56 DONDERDAG 11 JULI 1895. het voorstel van Burg. en Weth., dat de gemeente nog 15 jaren langer zal binden dan zij nu reeds gebonden is. De Voorzitter. Wanneer wij volkomen vrij waren op het oogen- blik om met de (irma Bibbink, Van Bork en C®. al ol niet in eenige onderhandeling te treden, zou ik het met den heer Drucker volkomen eens wezen, dat wij onze vrijheid niet moeten prijsgeven om in 1905 te doen wat onze hand dan zal vinden te doen. Maar dit is niet zoo. Wat is het geval. Aan de Telefoonmaatschappij die zich tot dusverre uitstekend van haren plicht gekweten heeft, is verzocht het centraalbureau van het stadhuis te verwijderen. Ik huis er dicht hij; mijne kamer is er vlak in de buurt, zoodat ik gelegenheid heb die inrichting waar te nemen. Ik kan de ver zekering geven, dat ik het hoogst gevaarlijk acht dat het centraal bureau op het stadhuis verblijft, te meer nu de nachtdienst is inge voerd, en er dag en nacht menschen zijn die vuur en licht branden, stoven hebben, in één woord nu het brandgevaar vermeerderd is. Het komt ons dus voor dat het werkelijk in het belang van de veiligheid van ons stadhuis is, het centraalbureau zoo spoedig mogelijk er van te verwijderen. Nu weet ik wel dat wij volkomen bevoegd zijn aan de bovenge noemde firma het verblijf in het stadhuis op te zeggen, maar dat zou in de hoogste mate onbillijk zijn. De kosten van overbrenging zijn f 5000, en nu gaat het niet aan die firma, welke de zekerheid had, zoolang de korte concessie duurt, het centraalbureau te mogen gevestigd houden op het stadhuis, over weinige jaren de som van f 5000 te laten betalen bij eene exploitatie waarop verloren wordt. Het is dus alleszins billijk dat daaraan op eenige wijze wordt te ge- moet gekomen. Wil de gemeente de kosten van overbrenging betalen, waarvoor wel wat te zeggen is, en dan niet de concessie verlengen, dan zou ik mij wel met het denkbeeld van den Drucker kunnen vereenigen, want ik erken dat hebben Burg. en Weth. ook over wogen dat het beter is onze vrijheid, om eene nieuwe regeling aan te gaan, te behouden tot 1905. De firma, die zoo goed aan hare verplichtingen voldoet, moeten wij de zekerheid geven, dat de on kosten de exploitatie over een zoo klein aantal jaren niet bezwaren. Wat de concessie betreft, deze is oorspronkelijk gegeven voor 15 jaren. Ik geloof dat, wanneer de firma die nu concessie heeft, oorspron kelijk de concessie voor 25 jaren had gevraagd, daartegen geen redeljjk bezwaar zou te maken zijn geweest, vooral nu van alle con cessionarissen deze de goedkoopste is, want bet abonnement bedraagt f 35, en zooals ik zeg, er wordt bij die concessie op de exploitatie, welke behoorlijk geschiedt, verloren, althans tot dusverre niet gewonnen. Men hoopt in latere jaren het verlies goed te maken, dat men in de eerste jaren heeft geleden. Wanneer deze f 5000 de onkosten-rekening ook nog gaan drukken, wordt tegenover de firma wel wat onbillijk gehandeld. De heer Drucker zal hebben opgemerkt dat Burg. en Weth. overigens bepalingen hebben gemaakt voor de nieuwe concessie, zoodat wanneer in 1905 of later elders de abonnementen lager mochten worden ge steld dan hier, de concessionaris verplicht is die ook hier op dien prijs te bepalen. De heer Drucker, M. d. V.Ik behoef niet te betoogen, want het is door u erkend, dat wij rechtens volkomen bevoegd zjjn, de huur aan de Maatschappij op te zeggen; dit staat zoo duidelijk mogeljjk in het contract. Aan den anderen kant valt het echter ook niet te ontkennen, dat opzegging van huur van haar tegenwoordig lokaal min of meer hard is. Er zijn inderdaad redenen, aan de hardheid daarin gelegen te gemoet te komen, zooals door u gezegd is M. d. V. »op de eene of andere wijze." Dit »op de eene of andere wijze" zou ik echter willen varieeren en zeggen: op eene andere wijze en niet op deze, hier voorgesteld. Gaarne wil ik medewerken tot eene andere schikkking, waardoor het der Maatschappij gemakkelijk