18 WOENSDAG 10 APRIL 1895. zekerheid hebben verkregen, dat voor dit bedrag een gesticht te bouwen is, hetwelk aan alle redelijke eischen voldoet. Het kan zijn dat de aanbesteding, wanneer het zoover komt, meevalt. De heer Kaiser. Ik wensch een vraag te doen. Het is mij namelijk gebleken dat al de trappen in de verschillende inrichtingen van hout zullen worden vervaardigd. Welke vermeerdering van kosten ontstaat wanneer zij, met het oog op brandgevaar, van steen worden gemaakt? Volgens de voorloopige begrooling zal dit op de geheele uitgaaf niet meer dan f 1400 schelen. Er moet dus een bepaalde reden zijn waarom u houten trappen verkiest, die ik gaarne zoude vernemen. De Voorzitter. Men heeft volstrekt geen preferentie gehad voor houten trappen, maar natuurlijk is alles wat niet absoluut noodzakelijk was geschrapt, toen de eerste begrooling van kosten veel te hoog bleek te zijn. Steenen trappen zijn niet noodzakelijk. In het nieuwe gesticht te Delft heeft men ze ook niet. Gold het hier den zoogenaamden kazernebouw, een groot gesticht voor een groot aantal Ijjders, dan zouden steenen trappen een onmisbaar vereischte zijn, maar hier heelt men paviljoens voor slechts ten hoogste 42 patiënten. Wat mjj persoonlijk betreft, ik zou met het oog op het kleine ver schil van 1400 voor de paviljoens liever steenen trappen hebben en wellicht zullen de inspecteurs daarop nu ook nog aandringen, als zjj zien dat het zoo weinig meer kost. In het vorige ontwerp waren de trappen ook van steen geprojecteerd. De heer Kaiser. Dank u, M. d. V.l De heer Hassklbach. M. d. V.l De krankzinnigengestichten die ik bezocht heb, waren alle voorzien van steenen trappen. En waar nu het verschil in kosten tusschen houten- en steenen trappen slechts f 1400 bedraagt, zou ik zeker de voorkeur geven aan steenen, want, behalve minder gevaar bij brand, kost het onderhoud van houten trappen veel meer dan van steenen, zoodat eene uitgaaf van 4400 mjjns inziens alleszins gerechtvaardigd is. De Voorzitter. In het gesticht te Loosduinen dat ik met den heer Hasselbach bezocht, waren de trappen van steen, maar te Delft van hout. Vindt de Raad het goed die 4400 uit te trekken voor steenen trappen, ik heb er geen bezwaar tegen. Wjj kunnen dan in het begeleidend schrijven aan Gedeputeerde Staten mededcelen, dat de Raad steenen trappen in het gebouw wenscheljjk vindt. De heer Vak Hoeken. Ik heb niets tegen het aanbrengen van steenen trappen, maar ik vind het minder goed dit in het begeleidend schrijven aan Gedeputeerde Staten als wensch van den Raad te kennen te geven. Zou het niet beter zjjn daarmede de begrooting te verhoogen. De Vooriitter. De plannen zjjn nu gereed, en er is, dunkt mij, niets tegen om in het begeleidend schrijven mede te deelen, dat de Raad besloten heeft de houten trappen in het project te vervangen door steenen, waardoor de begrooting van kosten zal worden ver hoogd met f 1400. Kan de Raad zich met dit denkbeeld vereenigen Daartoe wordt bjj acclamatie besloten. Het voorstel van Burg. en Weth. daarna in hoofdelijke omvraag gebracht, wordt aangenomen met algemeene stemmen. De Voorzitter. Ik zal nu eerst punt IX in behandeling brengen, omdat bjj punt VIII eenige leden de Vergadering moeten verlaten. IX. Voorstel omtrent uitbreiding van de werken van de Leidsche Duinwatermaatschappij te Katwijk. (Zie Ing. St. n'. 94.) De Van Kempen. In een vroegere Vergadering heeft de Leidsche Duinwatermaatschappij verzocht om ook aan omliggende gemeenten water te mogen leveren. Daartegen was geen bezwaar want er was water genoeg. Nu blijkt het tegendeel; de Maatschappij wil nu weder een uitbreiding aan hare werken geven om meer water te krijgen. Het motief van het vorig verzoek was door de Duinwatermaatschappij ons niet juist kenbaar gemaakt. De Voorziter. Ik geloof dat het argument niet juist is. Ten eerste was die leverantie aan de Rijnsburgers van zoo onbe- duidenden aard, ik meen voor twee ingezetenen, dat zjj werkelijk geen invloed kan uitoefenen op het groote waterverbruik in deze gemeente. Ten tweede geldt bjj de maatschappij ook het «gouverner c'ést prévoir." Men moet bedenken dat de Maatschappij er voor moet zorgen Leiden ook by drooge zomers van water te kunnen voorzien. Ik geloof in verband met hetgeen voorafgegaan is, dat de maat schappij heeft aangetoond, dat het wenschljjk is het kanaal te ver lengen. De heer Van Kempen. Zou de Maatschappij zich bepalen tot die twee ingezetenen van Rjjnsburg of de geheele gemeente later van water voorzien De Voorzitter. Ik weet het niet. Men moet niet vergeten dat aan de maatschappij ten gevolge van de dading ontnomen is een prise d'eau, welke veel watertoevoer gaf. Nu wil de Maatschappij, die voorzichtig is, in het tekort voorzien. De heer Van Kempen. Ik dank u! De heer Cock. Wanneer ik goed begrepen heb, zal een gevolg der nu te stichten werken zjjn, dat nu niet langer tüdeljjk, maar voor goed buiten werking wordt gesteld het zoogenaamde kleine rerervoir. Ik bedoel die kom of dien put, die door mjj in deze Vergadering wel eens betiteld is met den ik geef het toe misschien wat overdreven maar toch niet geheel onjuisten naam van het »faecalien reservoir." Is deze mjjne opvatting juist, dan verheug ik mtf ten zeerste daarover en zeg ik bjj dezen dank aan ons Dag. Bestuur en aan onzen Commissaris voor het verkregen succes. De Voorzitter. Ik moet den heer Cock doen opmerken dat, zoo als hjj weet. die put buiten gebruik was, is en zal bljjven, totdat de Raad bet gebruik daarvan onder de noodige waarborgen, weder mocht toelaten. De heer Cock. Ik wil er bjj voegen dat ik door het zoo even ge sprokene volstrekt niet wil geacht worden van meening te zjjn, dat de door onze drie deskundigen voorgestelde maatregelen en voor zieningen tot schadeloos-making van den bedoelden put weinig af doende zouden zjjn. Het tegendeel is mjjne mèening. Maar ik vrees dat die voorzieningen, zoowel bjj de eerste daarstelling of stichting, als op den duur bjj onderhoud en gebruik, eene zoo scherpe controle zullen vereischen en tevens waarschijlijk zoo duur zullen zjjn, dat ik het verkiesseljjker acht dat reservoir buiten werking te stellen. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VIII. Rekening van de Plaatselijke Schoolcommissie over 4894. (Zie Ing. St. n'. 85.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Tjjdens de behandeling van dit punt, hadden de heeren Kroon, Pcra en De Goeje de Vergadering verlaten. Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders More

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 2