14
DONDERDAG 14 MAART 1895.
VI. Idem van Mej. F. E. Verpoorte, om ontslag als derde onderwijzeres
in de handwerken aan de school 3de klasse n'. 2.
(Zie Ing. St. n°. 54.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth
gunstig beschikt.
VII. Idem van P. J. Van Hoeken, om ontheffing van de bepaling
van art. 221 der Algemeene Politieverordening voor een gebouw aan
de Havenkade.
(Zie Ing. St. n*. 55.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op
beschikt.
(De 'neer Van Hoeken wordt geacht zich buiten stemming te hebben
gehouden.)
VIII. Idem als voren van Ch. E. J. Verhaaff, voor een gebouw
Pieterskerkgracht.
(Zie Ing. St. n°. 56.)
De heer Van Dissel. Ik wensch in het kort de redenen mede te
deelen, waarom ik mijne stem aan dit voorstel niet kan geven. Ik
heb op de kaart van Leiden nagezien waar de heer Verhaaff zjjn
gebouwtje zou oprichten en zag dat de plaats aldaar, zijnde de hoek
tusschen de Pieterskerkgracht en de Langebrug, rondom volgebouwd
was, met hier en daar een open plaatsje van hoogstens 2 2 J meter
Door een houten gebouwtje op te richten zal men afwijken van de
Verordening die met het oog op brandgevaar is gemaakt. Nu kan,
dunkt mij, een afwijking van de Verordening nergens gevaarlijker
zijn dan hier, ingesloten als het gebouwtje is rondom door andere
huizen. Het zal worden gebruikt om zeer brandbare stoffen hooi
en stroo te bergen en, alsof dat niet genoeg was, ook voor het
stallen van een paard. Nu is het nagenoeg zeker dat, althans in den
wintertijd, men minstens éénmaal per dag met licht in het gebouwtje
moet komen; alle mogeljjke redenen zjjn dus aanwezig om in dit
geval bet verzoek af te wjjzen. De bepalingen door Burg. en Weth.
voorgesteld, dat in het gebouwtje niet mag worden gerookt en dat
des avonds voor verlichting alleen een gesloten lantaarn mag worden
gebruikt, missen natuurlijk iedere kracht, omdat zjj volstrekt niet te
controlecren zjjn, en hoogstens als een vriendelijk verzoek aan den
adressant kunnen worden beschouwd.
Ik herhaal dus dat er alles vóór is om dit verzoek te weigeren en,
voor zoover mjj bekend, is er niets dat er vóór pleit om het toe te staan.
Ik moet dus hoofdeljjke stemming over dit punt verzoeken.
De heer Du Rieu. Zou ik mogen vragen wat de reden is waarom
de heer Verhaaff ontheffing verzoekt van die bepaling? Zjjn er geldende
redenen waarom hjj juist niet van steen wil bouwen.
De Voorzitter. Ik kan den heer Du Rieu antwoorden dat het
houten gebouwtje reeds bestond en gebruikt werd. Dit nu is gemerkt
en den heer Verhaaff is aangezegd dat hij het gebouwtje niet mocht,
gebruiken en ontheffing van de bepaling vau art. 22 moest aanvragen.
De heer Du Rieu. Het is dus een bestaande toestand.
De Voorzitter. De rooimeesters zjjn er op attent gemaakt. Heer
zaken zijn er die zekeren tjjd in strijd met de verordening bestaan
alvorens zulks wordt opgemerkt, vooral als een dergelijk getimmerte
op een binnenplaats zich bevindt.
Het bezwaar van den heer Van Dissel hebben wij gevoeld. Wjj
meenden echter dat wjj den man in zjjn bedrjjf niet mochten be-
moeiljjken. Wjj nemen zooveel voorzorgen als wij kunnen. De heer
Van Dissel zegt wel dat het geen voorzorgen zjjn; dat het opvolgen
dier voorschriften afhangt van de beleefdheid van adressant, maar
zulks is immer met dergeljjke bepalingen het geval. Het is zeer
lastig na te gaan of dergelijke voorschriften nageleefd worden. Aan
den anderen kant mogen wjj, wanneer daartegen geen overwegende
bezwaren zjjn, de burgers in hun bedrjjf niet hinderen.
Ik zal aan het verlangen van den heer Van Dissel voldoen
en het verzoek in hoofdeljjke stemming brengen.
De heer Van Dissel. Ik wensch slechts op te merken, dat de door
u gedane mededeeling, dat de man reeds stil gedaan heeft wat hjj
nu vraagt, een reden te meer is om het verzoek ai te wjjzen.
Het verzoek in stemming gebracht wordt verworpen met 12 tegen
9 stemmen.
Tegen stemden de heeren: Van Dissel, Kaiser, De Goeje, Verster
van Wulverhorsl, Van Kempen, Verhey van Wijk, Zaajjer, Du Rieu,
Zillesen, Driessen, Cock en Siegenbeek van Henkelom.
Voor stemden de heeren: Van Lidtb de Jeudc, Pera, Kerstens, Le
Poole, Hasselbach, Dekhuyzen, Stadhouder, Van Hoeken en de Voor
zitter.
IX. Idem van de Wed. J. L. HanozetGordon, om vrjjstelling van
de betaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens.
(Zie Ing. St. n°. 58.)
Xi Idem als voren van S. Rjjkes.
(Zie Ing. St. n®. 58.)
XI. Idem van Mej. H. J. De Fremery, omtrent het gebruik van
grond aan den Morschsingel.
(Zie Ing. St. n". 61.)
XII. Idem van Mej. J. M. C. Bommezjjn, om een kelderingang te
mogen maken aan de Langebrug.
(Zie Ing. St. n°. 62.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth.
gunstig beschikt.
XIII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1895
ad f 300. Bureau van Politie.
(Zie lug. St. n®. 65 en 81.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
XIV. Voorstel in zake den afstand van een gedeelte der Binnen
vestgracht aan de Leidsche Katoenmaatschappij.
(Zie Ing. St. n°. 66 en 80.)
XV. Idem omtrent de uitvoering van eenige werken in verband
met de inning van de Havengelden.
(Zie Ing. St. n®. 67.)
XVI. Voorstel tot het verleenen van afschrjjving of terugbetaling
van Plaatseljjke Directe Belasting, dienst 1894.
(Zie Ing. St. n°. 68.)
Worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XVII. Bezwaarschriltcn tegen de suppletoire kohieren der Plaatselijke
Directe Belasting, dienst 1894.
(Zie Ing. St. n®. 68.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform de
voorsteilen van Burg. en Weth. besloten.
Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering
gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerjj van Gebroeders Murk