12 DONDERDAG 21 FEBRUARI 1895.
1
De lieer Drucker. Na de nadere discussie wordt het noodig, ge
loof ik, precies de puntjes op de i's te zetten. Wanneer de heer
Van Hamel voorstelt deze zaak te verdagen tot de volgende verga
dering, ten einde hem en degenen die dit nog meer mochten wen-
schen. nader over de zaak te laten denken, heb ik tegen deze motie
volstrekt geen bezwaar. Maar wanneer men voorstelt, de zaak aan
te houden tot er dit of dat heeft plaats gehad, dan kom ik met
allen ernst tegen deze motie op. Ik durf voorspellen bet is eigenlijk
geen voorspellen, bet is bijna zekerheid dat in deze quaestie nooit
een maand rust zal komen. Die quaestie is op dit oogenblik overal
in behandeling; in werkliedenkringcn, in kringen van patroons, in
Gemeenteraden, in Provinciale Staten en in de Rijksvergadering, zoodat
er in de eerste jaren nooit een lijd zal komen dat men zal kunnen
zeggen: nu hebben wij alle licht; en zal altijd nog licht te wachten
zijn. Wanneer men wil wachten tot meer licht verkregen is, dan
verklaar ik zoodanig motie te zullen bestrijden en daartegen te zullen
stemmen.
Wat betreft de verwijzing naar de Tweede Kamer, niemand kan
zeggen wanneer de motie van den beer Gerritsen aan de orde komt.
Er zijn verschillende wetsontwerpen die waarschijnlijk voorgaan, ook
wellicht andere moties. En zelfs wanneer de motie-Gerritsen spoedig
aan de orde kwam, geloof ik dat daarop niet behoeft te worden ge
wacht. Zij strekt toch alleen om door bet Rijk dergelijke bepalingen
te laten toepassen in gemeenten waar die reeds bestaan. De dis
cussie zal dus hoofdzakelijk loopen over de vraag of het Rijk zich bij
werken in die gemeenten zal aansluiten bij de regeling die daar
reeds geldt voor werken der gemeente of dat het Rijk zal zeggen:
ik bemoei er mij niet mede. Het vraagstuk in zijn geheelen omvang
is niet aan de orde. Ik geloof dat wij een gevaarlijken weg op gaan,
wanneer wij uitstellen op grond dat er In de eerste weken meer
licht zal komen. Dit argument zal men nog nog maanden en jaren
kunnen bezigen.
De heer Van Hamei.. Den heer Drucker kan ik niet tegenspreken
wanneer hij gelooft dat de zaak zoo spoedig niet in de Tweede
Kamer ter sprake zal komen. Voor twee weken meen ik in de
Nieuwe Rotterdamsche Courant, die nog al goed ingelicht is, gelezen
te hebben, dat de motie-Gerritsen, de motie Dobbclmann en nog
eenige andere in de eerstvolgende bijeenkomst van de Kamer zullen
behandeld worden.
Nu komt het mjj voor, dat het wenschclijk zou zijn wanneer wij
de zaak uitstelden, en heb ik de eer de motie zoo te vervormen,
dat ik voorstel de zaak te behandelen in ecne Vergadering over een
maand te houden.
De heer De Goeje. Ik meen dat door den beer Van Hamel vooral
op den voorgrond gesteld is, dat er waarschijnlijkheid bestaat dat de
meeste raadsleden geen kennis genomen hebben van het rapport van
de Utrechlsche Raadscommissie.
Door de goedheid van den heer Vari Hamel heb ik gisterenavond
even lezing van het rapport gehad en ik vind het zoo belangrijk,
dat ik het jammer zou vinden wanneer de leden dit punt moeten
behandelen zonder er kennis van genomen te hebben.
Uit dit oogpunt, dus dat er vele leden zullen zijn, zooals ik gissen
mag, die gaarne het rapport willen inzien, ondersteun ik de motie
van den heer Van Hamel.
De beer Cock. Ik zou willen vragen of wij vooreerst eenige be
langrijk groote aanneming in uitzicht hebben waarop de voorgestelde
bepalingen van toepassing zouden kunnen zyn. Voor zoover my be
kend is, is dat niet het geval.
De Voorzitter. Het eenige groote werk op dit oogenblik in uit
zicht is het Krankzinnigengesticht, maar de aanbesteding daarvan zal
zeker niet binnen een maand plaats hebben, omdat eerst moet afge
wacht worden het besluit van de Prov. Staten. Wat my persoonlijk
betreft, ik gevoel altijd iets voor de vraag van een lid, die de zaak
nog niet genoegzaam heeft bestudeerd, om uitstel toe te kennen,
vooral in een zaak als deze, waar bet op 2 of 3 weken niet aankomt.
