26 DONDERDAG 9 MEI 1895. uitdrukking huizenmelkers, dat zij hunne huizen niet anders dan beneden een zeker maximum mochten verhuren, of indien de Raad zulk eene voorwaarde aan zijne onlangs verleende garantie had ver bonden. Dan zoude ik mij daartegen even sterk verzetten of verzet hebben, als ik in der tijd van harte ben medegegaan met het garan deeren van de leeuing benoodigd voor goede arbeiderswoningen. De voorstanders van den hier voorgestelden maatregel trachten nu eerst de gemeentebesturen daartoe over te halen omdat deze zulke groote werkgeefsters zijn, en zij wel weten, dat wanneer eerst de gemeentebesturen zijn voorgegaan de Tweede Kamer zooveel te lichter zal volgen. En die heeft de macht, gezamenlijk met de twee andere takken der wetgevende macht, om bindende bepalingen vast te stellen nog veel verder gaande dan dit voorstel. Ik gevoel geen roeping daar het mij om het beginsel te doen is aan die pogingen bevor derlijk te zijn. Ik wcnsch nog even stil te staan bij eene andere overweging. Stel dit voorstel wordt aangenomen, dan zal zich het geval kunnen voor doen, dat terwijl voor een bepaald soort van werk de algemeene loonstandaard hier in Leiden en omstreken bij voorbeeld 16 cent per uur bedraagt, de werkman, die het geluk heeft door een aannemer van gemeentewerken in dienst te worden genomen 18 cent per uur ontvangt voor datzelfde soort van werk, dus bij een werktijd van b. v. 10 uren daags vier en twintig stuivers meer per week, dan een ander even bekwaam werkman, die dat geluk niet heeft. Hebben de voorstanders van den maatregel wel eens bedacht hoe dit moet werken op het zedelijkheidsgevoel, op de eigenwaarde van den werkman? De werkman, die dat meerdere ontvangt, is zoo dom niet of hij begrijpt best, dat dat meerdere een soort van geschenk is, een geschenk dat al heel wat heeft van een aalmoes of eene bedeeling. Zoude diezelfde werkman, indien hem eens diezelfde vier en twintig stuivers in een anderen vorm bij voorbeeld door een onbekend raen- schenvriend, die vond, dat de loonen over het algemeen te laag waren ongevraagd werden aangeboden, aan dien gever niet met fiere veront waardiging zeggen: dank je ik ben geen bedelaar en ontvang geen aalmoezen. Het verwondert mij, dat deze bedenking bij de heeren voorstanders van deze en dergelijke maatregelen nooit is opgekomen, te meer daar juist zij en zeer terecht steeds zoo hoog opgeven van het goede, dat er in gelegen is het zedelijk gevoel van eigenwaarde by den werkenden stand te verhoogen en op te wekken. Door de voorstanders van minimum-loon, echter niet door Durg. en Weth., wordt nog als aanbeveling aangevoerd een argument, dat ge grond is op een soort van gemakzucht of liever op de zucht om iedereen tevreden te stellen, ten einde zoodoende van verdere klachten bevrijd te zijn. Nog gisteren sprak ik een buitenman, die toevallig dit voorstel gelezen had en die aan dat argument veel hechtte. Hij zeide mij: ofschoon u, mijnheer Cock, noch ik met de zaak ingenomen zijn, zult u toch wijs doen door er voor te stemmen. De verhooging van het voorgestelde loon is niet zoo erg hoog.' zy zal de stad, die toch niet veel laat aannemen, zoo veel niet kosten, en dan zijt gij van de zaak af. Eigenlijk drukte hij zich wat sterker uit, want hij zeide woordelijk: «dan zijt gij van het gezanik af." Ik heb gemerkt, dat buiten den Raad die wijze van beschouwing veel ingang vindt. Toch is zy volkomen onjuist. Neen, hebben wjj het voorstel eens aangenomen, en heeft het ook elders meer navolging gevonden dan thans, dan eerst zullen de klachten beginnen. Men zal het tarief natuurlijk altoos te laag vinden, telkens en telkens op verhooging aandringen, aanvullingen eischen bij voorbeeld omtrent zoogenaamd «stukwerk" enz. enz. Zoo lang de zaak hier nog niet is aangenomen, ja zelfs zoolang zjj niet door alle groote gemeenten is ingevoerd, onthoudt men zich terecht van die klachten en eischen, omdat men zeer goed begrjjpt, dat men met het oog op de talrijke tegenstanders de zaak er anders niet door krijgt. Maar is dat eens voorbij, dan zullen die klachten en eischen voor