GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 87 INGEKOMEN STUKKEN. N*. 125. Leiden, 20 Mei 1895. Door de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij is de eigendom aangeYraagd van een gedeelte gemeentegrond langs den Zuidsingel en de Binnenvestgracht op de overgelegde kaart met roode Ijjncn aange geven. Blijkens nader overgelegde kadastrale teekening zijn de aange vraagde strooken grond, gedeelten van ongenummerde publieke wegen, dat aan de zijde van de Binncnvestgracht groot 38 centiaren, en dal ten Noorden van den Zuidsingel,groot 2 aren, 18 centiaren, te zamen 2 aren, 56 centiaren. Verder zal bij inwilliging van het ver zoek de bestaande bestrating aan adressant in eigendom moeten worden overgedragen alsmede de brug over de Binnenvestgracht, waarvoor thans sedert 1839 door de Grofsmederij eene jaarlijksche recognitie van f 25 aan de gemeente wordt betaald ter tegemoetko ming in de onderhoudskosten. Na door de Commissie van Fabricage ingesteld onderzoek is ge bleken dat tegen den ge vraagden eigendomsafstand geen bezwaar be staat, zoodat wjj Uwe Vergadering in overweging geven: 1*. te verklaren dat niet meer voor den openbaren dienst bestemd zijn: a. een gedeelte publieke weg, op nevensgaande schetsteekening geel gekleurd, gelegen aan de Westzijde van de Binnenvestgracht en grenzende aan de Zuid- en Westzijde aan eigendommen van de Ko ninklijke Nederlandsche Grofsmederij, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie G, een gedeelte van ongenummerde wegen, ter grootte van 38 centiaren, en b. een gedeelte publieke weg, op nevensgaande schetsteekening groen gekleurd, gelegen aan de Westzijde van de Binnenvestgracht en ten Noorden van den Zuidsingel, verder gren zende ten Noorden aan eigendommen van genoemde Koninklijke Ne derlandsche Grofsmederij, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie C, een gedeelte ongenummerde wegen, ter grootte volgens opmeting van 2 aren, 18 centiaren; 2'. den sub 1 omschreven grond in eigendom af te staan aan de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij met de bestrating en de brug over de Binncnvestgracht tegen betaling van een koopsom van 2000 en de kosten van overdracht en onder voorwaarde: a. dat de terreinen met voldoende ijzeren hekken of muren worden afgescheiden van de openbare straat welke afscheiding voortdurend door adressant moet worden onderhouden, hersteld, vernieuwd of geverfd, alles ten genoege van Burg. en Weth.; b. dat de gemeente ten behoeve van herstellingen, van vernieuwingen of veranderingen van riolen, gas- of waterleidingen steeds de vrije beschikking over het afgestane gedeelte der straat heeft zonder daarvoor eenige schadeloosstelling verschuldigd te zijn; c. dat door adressant de bestaande doorvaart nimmer mag worden belemmerd of verhinderd; d. dat adressant zich binnen 2 maanden moet verklaren of de koop onder de gestelde voorwaarden wordt aanvaard. Het komt ons voor dat een koopprijs ven 2000 billijk kan wor den geacht ook met het oog op de overdracht van de bestrating en van de brug, lerwjjl de Grofsmederij alsdan wordt ontheven van de jaarlyksche recognitie ad f 25 voor het onderhoud van de brug. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de «Koninklijke Neder landsche Grofsmederij" alhier; dat zij ter geriefelijker afsluiting van het door haar aangekochte terrein, gaarne in eigendom zou erlangen de gedeelten openbare we gen, aangegeven op bijgaanden lichtdruk en calque >met roode rechte en kruis-lijnen". Reden waarom zij Uw college beleefd verzoekt bedoelde openbare wegen aan haar in eigendom af te staan op door Uw college billijk geachte en voor haar aannemelijke voorwaarden en in dat geval de bovengenoemde afscheidingen te mogen plaatsen. «Koninkljjke Nederlandsche Grofsmederij", Leiden, den 29 Januari 1895. C. Bonger, Dir. N'. 120. Leiden, 13 Mei 1895. Bij de behandeling van de vraag of en, zoo ja, welke wijzigingen in de inrichting van de veemarkt zouden moeten worden aangebracht, waarbij onderscheidene deskundigen en belanghebbenden bij de vee markt door ons zijn gehoord, is het ons gebleken dat aan het plaats gebrek kan worden tegemoet gekomen door eene betere verdeeling van de veesoorten op de verschillende plaatsen voor de veemarkten aangewezen. Tengevolge van deze overwegingen is eene wijziging ontworpen van de bestaande bepalingen houdende aanwijzing van de plaatsen, dagen en uren van de verschillende markten en is eene gewijzigde Verordening in de Raadsvergadering van 9 Meijl. vastgesteld. In de tweede plaats zijn wij bjj de behandeling van deze aange legenheid meer en meer tot de overtuiging gekomen dat de belasting voor plaatsen op de veemarkten alhier inderdaad zeer gering is en dat de opbrengst niet in verhouding staat tot de uitgaven welke ten laste van de gemeente komen en benoodigd zijn in het belang van eene behoorlijke inrichting der markt, welke uitgaven in den regel eer vermeerderen dan verminderen. Het marktgeld bedraagt thans: a. voor een paard of runderbeest f 0.10, b. voor