Toch zou ik ongaarne zien dat deze zaak heel lang bleef slepen.
Ik herinner er aan: zij is het eerst aan de orde gesteld 25 Mei
1892, liet wordt dus bijna 3 jaar en ik geloof ook niet dat wij veel
meer licht zullen krijgen. Ik heb het rapport van de Utrechlsche
Commissie gelezen, maar ik heb er niet veel nieuwe beschouwingen
in gevonden.
De heer Cock. De heer Drucker zal als lid van de Tweede Kamer
beter dan iemand onzer weten of er uitzicht is dat de motie van
den heer Gerritsen spoedig in de kamer zal behandeld worden.
Nu ik echter van hem vernomen heb dat de strekking van die
motie meer is om te doen uitmaken of bet Rijk zich zal aansluiten
bij die gemeenten waar de zaak reeds geregeld is, nu wordt dit
voor mij een gewichtig argument om vooral voor de motie van den
heer Van Hamel te stemmen.
Tot nu toe was deze zaak voor zoover mij bekend is nog
alleen, wat de groote steden betreft, in Amsterdam geregeld. Bij mij
en bij velen met mij rezen dan ook de volgende vragen: hoe komt
het, dat door het Rijk nog niets van dezen aard is gedaan Keurt wel
licht de Hooge Regeering deze maatregelen af? En zoo ja, op welke
gronden? Zulke ver strekkende maatregelen moeten, mijns inziens,
in de eerste plaats van het Rijk uitgaan, ook met het oog op eene
gewenschte gelijkmatige uilwerking over geheel ons land. Door de
motie van den heer Gerritsen wordt aan het Ryk de gelegenheid ge
schonken om van zyne bereidwilligheid in deze te getuigen.
Er is dus nu alle reden om te wachten met de behandeling dezer
zaak in dezen Raad, niet alleen tot na de lezing van het Utrechtsche
rapport, maar vooral tot dat in onze Hooge Wetgevende Vergadering
eene beslissing zal zjjn genomen.
De heer Drucker voor de derde maal het woord gevraagd en
verkregen hebbende zegt:
M. d. V.! Slechts een enkel woord om den heer Cock te beant
woorden. De heer Cock meende dat dergelijke bepalingen als hier
nu worden voorgesteld alleen nog maar worden toegepast in Am
sterdam. Dit is niet juist, zulke regeling bestaat ook in Sneek,
Zulphen en wellicht in nog andere kleinere plaatsen. Nu wordt ook
beweerd: het Rijk moet voorgaan
Bij het Rijk echter wordt weder gezegdde gemeenten moeten voor
gaan. De gemeenten weder: particulieren moeten voorgaan. En zoo
kan het altijd op de lange baan geschoven worden. In deze zaak
gunt men elkander steeds de eer om voor te gaan!
Wat nu verder de motie van den heer Van Hamel betreft, ik zou
hem toch beleefd willen vragen, de motie duidelijk te stellen, door
óf voor te stellen de zaak te verdagen tot de volgende Vergadering
en dan zal de motie zeker wel met algemeene stemmen worden aan
genomen óf voor te stellen de zaak aan te houden lot dat in de
1 weedc Kamer de motie-Gerritsen is behandeld. Wanneer de motie
strekt tot verdaging van het debat voor eene maand, welen wij niet,
wat wij aan zulk ecne motie hebben.
De heer Van Hamel. M. d. V.! Ik stel nu voor om de beraadslaging
te verdagen tot heden over 4 weken.
De beer Cock. Maar dan is het toch veel beter dat de heer Van
Hamel zijne motie stelt zooals de heer Drucker aangaf; nl. uitstel tot
na de behandeling van de motie-Gerritsen in de Tweede Kamer.
De heer Drucker. Laten wij nu toch open kaart spelen. Wanneer
wij besluiten de zaak 4 weken aan te houden en de motie-Gerritsen
is in dien tijd niet behandeld, wal is de heer Van Hamel dan voor
nemens te doen? Zal bij dan weder als de zaak aan de orde komt
voorstellen eerst nog de behandeling van die motie af te wachten?
Waaneer de beer Van Hamel voorstelt uitstel tot over 4 weken is
niet uit te maken wat daarmede wordt bedoeld.
De heer Van Hamel.' Over 4 weken zal ik mij niet verder tegen
de behandeling van de zaak verzetten, ook al is dan nog niet de
motie-Gerritsen behandeld; ik hoop en vertrouw echter, dat dit dan
wèl 'l geval zal zijn.