den dag komen. En dan, ik moet het tot mijn leedwezen zeggen, zullen wjj geen recht hebben daarover te klagen of dat onbillijk te vinden. Hebben wij eens het stelsel van vrijheid in zake van loon prijs gegeven en een stelsel aangenomen, dat ik nu maar eens zal noemen het stelsel van onvrije arbeidsloon-bepaling, dan is het consequent, dat de werkman den vaslgestelden maatregel beoordeelt, er wijzigingen, verhoogingen, aan vullingen enz. in verlangt en eischt, ja zelfs in geval van weigering verzet pleegt. Dat zal men alsdan den werkman niet al te kwalijk mogen nemen. Dat dergelijke eischen spoediger voor den dag komen, dan ik eerst vermoedde, bleek my gisterenavond bij het lezen in de Haarlemsche courant van het verhandelde in den Amsterdamsehen gemeenteraad op dien dag. Ik merk daarbjj op, dat het door mij bestreden stelsel in Amsterdam nog geen vol jaar in werking is. Nu was er eene klacht bij dien raad ingediend door werklieden tegen een aannemer, die volgens hen in strijd met de vastgestelde regeling zoude gehandeld hebben. Die klacht werd wel is waar met groote meerderheid afgewezen als ongegrond, maar zij gaf toch aanleiding aan het raadslid Gerritsen om, in antwoord aan den Wethouder van Fabricage, die zeide dat hjj de naleving der bedoelde maatregelen nauwkeurig had gecontroleerd, openlijk te verklaren dat hij (Gerritsen) en hier citeer ik textueel «eene controle onvoldoende achtte, die ook niet by den werkman berust". Men verlangt dus klaarblij kelijk eene controle óf uitsluitend door werklieden uitgeoefend, óf minstens door eene commissie, waarin werklieden sterk vertegen woordigd zijn. Een dergelijke eisch, door een Raadslid zoo kort na de invoering openlijk gesteld, wekt tot nadenken. Doch ik stap van dit argument, het argument van de gemakzucht, zooals ik het zooeven noemde, geredelijk af, overtuigd als ik ben dat geen lid van dezen Raad er zich door zal laten inlluenceeren. Dat verhindert intusschen niet, dat ik in het algemeen gesproken vrees, dat de aanneming van dat voorstel door dezen Gemeenteraad, of van gelijkluidende voorstellen door nog vele andere Gemeenteraden, in de praktjjk tot tal van moeielijkheden en slechte gevolgen aan leiding zal geven; dat er door in het leven zal kunnen geroepen worden ^ene kunstmatige opdrijving van den loonstandaard, dus een ongezonde toestand; dat de vrijheid om met onderling goedvinden over het bedrag van arbeidsloon te contracteeren er door geschonden zal worden, en eindelijk dat zij zal kunnen zijn een spoorslag voor onze wetgevende macht om algemeene, ieder verbindende, maatregelen van denzelfden aard vast te stellen, ja zelfs maatregelen, die veel verder gaan, zooals om eens een voorbeeld te noemen zoo even door my besproken de mogelijkheid van eene wet regelende den maximum huurprijs van woonhuizen. Wat de adressen betreft voor deze zaak ingediend door, zoo ik wel verstaan heb, ongeveer 4000 werklieden, dit feit laat mij vrjj koud. Ik herinner mij daarbij wat een nu overleden raadslid daarover in een dergelijk geval hier eens zeide: namelyk dit, geef mij drie dagen tijds en ik zal u even veel handteekeningen in tegenovergcstelden zin leveren, maar gjj moet, zonder in de verste verte aan orakooperij te denken, niet al te kieskeurig zijn aangaande de middelen van overreding, die ik zal moeten gebruiken. Welnu dat komt my juist voor, doch ik bedoel daardoor volstrekt niet te zeggen, dat deze 4000 handteekeningen op minder geoorloofde wyze zouden verkregen zijn. Dat was bovendien geheel onnoodig, waar in hel verschiet wordt gesteld eene zoo aanlokkelijke en verleidelijke zaak als loonverhooging. En nu eindig ik; ik zou er nog veel kunnen bijvoegen, maar ik heb reeds lang genoeg gesproken en bovendien vlei ik mjj niet met de gedachte, dat ik vele leden van overtuiging zoude kunnen doen veranderen. De heer Fockema Andreab. M. d. V.! Vergun my nog een enkel woord ter beantwoording van hetgeen daar zooeven door den heer Cock in het midden is gebracht. De heer Cock heeft gedeeltelijk nieuwe argumenten bijgebracht maar ook deze hebben mij niet overtuigd. Vooreerst