GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 19 INGEKOMEN STEKKEN. N°. 6A. Leiden, 7 Maart 1895. In verband met de reorganisatie der politie, bij Raadsbesluit van 31 Januarijl, is bet wenschelijk om eene afzonderlijke kamer in het bureel van Politie beschikbaar te hebben voor de Controleurs, waartoe het geschiktst gebruik kan worden gemankt van de beslaande wacht kamer, er zou alsdan tol bet bouwen van een nieuw wachtkamertje aldaar moeten worden overgegaan, waarvan de kosten 3UI) zullen bedragen Wij hebben mitsdien de eer U in overweging te geven te besluiten tot bel doen bouwen van voormeld wachtkamertje en de benoodigde gelden daarvoor beschikbaar te stellen, te vinden door afschrijving van den post voor Onvoorziene Uilgaven. Een staat van af- en overschrijving op de begrooting voor 1895 wordt ter vaststelling hierbij overgelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N*. 66. Leiden, 7 Maart 1895. B(j Raadsbesluit van den 14en December 1893 werd besloten aan de Leidsche Katoenmaatscbappij in eigendom af te staan: 1'. den reeds krachtens Raadsbesluit van 19 Februari 1891 bij haar met het recht van opstal in gebruik zijnden door demping verkregen grond, kadastraal bekend Sectie A, n®. 880 (thans 1U29; groot 52J centiaren en 2®. een gedeelte der Binnenvestgracht, kadastraal bekend Sectie A, n°. 886 (thans 1030) ter grootte van ongeveer 148 centiaren. Wat dit laatste betreft ten einde het na bekomen machtiging van Rjjnland te dempen, een en ander tegen betaling van een koopsom van 5 per centiare en verder onder de bij eerstgemeld Raadsbesluit genoemde voorwaarden. Bjj de kadastrale opmeting van de te verkoopen perceelen grond en water, bleek echter dat de sub. 1 bedoelde grond feitelijk eene oppervlakte bezit van 76 centiaren en dat de grootte van de sub 2 bedoelde strook water 183 centiaren bedraagt. Wij meenden met het oog op deze vrij belangrijke verschillen in de grootten van de te verkoopen perceelen, niet tot het opmaken der verkoopakte te mogen overgaan, maar Uwe Vergadering in overweging te moeten geven het Raadsbesluit van 14 December 1893 te wijzigen en te besluiten dat met aanvulling van de Raadsbesluiten van 19 Februari 1891 en 14 December 1893, een gedeelte der Binnenvest- gracht (Wijk 8) ter grootte van 23.5 eA. en 35 cA., te zamen 58 5 centiaren niet meer voor den openbaren dienst besterad is; en verder aan de Leidsche Katoenmaatschappij in eigendom af te staan. 1°. een gedempt gedeelte der Binnenvestgracht groot 76 centiaren kadastraal bekend Sectie A, n°. 1029, voor 52^ centiaren reeds aan genoemde Maatschappij, krachtens Raadsbesluit van 19 Februari 1891 met het recht van opstal in gebruik gegeven; 2°. een gedeelte der Binnenveslgracht, groot 183 centiaren, kadas traal bekend Sectie A, n°. 1030, ten einde dit na bekomen toestem ming van Rijnland te mogen dempen. Een en ander tegen betaling van een koopprijs van vijf gulden per centiare verkochten grond en water en van de kosten van overdracht; voorts onder bepaling dat door de Leidsche Katoenmaatschappij voor hare rekening een steenen kaaimuur worde gemaakt ten genoege van Burg. en Weth. en dat door haar worde betaald de recognitie voor den méér ingenomen grond sub. 1 bedoeld, ter grootte van 23.5 centiaren, tegen 0.25 per centiare en per jaar, over de jaren. 1891, 1892, 1893 en 1894. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 67. Leiden, 7 Maart 1895. Wij hebben de eer U mede te deelen dat in verband met de heffing van havengelden in het belang van eene geregelde invorderingen eene vlugge bediening van de scheepvaart ecnige werken noodig zijn en wel de volgende: 1®. aan de Schrijversbrug. Aan de buitenzijde van de brug behooren nog drie ducdalven te worden geplaatst nl. een midden lusschen de twee beslaande, een ongeveer 25 meter voorbij de verst van de brug verwijderde ep de derde 15 meter verder van de brug dan de laatste stoolpaal van hel bestaande plankier. Verder heeft de ondervinding geleerd dat dit plankier of de zoo genaamde loopplank aan deze brug te kort is, zoodat schepen van eenige beteekenis te dicht bij de brug moeten komen om daarvan als aanlegplaats gebruik te maken, waardoor thans veel gevaar be staat voor het toebrengen van schade aan de brug Eene verlenging met 15 meters nl. tot de plaats waar de eerste nieuwe ducdalf zal worden geplaatst, is daarom noodig. Eindelijk is het wenschelijk dat ter hoogte van de kalkovens een bord worde geplaatst ter waarschuwing van de schippers dal zij aan de Schrijversbrug moeten sloppen voor de betaling van havengelden of de ontvangst van doorvaarlkaarteii. Singelbrug bij den Nieuwen Rijn. Alhier behoort een sluitboom te worden geplaatst, ten einde het doorvaren zonder betaling van havengeld te kunnen beletten. In het belang van eene behoorlijke doorstrooming van het water zullen alsdan voor de beide binnengaten dier brug op circa een meter van elkander palen