62
DONDERDAG 22 AUGUSTUS 1895.
1892, en daarna op nicnw bij de begrooting voor 1894. Hel eerste
nummer op de begrooting voor 1894 bevat volledige inlichtingen om
trent den eersten post van ontvangst, welke reeds vroeger door de
Commissie van Financien was onderzocht en goedgekeurd en nader
hand ook door den Haad. De Raad heeft het bedrag vastgesteld op
grond van de daarby verstrekte inlichtingen. Dn bedrag is een vast
eijler, dat in 1894 niet kan vermeerderen, noch verminderen, zoodat
het weer tot datzelfde bedrag in de rekening en verantwoording
van 1894 moet voorkomen.
Nu kan men natuurlijk wel aan Burg. en VVelli. verzoeken om nog
maals die inlichtingen te geven hoe men aan dat bedrag komt en
wij zullen gaarne aan dat verzoek gevolg geven, maar ik zie niet in
welk nut het kan hebben om driemaal precies dezelfde inlichtingen
te ontvangen.
De tweede opmerking was: «De verkoop van tienden (n'. 118),
waarbij tusschenpersonen en schatters met het leeuwendeel der op
brengst gaan strijken en de kosten en moeiten daaraan besleed om
trent niet rendeeren, geeft ons aanleiding de vraag te stellen of het
overweging verdient het recht der gemeente op (ie tienden te ver-
koopeu".
De opmerking is volkomen juist, maar (och zijn in de laatste jaren
de onkosten voor de inning der tienden verminderd. Er wordt zoo
veel mogelyk op bezuinigd, en de verkoop der tienden werd daarom
ook reeds samengesmolten met de openbare verpachting van de tienden
van het Kroondomein, ten einde onkosten voor de gemeente uit te
sparen. Er blyven nu nog alleen de aardappelen tienden over, die
worden echter met zoo weinig kosten geschat dat daarop onmogelijk
iets te bezuinigen valt. De lage opbrengst van het graan wordt ver
oorzaakt doordien in de tiendplichtige velden nog maar zeer zelden
koorn wordt verbouwd en juist deze waren vroeger de grootc bron
van inkomsten van de tienden.
Onlangs is er evenwel eene maatschappij gevormd die de tiend
rechten scbjjnt te willen afkoopen; er kan dus wellicht voor ons
aanleiding bestaan om ons met deze maatschappij in betrekking te
stellen. Ik behoef echter niet te zeggen dat waar de opbrengst van
het tiendrecht zoo gering is, de bewuste maatschappij ook niet veel
voor den afkoop daarvan zal geven. In het jaar 1850 is reeds be
proefd de tienden te verkoopen, maar niemand wilde het tiendrecht
voor Leiderdorp koopen.
Dan volgt de opmerking dat het voordeel uit den verkoop van oud
jjzer en afgekeurde voorwerpen zoo gering is. en wordt de vraag
gesteld of deze bate niet kan stjjgen door vermindering der kosten,
terwyl het aan de Commissie wenschelijker voorkomt den verkoop
te doen geschieden door Burg. en Weth., alzoo onderhands. Als
voorbeeld wordt aangehaald dat afgekeurde brandspuiten, brandhaken
enz. samen opbrachten 270, terwijl de kosten in dat geval slechts
heliepen f 21.30. Omtrent dit punt wensch ik hel volgende te doen
opmerken. In den verkoop van de eerstbedoelde oude, voor den
dienst afgekeurde voorwerpen, waren oorspronkelijk ook begrepen de
afgekeurde brandspuiten, maar deze werden niet verkocht doch op
gehouden. Naderhand zyn zij toen na voorafgaande machtiging van
den Raad onderhands verkocht. Dat zy eerst in den openbaren ver
koop voorkwamen verhoogde evenwel de onkosten van die veiling
belangrijk. Waren zij toen verkocht, de onkosten hadden weinig meer
bedragen, de registratierechten alleen zouden wat hooger zijn ge
weest. Hoe grooter verkoop hoe in verhouding geringer onkosten.
Wat wordt onder eztra-bodendienst verstaan, vraagt de Commissie?
Dat zyn die bodendieusten welke door bjjzondere personen worden
verricht, o. a. bij verkiezingen wanneer de stadsboden in de stem-
bureaux aanwezig moeten zyn, of wanneer een stadsbode door ziekte
is verhinderd dienst te doen.
