwijzeres te Zoeterwoude, en
3*. Mejuffr. M. Prins, werkzaam aan de school 3de klasse n®. 4.
Onder mededeeling dat de betrekkelijke stukken in de Leeskamer
zijn nedergelegd, verzoeken wij D tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N®. 224. Leiden, 12 September 1895.
De Directeur der Kweekschool voor onderwijzers en onderwijze
ressen heeft ons bjj de toezending van den Rooster der lessen van
df Kweekschool medegedeeld dat de voor eenige jaren genomen
proef met het schrijven, nl. om slechts één uur per week voor vier
klassen beschikbaar te stellen, moet worden geacht geen voldoende
resultaten te hebben opgeleverd.
De Directeur heeft daarom voorgesteld tot den vroegeren toestand
terug te keeren en aan elke klasse haar eigen schrijfuur te geven,
zooals zij jaren lang gehad hebben, met welk voorstel de Districts
schoolopziener zich vcreenigt, terwijl de noodzakelijkheid van de uit
breiding van het onderwjjs in dit vak mede door ons college de
Plaatselijke Schoolcommissie wordt erkend.
Op de begrooting voor dit jaar is voor het onderwijs in het schrijven
voor een lesuur uitgetrokken f 75, welk bedrag met drie lesuren, elk
a f 75, zal moeten worden verhoogd d. i. met f 225 voor een geheel
jaar en alzoo, bjj invoering van den maatregel met den cursus die in
September a. s. aanvangt met f 75.
Wij geven Uwe Vergadering op grond van een en ander in over
weging, Volgn. 141, van de begrooting van dit jaar, Kosten der
Kweekschool voor onderwijzers met f 75 te verhoogen, zoomede
Volgn. 46, Bijdrage van het Rijk in de kosten der Kweekschool met
50 pCt. van genoemd bedrag, alzoo met f 37.50 en het resteerend
bedrag te vinden door afschrijving van den post voor Onvoorziene
Uitgaven,
De suppletoire slaat van begrooting en de staat van af- en over
schrijving worden hierbij ter vaststelling aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N®. 226. Leiden, 5 September 1895.
In de raadszitting van 11 Juli jl. kwam in behandeling ons voor
stel tot verlenging van de concessie voor den aanleg en de exploi
tatie van de Telefoon en de overbrenging van het Centraalbureau
naar de Waag, en werd, naar aanleiding van tegen eene verlenging
van de concessie op dit oogenblik aangevoerde bezwaren, besloten de
behandeling van de zaak uit te stellen en ons College te machtigen
nadere onderhandelingen met de concessionarissen te voeren.
Wij zjjn daarop in nader overleg getreden met concessionarissen
en hebben het verslag van het verhandelde in de bovengenoemde
raadszitting ter hunner kennis gebracht, hetgeen aanleiding heeft
gegeven tot de indiening van een nader schrijven, hetwelk hierbij
wordt overgelegd en waarin concessionarissen op, ook naar onze
overtuiging, zeer voldoende gronden aantoonen dal er alleszins
termen bestaan om thans reeds, voor dat tot de verplaatsing van bet
Centraalbureau wordt overgegaan, de concessie te verlengen tot het
Ret jaar 1920.
De aanzienlijke uitgaven die verbonden zijn aan eene overbrenging
van het Centraalbureau, de invoering van den nachtdienst enzde te
wachièn uitbreiding van het getal abonnementen, waardoor de kapi
taal-uitgaven zullen worden verzwaard in verband met de aanschaf
fing van meerder materiaal en de plaatsing van meerdere palen,
zullen in de eerste jaren de exploitatiekosten zeer drukken, zoodat
er veel voor pleit aan concessionarissen thans reeds de zekerheid
te geven dat de concessie niet reeds in 1905 zal afloopcn.
Tengevolge van de nadere onderhandelingen zjjn wij in onze over
tuiging, dat in het ondcrwerpeljjk geval de concessie behoort te
worden verlengd onder de voorwaarden vermeld in ons rapport van
13 Juni jl. (Ing. Stukken n®. 157), versterkt.
De wijze waarop tot dusverre de exploitatie heeft plaats gehad en
de waarborgen in de concessievoorwaarden bedongen, geven, naar
onze overtuiging althans, voldoende zekerheid dat van eene verlen
ging der concessie gcene bezwaren zijn te duchten, terwijl, bij aan
neming van ons voorstel, toch slechts sprake zoude wezen van eene
concessie voor den tjjd van dertig jaren, ingegaan 1 Maart 1890,
welke tjjd voor eene telefoonconcessie, waarmede aanzienlijke kapi
taal-uitgaven verbonden zijn, niet te lang kan worden geacht.
Wij handhaven alzoo ons aangehaald voorstel en geven Uwe
Vergadering mitsdien in overweging dienovereenkomstig te besluiten.
Mocht evenwel dat voorstel de goedkeuring van Uwe Vergadering
niet erlangen, dan wordt door ons subsidiair voorgesteld te besluiten
dat, wanneer de concessie na afloop van de bestaande in 1905 niet
mocht worden verlengd, aan de concessionarissen als tegemoetkoming
in de gemaakte kosten voor de verplaatsing van het Centraalbureau,
eene vergoeding uit de gemeentekas zal worden verleend ten bedrage
van f 5000.
