4 DONDERDAG 31 JANUARI 1895. Wordt met algemeene (23) stemmen benoemd de heer Dr. G. M. Van Voorthuyzcn. IV. Benoeming van vier leden der Plaatselijke Schoolcommissie; (Zie Ing. St. n°. IC.) Achtereenvolgens worden benoemd de heeren: 1°. VV. Pc ra met 22 stemmen; G. A. Evelein verkreeg 3 stemmen. 2°. Mr. J. Oppenheim met 20 stemmen; Mr. Egbert De Vries ver kreeg 3 stemmen. 3°. Dr. G. L. Rümke met 23 stemmen. 4°. C. J. Leendertz met 22 stemmen; Mr. P. M. Von Baamhauer verkreeg 2 stemmen, 1 briefje was in blanco. De beer Pera verklaart zich bereid de benoeming aan te nemen, terwijl aan de anderen van hunne benoeming zal worden kennis gegeven. V. Idem van een lid der Commissie vsor de Bewaarscholen. (Zie Ing. St. n°- 22.) Wordt benoemd de heer Dr. A. W. Kroon met 24 stemmen, de beer Dr. J. W. Muller verkreeg 1 stem. De beer Kroon verklaart zich bereid de benoeming aan te nemen. VI. Voorstel tot regeling van het aantal onderwijzers aan de Jongens school Ie klasse. (Zie Ing. St. n'. 18.) De heer Van Hamel. M. d. V.! Ik kan niet nalaten mijne bevreem ding en leedwezen te betuigen dat de Schoolcommissie over dit voor stel niet is gehoord geworden en haar oordeel daarover niet heeft kunnen te kennen geven. Al geef ik nu toe dal ik tegen het voorstel op zich zelf geene be denking heb, maakt die handeling toch op mij een vreemden indruk, evenzeer als de wijze waarop de heer Karstens is overgeplaatst van de school van den heer Van der Harst naar die van den heer Japikse Er schijnt omtrent deze benoeming ten slotte overeenstemming te zjjn verkregen met den Schoolopziener die zich slechts noodc met de voordracht vcreenigde, maar daarover kan ik geen volledig oordeel vellen omdat een paar brieven aan de den Raad overgelegde stukken schynen te ontbreken. De Voorzitter. Het eerste bezwaar van den heer Van Hamel is volkomen gegrond; ware er meer tijd geweest, het voorstel van Burg. en Welh. zoude zeker eerst in banden gesteld zijn van de Plaatselijke Schoolcommissie. Ik wil er echter dadeljjk bijvoegen dat Burg. en Weth. niet voor nemens w aren een voorstel bij den Raad in te dienen, maar dit alleen hebben gedaan om te gemoet te komen aan een formeel bezwaar van den Schoolopziener. Naarmate het getal onderwijzers aan de school Iste klasse vermin derde, als gevolg van de vermindering van het getal leerlingen, moest? om dezelfde reden verminderen het getal onderwijzers voorzien van ecne acte voor de Fransche taal. Nu meenden Burg. en Welh. dit te kunnen doen zonder in de Verordening regelende het getal onder wijzers verandering te brengen. De Schoolopziener vond echter geene vrijheid om de voordracht tot benoeming van den heer Karstens goed te keuren, zonder dat eerst aan zyn formeel bezwaar was tegemoet gekomen. De heer Van Hamel zal nu wel overtuigd zijn dat wij de School commissie er niet buiten hebben willen bouden, en het doet mij dan ook genoegen dat de heer Van Hamel tegen het voorstel op zich zelf geen bezwaar beeft. Wat nu betreft de overplaatsing van den heer Karstens naar de school van den heer Japikse, ik geloof dat die overplaatsing zeer in het belang is van het onderwijs en ook in het belang van genoemde school. Zooals de heer Van Hamel in de stukken, die in de leeskamer zijn nedergelegd, en waarbij nog gevoegd zijn twee brieven welke er gisteren aan ontbraken, heeft kunnen lezen, heeft er werkelijk door een misverstand eene informaliteit plaats gehad, nl. deze; dat de heer Karstens overgeplaatst is vóór dal hij tijdelijk door Burg. en Welh in overleg met den Schoolopziener als onderwijzer aan de school van den heer Japikse was benoemd. De heer