De Voorzitter. Ik heb wel eenige bedenking tegen een uitstel
van 4 weken of tot na de behandeling van de motie-Gerritsen in de
Tweede Kamer. Het rapport van de Utrechtsche Raadscommissie kan
best in een avond worden bestudeerd, 'en wanyeer het dus alleen
de bedoeling is om de leden in de gelegenheid te stellen van dat
rapport kennis te nemen, dan is het het eenvoudigst om voor te stellen
de zaak te verdagen lot de eerstvolgende vergadering. Volgens de
motie van den heer Van Hamel zal, als ik haar goed begrijp, de zaak
echter niet aan de orde mogen worden gesteld binnen de eerste 4
weken.
De heer Cock. M. d. V.! Ik stel als motie van orde voor: deze zaak
eerst te behandelen nadat de motie-Gerritsen in de Tweede Kamer
is afgedaan.
De motiën van den heer Van Hamel en Cock worden voldoende
ondersteund en kunnen derhalve een onderwerp van beraadslaging
uitmaken.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer Cock als hebbende de verste strekking,
wordt bet eerst in stemming gebracht en met 13 tegen tegen 8
stemmen verworpen.
Tegen stemden de heeren: Zaaijer, Van Litdlh de Jeude, Verhey
van Wijk, Du Rieu, üekhuyzen, De Sturler, Driessen,Fockeraa Andreae,
Pera, Juta, Drucker, Stadhouder en De Vries.
Voor stemden de heeren: Kaiser, Van Hamel, De Goeje, Cock,
Verster van Wulverhorst, Ilasselbach, Van Dissel en Van Hoeken.
De heer Drucker. Voor dat de motie van den heer Van Hamel
in stemming wordt gebracht, wil ik even de stem moliveeren die ik
tegen die motie zal uitbrengen. Ik heb verklaard er niet aan te
denken tegen eene motie tot uitstel te stemmen, ingediend met de
bedoeling, dat een lid wenscht zich nader op de hoogte te stellen.
Maar ik geloof van dien regel niet af te wijken, wanneer ik stem
tegen de dubbelzinnige motie thans door den heer Van Hamel in
gediend.
De Voorzitter. De beraadslaging is reeds gesloten, maar wenscben
de heeren de discussie weder te openen, ik heb daartegen niets geen
bezwaar.
De heer Cock. Ik vraag het woord enkel om mijne uit te brengen
stem te motiveeren. Nu mijne motie, die ik nog steeds de beste,
blijf vinden, verworpen is, zal ik vóór die van den heer Van Hamel
stemmen, en wel bij gebreke aan beter. Er komt echter by, dat ik
de hoop koester, dat de motie-Gerritsen wel binnen de vier eerst
volgende weken in de Tweede Kamer zal behandeld worden.
De heer Fockema Andreae. Ik zal stemmen voor de motie van den
beer Van Hamel. Zooals wij van u, M. d. V. vernomen hebben kan
de zaak zonder bezwaar behandeld worden over vier weken, omdat
er binnen dien lijd geen aanbesteding te wachten is.
Ik was tegen bet voorstel van den heer Cock omdat het ons gaf
onbepaald uitstel. Deze motie geeft een bepaald uitstel.
Waarom zouden wij nu, wanneer er enkele led^n zijn, die dat uit
stel van vier weken verlangen, in dit verzoek niet treden nu er geen
belang betrokken is bij behandeling op heden?
De beer Van Hamel. Ik wil enkel releveeren dat het woord >dub-
be zinnig van den heer Drucker niet juist is. Daartegen moet ik
opkomen. Mij dunkt dat, zooals de motie vervormd is, zij niet
dubbelzinnig kan zyn, en zij dien naam ten onrechte zou dragen.
De Voorzitter. De motie van den heer Van Hamel komt dus
hierop neder, dat de zaak niet aan de orde mag worden gesteld
binnen 4 weken na heden, terwijl overigens de bepaling van het
tijdstip wordt overgelaten aan de prudentie van den Voorzitter.
De motie van den heer Van Hamel wordt in stemming gebracht
en aangenomen met 12 tegen 9 stemmen.
Voor stemden de heeren: Zaayer, Van Lidth de Jeude, Van Hamel,
üekhuyzen, Driessen, De Goeje, Cock, Verster van Wulverhorst, Foc
kema Andreae, Ilasselbach, Van Dissel en Van Hoeken.
Tegen stemden de heeren: Kaiser, Verhey van Wijk. Du Rieu, De
bturler, Pera, Juta, Drucker, Stadhouder en De Vries.
Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering
gcsioicn^
Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Murk