6 DONDERDAG 81 JANUARI 1895. XXI. Idem tol het doen rooien en verkoopen van hoornen. (Zie Ing. St. n'. 25.) De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Al meermalen heb ik blijk gegeven waar hel geldt het rooien van hoornen ecnigszins nieuws gierig te zijn. Zoo ook nu weder. Omtrent twee punten zoude ik gaarne eenige inlichtingen ontvangen. 1°. Ër staat vermeld dat aan den Middelweg a/d Oude Rijn 2 iepen gerooid zullen worden omdat zij hinderlijk zjjn. Voor wie of wal hinderljjk, M. d. V.? De meeste hoornen nemen wat licht voor de huizen weg en zyn in dit opzicht altijd eenigszins hinderlijk. 2'. Achter de zwemplaats moeten 4 iepen weg omdat zy zijn doelloos. Dat doelloos begrijp ik niet goed. Geven zy geen schaduw, kan men ze niet zien Van de nadere inlichting zal ik het doen afhangen of ik een amendement tot behoud der hoornen zal indienen. De heer De Sturler. De iepen aan den Middelweg zijn hinderlijk voor de passage van goederen. Wat de uitdrukking doelloos betreft, dit Woord is wellicht niet gelukkig gekozen De bedoeling is dat de boomen geheel afgezonderd staan. De heer Hasselbach. De hoornen aan den Middelweg zijn zeer hinderlijk voor het lossen en vervoeren van materialen naar verschil lende gedeelten van de stad. De boomen achter de zwemplaats staan daar zeer in den weg. Die ruimte daar wordt gebezigd voor berg plaats van oude materialen die nog gebruikt kunnen worden en nu zyn die boomen daar niet alleen doelloos maar ook erg hinderlijk. De heer Fockema Andreae. Nu my gebleken is dat de boomen niet alleen doelloos maar ook hinderlijk zjjn, kan ik my met de rooiing wel vereenigen. De heer De Goeje. M. d. V,! Is het voornemen om voor de meeste gerooide boomen nieuwe in de plaats te stellen? De Voorzitter. Ja, behalve daar waar de hoornen hinderlijk waren. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXII. Verzoek van warmoeziers omtrent hel rondventen met groenten door ingezetenen uit andere gemeenten. (Zie Ing. St. n°. 26.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform het voorstel van Burg. en Weth. besloten. XXIII. Voorstel omtrent het aanbod van de Gedeputeerde Staten in zake aankoop van grond aan de Haven. (Zie Ing. St. n°. 27.) De heer Van Hamel. M. d. V.! Bij ray bestaal wel eenige twyfel omtrent de juistheid van het oordeel van Burg. en Welh.dat de beschikking over bovenbedoeld stuk grond voor eene verbetering van de passage voor de gemeente van geen belang is.'' Mij komt het integendeel wel van belang voor dat de gemeente eigenares wordt van dat stuk grond, al ware het alleen maar om op den toekomstigen aanliggenden eigenaar eene zekere pressie te kunnen uitoefenen om dien hoek behoorlijk af te ronden, zoodat met den tijd voor de passage een betere toestand kon verkregen worden. Onlangs nog hebben de heer Du Rieu en enkele andere leden als bun gevoelen te kennen gegeven dat de ruimte aldaar veel te wen- schen overliet. Nu moge de Commissie van Fabricage zeggen dat het wel gaat, maar ik geloof toch dat het ook voor die Commissie eene onaangename teleurstelling was dat de brug zoo gelegd werd. Daaraan is nu niet veel meer te veranderen, maar daarom moeten wij dan ook gebruik maken van het aanbod van Gedeputeerde Staten om dien grond te koopen. Dan kan de gemeente later aan de om ringende eigenaren conditiën stellen waardoor de toestand verbeteren kan. Doel men dit nu niet dan zal er later voor verbetering niets kunnen geschieden, tenzij bij wjjze van onteigening. De Voorzitter. Een onderzoek heeft aangetoond dat de passage ruim genoeg is bij den afrit van de brug en dat dus aankoop