Van Hamel weet dat Burg. en Weth. de bevoegdheid hebben onderwijzers tijdelijk te benoemen mits in overleg met den Schoolopziener. Nu hebben beide hoofden van scholen de heeren Van der Harst en Japikse begrepen en het zoo uitgelegd dat voor eene tijdelijke benoeming dat overleg met den Schoolopziener niet noodig was en uitvoering gegeven aan den maatregel waartoe be sloten was doch waarop volgens de wet de Arrond -Schoolopziener moet gehoord worden. Dit misverstand is echter geheel uit den weg geruimd; de Schoolopziener is na de verstrekte opheldering volkomen bevredigd, zooals uit zijn nader schrijven blijkt. De heer Zillesen. M. d. V.! Het is mij nog niet geheel duidelijk of door deze regeling nu twee onderwijzers vrij komen? De Voorzitter. Neen, want op dit oogenblik zijn aan de school van den heer Japikse reeds 2 onderwijzers minder; in plaats van 8 zijn er 0. Er behoeft dus geen onderwijzer te worden ontslagen Wij meenden dat het niet noodig was hel getal onderwijzers te brengen op het getal door de verordening vereischt, nu de school bevolking een geringer aantal onderwijzers toeliet. De verordening geeft den Raad de bevoegdheid om naar gelang van behoefte het getal onderwijzers te vermeerderen of te verminderen en daarom wordt nu voorgesteld het getal van 8 te brengen op 6. Dan is aan den vorm voldaan en blijkt naderhand dat door toene ming van het getal leerlingen hel geial onderwijzers moet vermeer derd worden, dan zal daartoe een voorstel worden gedaan. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. VII. Benoeming van een derden onderwijzer aan de Jongensschool 1 sic klasse. (Zie Ing. St. n°. 24.) Wordt met 24 stemmen benoemd de heer M. W. Karstens, 1 briefje was in blanco. VIII. Voorstel tot wijziging van de organisatie der politie en de benoeming van een ambtenaar belast met het toezicht op de honden, tot richtige invordering van de belasting op de honden. (Zie Ing. St. n'. 20.) De heer Pera. Ik heb niet leedwezen kennis genomen van het oordeel, dat het Dag. Bestuur heeft uitgesproken over de Lcidschc politieagenten. Ik ineen dal hun positie door de toestanden alhier lastiger is dan ergens anders. De redenen daarvan liggen in om standigheden, die ik op dit oogenblik in eene openbare vergadering niet wil noemen. üaarby komt nog dal het met het oog op het kleine getal politie agenten dat eigenlijk geringer is, dan het moet zijn, moeilijk gaat een goed oordeel te vellen. Wanneer het getal wel voldoende was, zou er met recht ook geeischt kunnen worden dat de zaken behan deld worden zooals men verwachten mag. Waar dat echter niet het geval is zullen wel altijd abnormale toestanden voorkomen. Bij de beoordecling van Burg. en Weth. worden de politieagenten, naar bet mij voorkomt uitgesloten van eene geregelde bevordering. Zij verkeeren in een stand waar ze in moeten blijven; er staat een schutting waar ze niet over- of doorheen kunnen. Dat moet op den duur verlammend op hen werken. Bij allen, «daar wat in zit", is een zeker streven oin op te klimmen. Als men vooruit weet, dat de mogelijkheid daartoe niet beslaat, heeft dit tengevolge dat men, óf met zekere onverschilligheid blijft wat men is; óf men zal elders een betere positie trachten te bekomen. Ik vraag daarom Burg. en Weth. of zij de vooruitzichten voor de agenten eenigszins kunnen wijzigen, zoodal in elk geval de hoop kan bljjven bestaan op voortdurende promotie en opklimming. (De heer Kerstens komt ter Vergadering.) De Voorzitter. Ik heb met eenige verbazing de rede van den heer Pera aangehoord. Van de beide grieven tegen ons voorstel lees ik in de stukken geen enkel