90
DONDERDAG 18 OCTOBER 1894.
Beraadslaging over Volgn. 126: Jaarwedden der onderwijzers (Lager
onderwijs)
De Voorzitter. Dit Volgn. moet worden verminderd met 1450.
De heer Van Hamel. Bij de toelichting van de begrooting op da
art. is op pagina 76 uitgetrokken voor de school van M. Jesse 725
voor Mej. M. A. P. Montagne.
Ik geloof, dat dit eenc vergissing is, want dal het tractement van
Mej. Montagne f 750 moet bedragen, omdat zij in het bezit is van
beide akten in de handwerken, waarvoor per akte 25 toelage wordt
gegeven.
De Voorzitter. Niet wanneer zij in het bezit zijn van de akte,
maar, wanneer zij het vak doceeren.
De heer Dekhuïzen. Zij is niet aangesteld in eene klasse, waar
beide takken van handwerken gegeven worden, Zij geeft alleen
onderwijs in de nuttige handwerken.
De Voorzitter. Het is nu voor de eerste maal dal al die tracte-
menten moeten geregeld worden; alles is echter nauwgezet besproken
en nagegaan met de hoofden der scholen. Ik geloof dat de heer Van
Hamel zich vergist met de handwerken. De onderwijzeres krijgt
alleen eene toelage van f 25 wanneer zij in dat vak les geeft. Mocht
het blijken dat er toch eene vergissing heeft plaats gehad, dan beloof
ik den heer Van Hamel dat die hersteld zal worden, wat mogelijk
is omdat de post toch te hoog geraamd is.
De heer Van Hamel. Dan ben ik tevreden, M. d. V. 1
Volgn. 126 wordt verminderd met f 1450 en zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Volgn. 127 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
De Voorzitter. Volgn. 128: Toelagen en bijdragen lot opleiding van
onderwijzers, moet worden verminderd met f 500.
De Volgnrs. 128133 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 134; Kosten van verlichting en verwarming
en het schoonhouden der lokalen.
De heer Drdcker. Bij dit Volgn. wordt in de Memorie van Ant
woord gezegd: «Voor eene tijdige plaatsing van de kachels op de
scholen wordt zorg gedragen." Dal is wel eene voldoende beant
woording van de vraag in het verslag gedaan, maar daarmede alleen
kunnen de kinderen zich niet verwarmen Ik zou dus wel den wensch
willen uitspreken, dat deze woorden mogen worden omgezet in
feiten.
De Voorzitter. Na de zeer juiste opmerking in de sectiën gemaakt,
heeft de Gemeente-Architect den last ontvangen de kachels te doen
plaatsen.
De beer De Sturler. Er is nu met de plaatsing der kachels 3
weken vroeger aangevangen dan verleden jaar; het volgende juar zal
er weder wat vroeger mede begonnen worden
De heer Dekhuïzen. Ik kan er nog bijvoegen dat voor die plaatsing
een zekere tijd noodig is; er moeten toch niet minder dan 285
kachels geplaatst worden.
De Voorzitter. Er blijkt dus uit dat men er mede begonnen is,
maar alles gaal niet tegelijk. Er moeten zeer vele kachels hersteld
en geplaatst worden. In het volgende jaar zal voor spoediger plaatsing
zorg worden gedragen.
Bij Volgn. 135. Kosten van het Plaatselijk Schooltoezicht, komt in
behandeling de begrooting van de Plaatselijke Schoolcommissie.
Deze wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Volgnrs. 135148 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Volgn. 149: Plaatsing en verzorgingkoslen in de ge
stichten der Maatschappij van Weldadigheid moet worden verhoogd met
58.
De Volgnrs. 149157 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Volgn. 158: Pensioenen, lijfrenten en wachtgelden, moet
worden verhoogd met ƒ283 en verminderd met f 203.
De Voorzitter. Bij Volgn. 159: Kosten der Kamer van Koophandel
en Fabrieken komt in behandeling de begrooting van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken.
Deze begrooting wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 170: Toelage aan de eigenaars van den
Schouwburg.
De heer Van Kempen. Ik heb, M. d. V., gezocht naar een raiddel
om deze zaak voor goed tot een bevredigend einde te brengen, en ik
meen in het vinden van dat middel geslaagd te zijn, met eene op
lossing, die ik straks de eer zal hebben aan de geaebte vergadering
voor te stellen, welke oplossing geheel steunt op de billijkheid.