van het stuk grond niet noodig is. Men zal toch geen grond gaan koopen alleen om daardoor later op een ander pressie te kunnen uitoefenen. De provincie zal nu den grond verkoopen aan Siljee, en er zal ver moedelijk wel overleg plaats hebben tusschen Siljee en zjjn buurman om een goeden vorm aan hel nieuwe huis te geven Gedeputeerde Stalen vinden dat de oprit volkomen aan de behoefte voldoetde Commissie van Fabricage en de Gemeente-Architect zijn van dezelfde mcening, waarom zal de gemeente dus nu geld gaan uilgeven voor aankoop van dien grond? Was de oprit werkelijk niet voldoende dan zouden wij aan dit kleine stukje ook niet genoeg hebben, dan zou er onteigend moeten worden, hetgeen voor de gemeente groole kosten zoude veroorzaken. Maar, zooals ik reeds zeide, tot verbetering der passage bestaat daar voor niet de minste reden. De heer Van Hamel. M. d. V.! U spreekt van overleg tusschen Siljee en zijn buurman. Bewoont Siljee dan niet zelf het hoekhuis? Ik heb dit uit de stukken of kaarten niet kunnen opmaken. De kaart bij de stukken aanwezig, geeft nl. geenc aanwijzing van kadastrale nummers. Ik heb op liet bureau van den Architect hedenmorgen er nog naar gevraagd, maar daar wist men het ook niet. Ik meende dat het hoekhuis toebehoort aan Siljee. Blykt hel echter dat dit niet zoo is, dan verandert daardoor de toestand wel eenigszins. De Voorzitter. Hel verwondert mij dat de heer Van Hamel niet een onderzoek in loco heeft ingesteld, dan had hy zich spoedig kunnen verzekeren dal Siljee niet de eigenaar van het hoekhuis is. Aan den eencn kant woont de heer Muyzert, aan den anderen kant iemand anders maar niet Siljee. Siljee wil dat kleine stukje grond koopen om er een café op te zetten. De heer Hasselbach. M. d. V.! De Commissie van Fabricage weet zeer goed dat Siljee de bewoner is van het derde perceel van den hoek af. De bewering van den heer Van Hamel dat hij van de Com missie geen inlichting kon ontvangen, zal dus wel op eene vergissing berusten. De heer Eerstens. M. d. V.! Toen ik in de najaarsvergadering van de Provinciale Staten het verzoek deed om het voorstel van Gede puteerde Staten tot verkoop van het stukje grond aan de Haven voorloopig aan te houden had ik het oog gericht op een verzoek van de gemeente aan de Provinciale Staten, tot verbetering van den toe stand daar ter plaatse, niet voor rekening van de gemeente, maar voor rekening van de provincie. Nu 't evenwel blijkt, dat Burg. en Weill, eenstemmig met Gedeputeerde Staten van oordcel zyn, dat de opril van de brug aan de Haven aan de behoefte volkomen voldoet, zou, daaraan twijfel ik niet, een dergelijk verzoek geen kans van slagen meer hebben. Ik ben het echter met den heer Van Hamel eens. dat de toestand niet zoo rooskleurig is als door Burg. en Weth. wordt geschetst. Ik meen dat er bepaald gebrek aan ruimte is voor de rijtuigen die van de poort komen om in een behoorlijken bocht de brug te kunnen oprijden. Als bewijs dat de ruimte nu te beperkt is, kan strekken dat het trottoir, dat half rond langs het eerste huis loopt, er de sporen van draagt, dat een groot getal rij- en voertuigen den weg over dat trottoir nemen. Op dien grond zie ik mij genoodzaakt tegen deze voordracht te stemmen. Ik blijf hel van groot belang achten dat de gemeente eigenares wordt van dit stukje grond. Wil zij hel dan later aan Siljee over doen, dan kunnen daarbij de noodige voorwaarden gesteld worden. De heer Van Hoeken. Mooi is de loestrnd daar niet, maar dat er bepaald gebrek aan ruimte zoude zijn, die bewering is wel wat over dreven. Ik sla den toestand daar dagelijks gade, maar zoo