Volgt de opmerking: »Ten bedrage van f 199.58 zijn onder het
hoofd, «onderhoud en aankoop van voorwerpen voor het museum in
de Lakenhal" hlykens genoemde bescheiden voorwerpen voor het
oud-archief aangekocht; voor een juisten staat van kosten komt eene
dergeljjke samenvoeging onze Commissie ongewenscht voor".
De omschrijving: «onderhoud en aankoop van voorwerpen voor het
museum in de Lakenhal" is minder juist; de bedoelde post luidt:
«onderhoud en aankoop van voorwerpen van waarde of belangrijk
voor de oudheidkunde en geschiedenis der kunst".
Op dien post staat uitgetrokken f 200 voor aankoop van stukken
voor het oud-archief, waarvan is uitgegeven f 199.58. De verant
woording dezer gelden op dien post is dus volkomen in overeenstem
ming met de begrooting. Aan de eenmaal door den Raad vastge
stelde begrooting moeten Burg. en Weth. zich natuurlijk houden.
Zijn er leden die meenen dal die geiden niet op den post voor aan
koop van voorwerpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde
en de geschiedenis der kunst behooren, dan moeten zij bij de behan
deling van de begrooting daarvan doen blijken en de Raad kan dan
beslissen. Deze opmerking geldt ook ten aanzieu van hetgeen door
de Commissie wordt gezegd over het voorkomen op Volgn. 97 van
de kosten van duinwater voor de scholen. Op de eenmaal vastge
stelde begrooting komt een post voor voor verstrekking van duinwater
op dat volgnominer 97. De kosten daarvan behooren dus daaronder te
worden gebracht, maar niet op den post onderwijs, want daar wordt
van geen duinwater gesproken en Burg. en Wetli. kunnen de kosten
van duinwater voor de scholen op dien post dus ook niet verant
woorden.
Wat de vraag van de Commissie betreft ten aanzien van de kosten
der parken, diene dat elk jaar eene opgave der kosten wordt gezon
den aan den Minister van Binnenlandsche Zaken ter verkrijging van
het subsidie van f 500. Voor het jaar 1894 hebben die kosten
1488.50 bedragen.
«Was het bouwen van 4 gemetselde vuilnisbakken niel voor aan
besteding geschikt geweest", vraagt de Commissie. De aan deze
voorafgaande vuilnisbakken zijn zóó laag aanbesteed, dat men meende
dat de aannemer daarvan deze 4 bakken ook wel mocht bouwen.
Ten opzichte van het duinwater vinden wij nog deze vraag van I
de Commissie: «Kan de gemeente intusschen als groot verbruikstcr
van duinwater bij de Maatschappij niet goedkooper terecht dan tegen
33 cents per M3."
Naar aanleiding van deze vraag hebben Burg. en Weth. zich met
de Maatschappij in betrekking gesteld. Wat de uilslag zal zijn van
de gevoerde onderhandelingen, is nog niet bekend, maar aangezien
wij het voorrecht hebben dal de twee onderteekenaars van het rap
port der Commissie van Financiën tevens zyn Commissarissen van de
Duinwatermaatschappij, mogen wij wel onderstellen dal deze heeren
de pogingen van Burg. en Weth, tot verlaging van het tarief voor
de gemeente, met warmte zullen steunen.
«Eene specifieke opgaaf der gemeente-eigendommen waarvoor grond
lasten betaald worden, ware gewenscht.''
Die eigendommen zijn in hoofdzaak genoemd in de memorie van
toelichting bij de begrooting, en staan bovendien alle vermeld op
den legger der gemeente-eigendommen, welke ten allen tijde ter in
zage van de leden op de Rekenkamer ligt.
«Met belangstelling zag de Commissie dat aan een vroeger gedaan
verzoek tot splitsing der bedragen, voor de Hoogere Burgerscholen
voor Jongens en voor Meisjes besteed, gevolg gegeven was. Evenwel
is de bedoeling beter dan de uitvoering; met één oogopslag te zien
hoeveel elke inrichting kost kan uit den overgelegden slaat niet
blijken."
Zoolang het onderhoud der scholen voor Jongens en voor
Meisjes collectief aan één persoon is opgedragen, is eene splitsing
van kosten slechts by benadering te maken. En wat de specificeering
betreft van de kosten voor de scholen van lager onderwijs, dit is
onmogelijk zoolang het tegenwoordige contract loopt, waarbij het
onderhoud dier scholen collectief is aangenomen door één aannemer
tol ultimo December 1890. Het is echter de bedoeling van Burg. en
Weth. om na afloop van dit Contract wijzigingen te brengen in de
voorwaarden van aanbesteding, ook om het onderhoud niet voor
zoo'n groot aantal jaren aan te besteden. Bij die gelegenheid zal
dan ook met den wensch van de Commissie van Financiën rekening
kunnen worden gehouden. Is het mogelijk om van elke school de
kosten op te geven dan zal dit worden gedaan, maar voor 1895 en
189G is dit beslist onmogelijk.