Dit bedrag komt ons billijk voor; daardoor zal, voor een deel al
thans, tegemoet gekomen worden aan de financieele bezwaren ver
bonden aan de overbrenging en daarbij moet in het oog gehouden
worden dat concessionarissen toch niet geheel schadeloos zullen wor
den gesteld, omdat onder de kosten ad f 5000 voor de overbrenging
niet begrepen zijn de kosten voor plaatsing en verplaatsing van palen
en dat de uitbetaling eventueel eerst zal plaats hebben in 1905, zoodat
een belangrijk bedrag aan rente van het op te nemen kapitaal voor
hunne rekening blijft.
Aangezien echter de gemeente de bevoegdheid heeft de huur van
het lokaal in het Raadhuis ten allen tjjde op te zeggen en alzoo in
dat geval toch de overbrenging van liet Centraalbureau ten laste
zoude moeten komen van concessionarissen, behoeft er hier op gron
den van billijkheid slechts sprake te zijn van eene gedeeltelijke tege
moetkoming in de kosten van overbrenging en niet van eene volle
dige schadeloosstelling bij niet-verlenging van de concessie
Overigens ligt i.et onzes inziens, in den aard der zaak dat met de
opzegging van de huur van het lokaal op het Raadhuis eene tegemoet
koming in de kosten voor de overbrenging van het Centraalbureau ge
paard behoort te gaan, omdat het bij het aangaan van het huurcontract
voorzeker in geenen deele in de bedoeling heeft gelegen het gebruik
tijdens den duur der conessie te doen ophouden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan EdelAchtb. HH. Burg. en Weth. van Leiden.
Met belangstelling namen wij kennis van het in de Raadsvergade
ring van Donderdag H Juli verhandelde betreffende de verlenging
der telephoonconcessie. Wjj nemen de vrijheid in dit schrijven eenige
opmerkingen, naar aanleiding van het te dezer zake in genoemde
Vergadering gesprokene, ter Uwer kennis te brengen.
De bezwaren, verbonden aan het verleenen van eene concessie voor
een telephoon, heeft men te Leiden gedurende den tijd der exploitatie
voldoende leeren kennen. Geen enkel bljjk van ontevredenheid is
bjj het Gemeentebestuur ingekomen. Ook ontvingen Concessionarissen
van dit bestuur zelve nooit eenige klacht. Het onbekende behoeft
hier niet af te schrikken, en algemeenheden zijn onnoodig waar de
zaak zoo goed bekend is als in Leiden het geval is. Het argument
dat men niet weet in welk stadium de telephonie zal verkeeren in
1905 of 1920 is een dooddoener voor «elke" zaak. Mocht dat wegen
dan kwam er nooit iets tot stand. Geen gemeente zou dan eenige
Concessie kunnen geven, en nog veel minder zelf mogen expioiteeren.
Bij besprekingen heeft men rekening te houden met den toestand
van op het oogenblik, en wil men de toekomst daarin betrekken dan
mag dit alleen gebeuren voor feiten van welker vervulling men
zeker is«
Ook meenen wij te mogen betwjjfelen of de aanhaling van het door
Z.E. den Minister voorkomende op bladz. 1221 te Leiden wel op
haar plaats is. Immers waar de Minister spreekt van te staan aan
den vooravond eener «nieuwe exploitatie op uitgebreider schaal" had
Z.E. het oog op het reeds gebeurde te Amsterdam, en op wat op
11 Juli en bjj de interpellatie-Tydeman nog te Rotterdam werd ver
wacht, maar wat inmiddels aldaar is gebeurd. Daar toch stond het
hooge abonnement (resp. Fl. 118 en Fl. 120) de uitbreiding in den
weg. En wat is daar na rijp onderzoek door de gemeentebesturen
gebleken? «Immers dat bjj exploitatie door die gemeenten, beide
«grooter dan Leiden, niet lager dan tot Fl. 80 zal worden geëxploi-
«teerd, en men te Amsterdam er voor is voorloopig het oude abon-
«neraent te blijven heffen." Uitbreiding kan alleen geschieden door
het stellen van den «laagst mogeljjken" abonnementsprijs. Welnu,
daarin is Leiden de grootere plaatsen reeds 5 jaar voor.
Uit het vervolg van wat door Z.E. wordt gezegd bljjkt voldoende
dat, waar hij verklaart «dat de exploitatie van een telephoonnet
behoort te zijn in handen van het Gemeentebestuur" niet wordt be
doeld dat het Gemeentebestuur «zeif" zal expioiteeren, maar veelmeer
dat dat Bestuur, hetzjj door eigen exploitatie, of wel door het stellen
van voorwaarden bij het verleenen eener concessie, vrjj wordt ge
laten die inrichtingen te verkrjjgcn, die ter plaatse met bet oog op
plaatselijke omstandigheden worden gewenscht. Om dit toe te lichten
behoeven wij slechts te wijzen op de verschillende systemen die bjj