woord. De eerste grief is dat het oordeel van Burg, en Weth. over de politie ongunstig zou zijn. De heer Pera heeft nagelaten de zinsnede van ons rapport aan te halen waarin dit ongunstig oordeel opgenomen zou zijn. liet tegendeel is waar; het oordcel van het hoofd der politie en ook van Burg. en Weth. is over 't algemeen omtrent de politie zeer gunstig. Wat is in het rapport daaromtrent gezegd? Dat de agenten Iste en 2de klasse niet deugen voor de controle. Het gehalte van de politie is over 'l algemeen zeer goed en ik geef toe dat de politie hier een zware taak heeft omdat het aantal politie-agcnlen werkelijk zeer gering is. Alleen de zorg voor de gemeente-financiën en de over tuiging dat wij een zeer groot bedrag zouden moeten aanvragen aan den Raad voor een grootere uitbreiding van het politie corps heeft ons weerhouden eene poging te wagen oin op andere wjjze nog meer afdoende in den dienst te voorzien, liet komt my voor ik heb als hoofd der politie nu bijna een jaar ervaring op gedaan dat voorloopig alleen de controle verbeterd dient te worden. De omvangrijke administratie van eene groole gemeente is alleen dan goed te houden wanneer in eiken tak van dienst onder het personeel zelf eene goede contróle bestaat. Alleen dan kunnen Burg. en Weth. het geheel voldoende overzien en controleeren. De controle nu mis ik bij de politie om de redenen in het rapport ontwikkeld. De tweede grief van den heer Pera tegen het voorstel van Burg. en Weth. is, dat er geen mogelijkheid zou zijn voor de lagere agenten om promotie te maken. Daarvan lees ik evenmin iets in het rapport. Ieder soldaat heeft den maarschalksstar in zijn ransel en het is geens zins uitgesloten dat een agent kan worden controleur of zelfs inspec teur van politie. Er bestaat geen enkele reden dat die raensehen in hunne promotie achteruit zouden gaan al wordt hun ontnomen de rechtstreeksehe contróle op de agenten 3de klasse. Omtrent de promotie van de politieagenten is in het voorstel niets gezegd; deze hangt geheel af van de individualiteit van die menschen zelf. De heer Pera. M. d. V.! Ik dank u voor de inlichtingen en het doet mij genoegen dat ik my op dit punt vergist heb. Toch moet ik lol het een en ander besluiten, juist met het oog op de beoor deeling die gegeven is van de agenten Iste en 2de klasse, nl. dat zij geen ontzag genoeg hebben, dat zij met het oog op hunne ont wikkeling geen invloed genoeg uitoefenen op de agenten 3de klasse, om die laats in te nemen zooals zij ingenomen moet worden. Daaruit heb ik afgeleid, dat voor hen geen vooruitzicht bestond om later ook controle te kunnen uitoefenen. Ik vind het altijd een schaduwzijde, dat er een grens be laat en dat zij op die manier geen uitzicht op promotie hebben. Wanneer dit bezwaar wordt weggenomen, vervalt de opmerkiDg die ik meende te moeten maken. De Voorzitter. Evenmin als agenten 1ste klasse aanspraak kunnen maken op bevordering lot controleur van politie, evenmin willen w|j regelen stellen, welke die promotie onmogelyk zouden maken. De benoeming van de dienaars der politie is in handen van het hoofd van politie, die natuurlijk zal te raden gaan met de geschiktheid van de personen en wanneer nu agenten Iste, 2de en 3de klasse geen genoegzame ontwikkeling hebben om tol controleur van politie be noemd te worden, zal ik daartoe nooit overgaan. Ik spreek niet over bepaalde personen maar over het corps in 't algemeen. Nu is mij gebleken dat de contróle op de agenten 3de klasse alles te wenschen overlaat en dit zit hierin dat de agenten 1ste en 2de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1895 | | pagina 2