worden geslagen, welke door een gording verbonden worden, zoodat vaartuigen boven de twee M3 er niet door kunnen en voor het middengat een vervoerbare boom met flinke sluiting. Verder zal ook hier op ongeveer 150 a 200 Meter vóór de brug* een waarschuwingsbord moeten worden geplaatst evenals buiten de Schrijversbrug, terwyI voor iedere brug waar een sluitboom wordt aangebracht, een lantaarn zal moeten worden geplaatst. Vliet. Naakte Sluis. Alhier moet een wachthuisje worden geplaatst op het Schelpenpad alsmede een waarschuwingsbord. Galgewater. Een waarschuwingsbord moet worden geplaatst aan een der stoot- palcn van het schuitenhuis der Timmerwerf, verder twee lantaarns met rood glas voor de Borslelbrug alsmede aan het Lang Galgewater boek lvort Rapenburg en aan de Bloeuimarkt aan den walkant bij de Meisjesschool le klasse kleine borden, waarop wordt vermeld dat de schippers zich voor de betaling van havengelden moeten vervoegen aan de Blauwpoortsbrug. Verder moet aan de Blauwpoortsbrug aan den kant van het Galge water (landhoofdzijde Paardensteeg) naast de beslaande stoolpaal op een meter afstand evenwijdig aan de brug een tweede paal worden ge slagen. ten einde daartusschcn een stevige trap te kunnen aanbrengen om de schippers gelegenheid te geven zonder gevaar aan den wal te komen lot het nemen van havenbiljetten. Voormalige Marepoort. Alhier is een wachthuisje geplaatst en wel bij het afloopen der Marcsingelbrug in den hoek bij de aanlegplaats der Noordwijksche boot. Oude Singel bij de Volmolengracht. Alhier is mede een wachthuisje moeten worden geplaatst. De kosten van een en ander bedragen ongeveer 2674. Onder mededeeling dat in verband met de invoering van de haven gelden op 1 Januari jl. bij Raadsbesluit van 20 December te voren een crediet van f 1000 werd verleend, geven wij Uwe Vergadering in overweging de noodige machtiging te verleenen voor de uilvoering van bovenomschreven werken die alsnog moeten geschieden, zullende te zijner lijd een voorstel tot verhooging van de betrekkelijke artikelen van de begrooting worden ingediend. De voor zooveel noodig ter zake vereischte vergunning van het Hoogheemraadschap Rijnland en Gedeputeerde Stalen wordt aange vraagd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 68. Leiden, 11 Maart 1895. Wij hebben de eer U hiernevens over te leggen eene lyst van reclames tegen de suppletoire kohieren der Plaatselijke Directe Be lasting voor 1894, met het voorstel om dienaangaande te besehikken overeenkomstig ons advies, opgenomen in de 10c kolom van dien staat en derhalve af te wijzen de reclames van: J. W. Wcslrienen (n®. 285), C. Van der Krogt in®. 286), II. C. Blom (n®. 287), Wed. 11. Vervoort n°. 288), L. E. Steenhuizen (n®. 289), L. Van Elfrinkhof(n®. 290), L. A. Jongmans (n®. 291), F. W. Kissing (n°. 293), B. Krap n®. 297), A. P. Spijker (n®. 298), A Djjkslra (n®. 299), C. li Duyster(n®. 300), C. Van Lemuiercn (n®. 302), J. Winterkamp (303), J. Van den Bosch (n®. 305) en G. J. Van den Heuvel (ri°. 307) en te verminderen de aanslagen van P. Mejjer (n®. 292) met/0.82, L. Monnier (n®. 294;, met 1.23, II. J. F. A. Wansink (n®. 295) met 12.34, E. F. Ockhuyzen (n°. 296) met 0.82, A. G. Duyster (n°. 301) met f 1.02, D. Plamenga (n°. 304) met f 2.99 en J. Jukkers Dekker (n°. 306) nfet f 7.32. Het totaal der vei minderingen bedraagt ƒ26.54. Tevens wordt hierbij overgelegd eene afzonderlijke lijst van eenige aangeslagencn in de PI. Dir. Bel. voor 1894, (waaronder de aangehouden nos. 217, 218, 220 en 228 van de in de Raadsvergadering van 21 Febr. jl. vastgestelde lijst van afschrijvingen wegens verhuizing en overlijden), op wier aanslag, om de in de koloin «aanmerkingen" vermelde redenen gelicelc of gedeeltelijke afschrijving behoort te worden verleend en welke personen noch op de opschrjjvingen wegens verhuizing, noch op de lijst der overledenen kunnen voorkomen. Wij stellen U hieromtrent voor te besluiten lot het verleenen van de afschrijvingen, tot de bedragen opgenomen in kolom 9 van dien staat. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. vaü Leiden. N°. 6». Aan de Gemeenteraad te LéMen. Geeft met vcrschuldigden eerbied te kennen liet Bestuur der Smeden- en Koperslagersvereeniging «Nul door Vriendschap" te Leiden, dat ingevolge besluit der Vergadering van 2 Maart 1895, dal het instemt met hel adres door het Bestuur der afdecling Leiden van den Neder- landschen Roomsch Katholieken Volksbond den 17en Februari tot Uwen Raad gericht en met de gronden waarop in dit adres aan Uwen Raad wordt verzocht over te gaan tot de vaststelling van een minimum loon en maxiinalen werkljjd voor de werklieden in dienst der gemeente en in dienst van aannemers voor de gemeente werkzaam. 't Welk doende, Van Uwen Raad de dw. dienaren. Namens het Bestuur, Leiden, 4 Maart 1895. A. J. Bonte, President. J. Vlasveld, Secretaris,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 1