wordt gemaakt te verhuizen, zonder haar op te groote kosten te jagen. Ik zou bijv. gaarne de huursom voor de lokalen boven de Waag lager willen stellen dan nu wordt voorgesteld, maar vooraf zoude ik met deze voordracht willen afrekenen, de Verlenging van de concessie ter zijde willen stellen. Zijn wij daarvan los, dan kan men met de Maat schappij opnieuw onderhandelen en zien hoe het best kan worden tegemoetgekomen aan de hardheid, min of meer in een opzegging van de tegenwoordige huur gelegen. Er zijn door u, M. d. V., drie argumenten aangevoerd om aan te toonen dat de concessie wel mag worden verlengd. Het eerste was, dat wanneer bij het oorspronkelijke concessie-ver zoek eene concessie voor 30 jaren was gevraagd, deze ook zoude zijn toegestaan. Ja, M. d. V.! dat is nu bezwaarlijk uit te maken. Ik was destijds nog geen lid van den Raad; maar het is, mjjns inziens, toch later zeer moeieljjk te zeggen hoe men gehandeld zoude hebben, wanneer een voorstel anders geluid had dan het bij de indiening luidde. Het tweede argument was, dat er gemeenten zijn, waar de con cessie voor langeren termijn is verleend. Ik kan dit niet stellig tegenspreken, maar de Minister van Waterstaat, die de zaak wel zal hebben nagegaan, is een ander gevoelen toegedaan blijkens het straks door mij aangehaalde citaat. Hij zeide toch: »De gemeenten hebben een goeden blik gehad, want zij hebben vergunningen gegeven voor korten tijd, en daaraan is het te danken dat zij thans in de gunstige omstandigheid verkeeren de zaak opnieuw naar den eisch des tijds te kunnen regelen." Uit die woorden mag, meen ik, worden afge leid, dat de gemeenten niet voor langen tjjd concessie hebben ver leend; anders had de Minister niet kunnen zeggen, dat zjj nu reeds in de gunstige omstandigheid verkeeren de zaak opnieuw te kunnen regelen. Uw derde argument was, dat tegenover de verlenging ook voor- deelige voorwaarden bedongen zijn. Ik spreek dit niet tegen, maar bedongen is nu slechts datgene wat men kan voorzien, terwijl het juist op het gebied van telephonie zoo uiterst moeielijk is te zeggen welke nieuwe uitvindingen zullen worden gedaan, en welke nieuwe omstandigheden kunnen voorkomen, waardoor wij het in 1905 zouden betreuren nog voor 15 jaren gebonden te zijn. Ik blijf dus bij mijne bezwaren tegen de voorgestelde verlenging der concessie. De Voorzitter. Gesteld eens dat wij op het oogenblik volkomen vrij waren, dan zou ik er toch niet aan denken een voorstel te doen om de telefoon door de gemeente te laten exploiteeren. Ik geloof dat ook alle wenschen in de Tweede Kamer besproken, veel meer zien op heel groote plaatsen, waar de telefoon groote uitbreiding vindt. Wij moeten bedenken dat de telefoon in Leiden nooit zoo verbazend zal toenemen wanneer niet tevens het abonnement zeer verlaagd wordt. Concessionarissen hebben ons herhaaldelijk verzekerd, dat het on mogelijk is iets van het abonnement af te nemen, en dit is toch de eenige weg hier in Leiden om het aantal abonnementen te doen toenemen. Ik zou dus meenen dat wij hier niet zooveel gevaar zullen loopen met de verlenging der concessie. Ik herinner bovendien aan eer, bepaling in de concessie, al «Art. 15 De concessie vervalt wanneer de door de regeering verleende vergunning wordt ingetrokken." Mocht eenmaal de wensch uitgedrukt in de motie-Tyderaan, nl. om de telefonie tot rijkszaak te maken, vervuld worden, dan zou men, naar ik onderstel, van dergelijke bepaling in concession gebruik maken, maar alleen ook in dat geval, Burg. en Weth. van meening dat het wenschelijk is het centraalbureau hier niet te laten, hebben met de firma ook nog andere middelen besproken, doch hiertegen waren weder andere bezwaren, zoodat bet ons ten slotte nog het minst bezwarend toescheen om de concesie met 15 jaren te verlengen op eenigszins gewijzigde voorwaarden. Wanneer nu deze voordracht wordt verworpen, zullen Burg. en Weth. zonder eene grove on billijkheid