een kalf, gemest varken, veulen of ezel f 0.05, e. voor een schaap, lam, bok, geit, bigge, ongemest varken of een hond f 0.02', terwijl in andere gemeenten deze belasting belangrjjk hooger is. Zoo bedraagt o. a. de belasting voor een rund te Rotterdam f 0.30, te Leeuwarden ƒ0.20 en te Zwolle f 0.15. Bij de verschillende conferentiën door ons College met onderschei dene belanghebbenden bij de veemarkt en marktbezoekers gehouden, hebben dezen dan ook eenparig verzekerd dat tegen verhooging van het marktgeld gcenerlei bezwaar zoude bestaan en dat eene ver hooging van het marktgeld in geenen deele vermindering van den aanvoer van vee op onze markten ten gevolge zal hebben. De Commissie uit de Kamer van Koophandel en Fabrieken, die ten vorigen jare de inrichting van de veemarkten tot een punt van ernstige overweging heeft gemaakt, is dezelfde meening toegedaan en van oordeel dat eene verhooging van het marktgeld alleszins billijk is te achten en geen vermindering van aanvoer zal ten gevolge hebben doch dat integendeel meerdere ruimte en doeltreffende inrichting van de markt dien aanvoer gestadig zullen doen toenemen. Van eene verhooging zullen evenwel in allen gevalle moeten worden uitgesloten de schapen en lammeren en wel op grond, dat krachtens het contract van verpachting van het reinhouden der ge meente, de pachters voor de hokken der schapen 0.40 en voor die der lammeren f 0.30 voor elk hok in rekening mogen brengen. Naar het ons voorkomt zoude het tarief als volgt moeten worden gewijzigd: voor een paard of runderbeest 0.20, voor een gemest of vet varken 0.15, voor een vet kalf, veulen of ezel 0.10, voor een nuchter kalf of ongemest varken f 0.05 en voor een schaap, lam, bok, geit, bigge of hond ƒ0.02'. Bjj vaststelling van zoodanig tarief kan op eene verhooging van de opbrengst met gemideld 3000 per jaar worden gerekend. In de laatste verloopcn tien jaren was de opbrengst van de vee markt, als volgt: 1885 5796.95 1886 6388.95 1887 6329.50 1888 6371.05 1889 5775.— 1890 5817.15 1891 6150.90 1892 5743.70 1893 6364.65 1894 5888.45 te zamen 60626.30 gemiddeld per jaar 6062.63. Wat de uitgaven ter zake van de markten betreft brengen wjj in herinnering onze rapporten van 19 April 1888 (Ing. Stukken n*. 85) en van 19 Februari 1894 (Ing. Stukken n°. 55) waarbjj eene raming werd gegeven van die uitgaven gemiddeld per jaar en wel van 10400. Hierbjj was in mindering gebracht eene som van 1400 welke door den pachter van den afval van en de bediening der Beestenmarkt jaarlijks aan de gemeente werd betaald. Tengevolge van de gewijzigde verpachting van het reinhouden der gemeente is deze ontvangstpost vervallen en wordt daarentegen door de gemeente aan de pachters jaarlijks betaald een bedrag van f2300. De vroeger opgemaakte raming van uitgaven zal alzoo vooreerst moeten worden verhoogd met f 1400 en verder met een deel van de jaarlijksche uitkeering door de gemeente ad 2300 per jaar voormeld. Vervolgens zijn in verband met de gewijzigde inrichting van de veemarkten nog eenige werken noodig voor betere afsluiting, de plaatsing van wachthuisjes en van de toegangen tot de markten en is het personeel vermeerderd. Uit een en ander blijkt, dat bij aanneming van het gewijzigd tarief het te heffen bedrag blijft beneden de door de gemeente ter zake gedaan wordende uitgaven en alzoo het bepaalde bij art. 254 der emeentewet behoorlijk wordt in acht genomen. Wij geven Uwe Vergadering op grond van een en ander in over weging te besluiten Art. 3 van het Raadsbesluit van den 17en Mei 1888, regelende de heffing van eene belasting voor plaatsen op de onderscheidene markten of elders te Leiden, goedgekeurd bjj Koninklijk besluit van den 16en Juni 1888 n#. 21, gewjjzigd bij Raadsbesluit van den 15en Maart 1894, goedgekeurd bij Koninkljjk besluit van 4 Mei 1894 n'. 43, te wjjzi* gen als volgt: Art. 3. De belasting bedraagt: a. voor een paard of runderbeest 0.20, b. voor een gemest of vet varken 0.15, c. voor een vet kalf, veulen of ezel 0.10, d. voor een nuchter kalf of ongemest varken 0.03, en voor een schaap, lam, bok, geit, bigge of hond f 0.02', en de Verordening op de invordering van de belasting voor plaatsen op de onderscheidene markten of elders, vastgesteld bij Raadsbesluit van 17 Mei 1888, onveranderd vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 12 V. Leiden, 18 Mei 1895. Vermits reeds sedert geruimen tijd was gebleken dat er dringend behoefte bestaat aan eene betere regeling der bouwpolitie hier ter stede ter vervanging en aanvulling van de betrekkeljjke bepalingen voorkomende in de Algemeene Politieverordening van 6 November 1879, hebben wij eene afzonderlijke Verordening op het bouwen en sloopen ontworpen, welk concept wij de eer hebben hierbij ter vast stelling aan Uwe Vergadering aan te bieden. De Verordening is opgemaakt na raadpleging van diergeljjke ver ordeningen in verschillende andere gemeenten en na advies van de Commissie van Fabricage en van andere deskundigen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 1