De Commissie meent verder dat overlegging van de verantwoor
ding der uitbetaalde sommen voor onderstand gewenscht ware.
Uil den aard der zaak kunnen by zulk eene verantwoording geene
quitantiën worden overgelegd, maar de staat, vermeldende waaraan
de gelden zyn besteed, ligt in de Leeskamer ter kennisneming van
de leden.
Ten slotte blijft mij nog over namens Burg. en Weth. dank te
betuigen aan de Commissie van Financiën voor de waardeerende
woorden waarmede zy haar rapport heeft besloten. Ik twjjfel er niet
aan of de leden van den Raad zullen niet minder waardeeren de
nauwkeurige wjjze waarop de Commissie zich van haar onderzoek
heeft gekweten.
(Toejuiching.)
De heer Verhev van Wijk. M. d. V.! Namens de Commissie van
Financiën dank ik U voor de verstrekte inlichtingen. Wat nu betreft
het batig saldo der rekening 4892, de Commissie heeft niet verlangd
dat Burg. en Weth. opnieuw zouden geven eene verklaring, hoe men
aan dit batig saldo is gekomen, maar zy heeft alleen gewenscht de
overlegging van een stuk waaruit zou bljjken, hoe groot het batig
saldo werkelijk is. Nu vond de Commissie bij het nazien der reke
ning een stuk waarin dat batig saldo wordt opgegeven als eerste
onlvangstpost der rekening 1894, maar er is in de portefeuille eene
verklaring bij, welke een geheel ander cyfer geeft. En daarom beeft
de Commissie gewenscht overlegging van stuk n*. 202 van 4893.
Wanneer daarbij was opgegeven de datum waarop de Gemeenteraad
het bedrag had vastgesteld, dan was de Commissie volkomen bevre
digd geweest.
Wat liet onderhoud der scholen betreft, de Commissie zou genoegen
hebhen genomen met eene opgave van hetgeen de Hoogere Burger
school voor Jongens en die voor Meisjes by benadering elk aan onder
houd hadden gekost. Is bet onderhoud der gebouwen nu in één
aanbestedingspost begrepen, dan geschiedt de verdeeling der kosten
vooreerst bij benadering en kan er later bij de aanbesteding op ge
rekend worden. De hoofdzaak is te weten wat elke school kost.
Zulk eene opgave zou de Commissie voortaan gaarne van elke school,
ook van lager onder wjjs, ontvangen. Het opmaken van dergeljjke
staten is natuurlijk voor gemeente-ambtenaren veel gemakkeljjker dan
voor ons als leden van de Commissie van Financiën.
Ten opzichte van de kosten van duinwater heeft de Commissie
gezien dat daarvoor door de gemeente eene kolossale som wordt be
taald. Uwe opmerking dat twee leden van de Commissie van Finan
ciën tevens zjjn Commissarissen van de Duinwatcrmaatschappjj is zeker
juist, maar doet niet veel ter zake. Natuurljjk kan de Directeur
over eene eventueele verlaging van den prjjs van water voor de ge
meente ons advies vragen, maar hij is daartoe niet gehouden, mocht
hij dit evenwel doen, dan geef ik U bij voorbaat de verzekering dat
Commissarissen gaarne het verzoek van het Dag. Bestuur zullen
overwegen.
Van Uwe overige inlichtingen, M. d. V., wordt door de Commissie
dankbaar nota genomen.
De Voorzitter. Wat het verbruik van duinwater op de scholen
betreft, wanneer wij willen weten hoeveel dit voor de scholen be
draagt, dan moeten bij de behandeling van de begrooling de uitgaven
voor duinwater van den tegenwoordigen post worden overgebracht
naar andere posten. Zoolang de Raad heeft beslist dat bet verbruik
van drinkwater op een anderen post moet komen dan op dien voor
het onderwjjs, zoolang behoort de duinwater-rekening ook niet bij
den post voor scholen thuis.
Ik heb reeds gezegd dat er geen bezwaar bestaat om een volgend
jaar het Raadsbesluit door de Commissie bedoeld, bjj de rekening