te begaan niet kunnen komen met een voordracht om dc huur van het lokaal op te zeggen, ten minste niet zonder aan de firma een equivalent te geven. De heer Drucker. M. d. V..' Wat daar het laatst door u wordt gezegd, maakt het stemmen tegen de voordracht moeiclgk. Ik zal er desniettemin tegen stemmen maar het maakt toch de stemming on zuiver, Ik had tot op het laatste oogenblik vertrouwd, dat wanneer de Raad mocht verklaren niet den weg op te willen gaan door Burg. en Weth. voorgesteld, dezen alsdan opnieuw met de Maatschappij onderhandelingen zouden willen aanknoopen om langs een anderen weg het beoogde doel te bereiken. Moet ik nu uit uw woorden, M. d. V., opmaken dat Burg. en Weth. dit niet zullen doen, dan zal ik trachten de zaak op eene andere wijze te doen beslissen, bijv. in den vorm van eene motie, waarbij de Raad in de gelegenheid wordt gesteld uit te spreken, dat hij niet geneigd is tot verlenging der concessie mede te werken en Burg. en Weth. uitnoodigt in nadere onderhandeling met de Maatschappij te treden. De Voorzitter. Wanneer de Raad zich met dit voorstel niet kan vereenigen, dan zullen wjj natuurlijk elk ander voorstel in overweging nemen. Wij hebben evenwel de zaak reeds herhaaldelijk in confe- rentien met de concessionarissen besproken en van alle kanten bezien, en mijne meening is, dat zij niet licht met eene verplaatsing van het centraalbureau genoegen zullen nemen, tenzij hun daarvoor een aequivalent wordt gegeven, door verlenging der concessie of door terugbetaling der f 5000 onkosten. Wil de gemeente die 5000 voor hare rekening nemen, dan zal natuurlijk bij de firma geen bezwaar tegen verplaatsing bestaan. De heer Van Hamel. Zou aan het bezwaar van den heer Drucker niet tegemoet te komen zijn door de volgende regeling. De voorgestelde verlenging der concessie met 15 jaren is ten deele een aequivalent voor de onkosten ad f 5000. Verdeeld over 25 jaren 1895—1920 is dit per jaar 200. Zou men nu niet kunnen bepalen dat wanneer na 1905 de concessie niet mocht worden verlengd, de concessionaris zoo vele malen dit jaarlijksch bedrag terngkrjjgt, als noodig blijkt om de nu gemaakte onkosten ad f 5000 te dekken'? De heer Drucker. Het is zeer moeielijk tegen te spreken wat nu tegen mijne meening wordt aangevoerd, omdat ik mg stel op het standpunt, dat noch ik, noch iemand van ons weet wat er in 1905 kan gebeuren. Na de uitvoerige discussie in de Tweede Kamer is naar mijne meening duidelijker dan ooit te voren gebleken, dat niemand kan voorzien hoe de telephonie er zal uitzien over 20 jaren. En op dit standpunt staande moet men vrij zgn, om in 1905 de be voegdheid te hebben de concessie al dan niet te verlengen, hetzij voor een zekeren tijd, hetzij van jaar tot jaar bijv. Nu is door den heer Van Hamel reeds een middel aan de hand gedaan om aan mjjn bezwaar tegemoet te komen. Mochten wij in 1905 de concessie niet willen verlengen, dan zouden wij de Maat- schappij van de nu door haar te besteden f 5000 kosten eene zekere som kunnen restitueeren. Dat is één middel en zoo zullen er wel- licht nog andere blijken te zjjn, om zonder verlenging der concessie tot eene bevredigende oplossing te komen. De Voorzitter. Ik heb er niets geen bezwaar tegen om aan con cessionarissen mede te deelen dat er tegen ons voorstel bij den Raad bezwaren zijn gerezen, en te beproeven of er niet een ander middel ter bevrediging is te vinden zonder verlenging der concessie. Wil de Raad in dien zin besluiten, dat Burg. en Weth. nog eens onder- handelen met de firma? De beer Drucker. M. d. V.! Met dien verstande, dat ik mij de be- vocgdheid blijf voorbehouden, toch tegen verlenging der concessie te stemmen. Ik zeg dit, omdat wellicht anders zoude kunnen beweerd worden: er is beproefd aan uw bezwaar te gemoet te komen, dit blijkt echter niet te gaan en nu moet gij u ook bij de verlenging der concessie nederleggen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 8