erg is het niet. Ik zie ten minste geen enkele reden om voor aankoop van dien grond geld van de gemeente uit te geven. Ik vertrouw dal Provinciale Staten wel een behoorlyke rooilijn zullen aangeven waarbinnen gebouwd zal moeten worden. Het voorstel van Burg. en Welh wordt in stemming gebracht en aangenomen met 21 tegen 5 stemmen. Voor stemden de heeren: Hasselbach, Driessen, Van Dissel, Van Kempen, Kroon, Verster van Wulverhorst, Le Poole, Fockema Andreae, Verhey van Wijk, Zaaijer, Drucker, Zii esen, Dekhuyzen, De Sturler Juta, Cock, Van Hoeken, Van Lidth de Jeude, Kaiser, De Goeje en De Vries. Tegen stemden de heeren: Pera, Du Rieu, Kerstens, Stadhouder en Van Hamel. XXIV. Bezwaarschriften legen het suppletoir kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1894. (Zie Ing. St. n'. 10.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform de voorstellen van Burg. en Weth besloten. De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord? De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik zou gaarne eene opmer king willen maken over de sneeuwopruiming Art. 26 van onze politie verordening zegt: dat de bewoner of bruiker van een pand verplicht is binnen drie uur na aanzegging van wege Burg. en Weth. de sneeuw voor zijn woning op te ruimen en (al. 2) dat hel wegruimen voor die aanzegging is verboden. Nu geloof ik niet dat er een artikel van de verordening zoo slecht wordt nageleefd als dit artikel, bepaaldelijk de tweede alinea. Vóór dat er eene aanzegging komt van den Burgemaester wordt veelal de sneeuw reeds opgeruimd. Ik wil gaarne erkennen dat wanneer altijd streng de hand werd gehouden aan de bepaling ik ook wel eens voor den Kantonrechter had moeten verschijnen, want voor mijn huis is de sneeuw ook wel eens opgeruimd voor dat daartoe aanzegging was gedaan. Vele personen laten de sneeuw verwijderen, ik heb dit van meerdere bewoners van het Rapenburg vernomen, omdat telkens aan de bel wordt getrokken door mensehen die verzoeken het te mogen doen. Om van dat gebcl af te zijn en aan die werkelooze» werk te geven laat men dan eindelijk de sneeuw opruimen en overtreedt de veror- deuing. De meeste inenschen weten bovendien niet dat zij daarmede eene verordening overtreden, Nu komt het mij echter voor dat aan die bepaling van de veror dening een juist beginsel ten grondslag ligt, het beginsel nl dat overal de sneeuw wordt opgeruimd of dat zij overal blijft liggen. Ën waarom is dit wenschclijk omdat, ligt er sneeuw vele nering doenden die anders met een kar rijden eene slede gebruiken. Wordt dan hier en daar de sneeuw opgeruimd, dan kunnen zij op die punten niet met hun slede passeeren. Dezer dagen nog heb ik gezien hoeveel last dit kan veroorzaken. Ik zou u, M. d. V., dus wel in overweging willen geven om, in dien er weder sneeuw valt, de ingezetenen te herinneren aan art- 26 van de Polilie-verordening. dat verbiedt de sneeuw op te ruimen voordat de Burgemeester daartoe aanzegging heeft gedaan. De Voorzitter. Ik zal het denkbeeld van den heer Fockema Andreae gaarne in overweging nemen. Natuurlijk is het opruimen van sneeuw vóór de aanzegging door den Burgemeester verboden, maar op dit punt gaat de politie eenigs zins preveutief te werk, zij waarschuwt eerst en maakt niet dadelyk proces-verbaal op. Misschien is het veelvuldig overtreden van de ver ordening ook juist weder een bewys dat de tegenwoordige controle op de politie niet goed is. De heer De Goeje. M. d. V.! Ik kan mij wel vereenigen met het geen door den heer Fockema Andreae js gezegd. Ik voeg er nog

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 4