zullen wy door onze bepalingen inbreuk maken op de vrijheid, de vrijheid van den aannemer beperken. Indien de heer Cock in dien zin gekant is tegen vrijheidsbeperking dan zou ik hem aanraden nooit een contract te sluiten, want daar door wordt altijd de vrijheid van een der partyen beperkt. Dat wy de vrijheid van den aannemer beperken zal wel waar zijn, dat doen wij zoo dikwerf wij met iemand een contract sluiten. Wij zullen ook volgens den heer Cock de vrijheid van den werk man beperken. Over de belemmering van den werkman in het werken tegen minder loon, zullen wy wel niet ernstig behoeven te spreken. Maar wij beperken zyne vrijheid ook ten aanzien van den arbeidsduur. In die richting ligt inderdaad een bezwaar dat ik tegen deze ver ordening heb. Ik vind het zeer goed om een maximum-werktijd vast te stellen, omdat men daarmede zal voorkomen dat indirect de werk lieden door de werkgevers worden gedwongen langer Te werken. Maar is het geconstateerd dat de werklieden vrijwillig en niet onder drang van de werkgevers langer willen werken dan 11 uren, dan zou my het verbod daartegen eene ongeoorloofde vrijheidsbeperking schijnen. Ik zal hierop terugkomen bij de indiening van een amen dement. In de tweede plaats meende de heer Cock dat het voor het eer gevoel van den werkman kwetsend zoude zjjn wanneer hjj voor arbeid in dienst der gemeente meer ontving dan voor denzelfden arbeid bij anderen. Ook dit kan ik niet beamen. Ik kan mij moeielijk denken dat een yverig werkman wanneer hg de som verdient in deze verordening genoemd, zal zeggen; nu krjjg ik eigenlijk een paar centen loon per uur cadeau. Want wat is het geval. De heer Cock zegt, stel dat het gewone standaardloon voor werken die worden aanbesteed is 16 cents per uur. Dit loon zal nu by werken voor de gemeente aanbesteed 18 cents worden. Wat znl daarvan het gevolg echter zijn? Dat de aannemer de beste werklieden kan krygen omdat elders slechts 16 cents wordt betaald. En die beste werklieden weten ook zeer goed dat zij aanspraak hebben op hooger loon dan anderen; wanneer zij het gaan uitcijferen zullen zij zeer spoedig inzien dat zij niets cadeau krygen. Bovendien, wat vreest de heer Cock. Aan bet einde van zjjne rede zegt hij dat dit de eerste stap zal zyn, dat de eene gemeente zal beginnen, de andere volgen, en daarna de particulieren. Dan zou er geen verschil meer bestaan en niemand's eergevoel meer kunnen gekwetst worden omdat hij twee cent meer verdiende dan bij een ander. Dan zou juist de loonstandaard op het voorbeeld der gemeenten overal gelijk zijn. Verder zeide de heer Cock dat men van den drang niet zal afzien want dat op deze verordening zal worden voortgebouwd en er als zij eenmaal is aangenomen en eenigen tijd heeft gewerkt, naar gestreefd zal worden het tarief weder te verhoogen. Als dat economisch mogelijk is, wat kwaad steekt er dan in; is het onmogelijk, welnu, dan zal het ook niet gebeuren. De arbeids- loonen zijn niet zoo ontzaglijk hoog dat het nog eens, wanneer het economisch mogelijk ware een ramp zou zijn zoo zij hooger werden. Dit argument van den heer Cock moge de voorstanders van deze verordening niet brengen tot afstemming. De heer Pera. Ik moet eenig bezwaar maken tegen de wyze waarop gesproken is over de beteekenis van het adres van die 32 werklieden vereenigingen. Het is wel zeker, dat alle leden dezer vereenigingen er niet per soonlijk aan deelgenomen hebben, maar men weet dat bij adressen de vereenigingen door de besturen vertegenwoordigd worden, en die besturen gewoonlijk bestaan uit de meest solide en degelijke personen van iederen kring, zoodat wij waarde aan die adressen mogen hechten. Wat het ingediende voorstel aangaat, daarover zal ik slechts zeggen, dat ik het met warme ingenomenheid heb begroet; eenvoudig omdat daaraan de gedachte ten grondslag ligt, dat wy in de maatschappij moeten krygen hoogere loonen. De grondgedachte van het maat schappelijk leven is al jaren lang, en nog steeds in toenemende mate, dat alles goedkoop moet wezen. Voor zoover ik kan nagaan is dit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 8