In vroeger tijd ben ik geweest tegen de subsidie van een Schouw
burg. Ik ben nog legen subsidie uit de gemeentekas Hel koint hier
echter niet zoozeer aan op het voor of tegen van een subsidie als
wel of men de verplichting die men op zich genomen heeft, dient na
te komen.
In vroeger tijd is van verschillende zijden gezegd: er is geen be-
paalie verplichting. Ik ging daarmede mede, maar moet thans mijne
excuses maken over de 1'out, daardoor begaan, welke hoofdzakelijk is
te wijten geweest aan den beperkten tijd, dien ik aan bet onder
zoeken der zaak heb kunnen besteden.
Thans heb ik evenwel in dit jaar getracht die fout te herstellen.
Ik heb de zaak nauwkeurig onderzocht en het is mij gebleken, dat
den löden September 1864 door den Raad besloten is, om aan den
Schouwburg te geven eene toelage van f 1500 waarom? omdat
men van plan was een nieuwen Schouwburg te bouwen en omdat
men geen kapitaal kon krijgen, wanneer niet cenigszins eene matige
rente kon worden voorgespiegeld.
Natuurlijk had niemand 55.000 gegeven indien men niet dacht,
dat dit besluit van den Raad niet was voor één jaar, maar minstens
eenige jaren zou duren.
Waarom is evenwel telken jare dit verzoek teruggekomen? Omdat
het mogelijk ware geweest dat de rente aanmerkelijk ware gestegen
en nu eene toelage van gemeentewege niet meer noodig was, of wel,
zooals de heer Goudsmit indertijd in den Raad het voorstel deed, er
eene Commissie zoude beslaan met het toezicht belast op de zedelijk
heid. Die Commissie heeft bestaan in deu vroegereu Burgemeester
Tieboel Siegenbeek; doch ik geloof niet dat een latere Burgemeester
deze functie heeft gehad. De functie was op zich zelf dan ook van
weinig beteekenis, want hel hoofd der gemeente is als hoofd der
politie verplicht een streng toezicht te houden op de zedelijkheid.
En van het tegenwoordig hoofd der politie is dan ook reeds gebleken
dat hij die zedelijkheid zeer hoog houdt. Al tweemaal is onder zijn
bestuur de opvoering van openbare vertooningen, die den toets der
zedelijkheid niet geheel konden doorstaan, verboden, waaruit volgt dat
dit toezicht, zonder dat daarvoor een bepaald persoon behoeft te wor
den aangewezen, van zelf wordt uitgeoefend.
Al is er dus nu geen reden om in eens te gaan zeggen: wij houden
met de subsidie op, want wij hebben de verplichting op ons genomen
en daaraan moeten wij voldoen iets anders is bet of wij ten
eeuwigen dage verplicht zijn die subsidie te blijven geven.
Wij maken toch nooit verbintenissen voor de eeuwigheid. Wij
kunnen dus altijd zeggen dat wij oin zekere redenen met het geven
van subsidie moeten ophouden, omdat de omstandigheden zijn ver
anderd.
Die redenen zijn nu aanwezig. De belastingen toch zijn in de
laatste jaren van dien aard geworden, dal de druk op de bevolking
reeds meer dan voldoende is. Al was echter die druk nog zoo zwaar,
dit mag, naar mijne bescheiden meening, voor den Raad nooit eene
reden zijn om eene onrechtvaardigheid te begaan. En die zouden
wij plegen wanneer wij de belofte tot het geven van eene subsidie
zoo in eens introkken.
Wat ik zoude wenschen en wat ik hoop dat sympathie zal vinden
bij de leden van den Raad is dit. Laat ons de subsidie verleenen
niet voor 1 jaar maar nog voor 3 jaren, onder uitdrukkelijk beding
dat na afloop van dien termijn de subsidie ook vervalt. Dan wordt
de Commissie voor den Schouwburg ruimschoots in staat gesteld,
door verhooging van tarief of door particuliere bijdragen, of door
iels anders, wat ik niet weet maar de Commissie ongetwijfeld wel,
de zaak tot een goed einde te brengen.
Nu na verloop van 32 jaren zullen wij aan subsidie betaald hebben
eene som van f 48000 behalve nog ,de rente van dat kapitaal, en
wanneer wij thans in de toekomst met eer en fatsoen van de be
taling konden afkomen, zonder daardoor de rechten van anderen te
kwetsen, dan zou ik dit werkelijk een zaak van groot belang achten,
ook om eene andere reden nog dan de financieele.
Telken jare toch behandelen wij hier te zamen met gemeen overleg
de begrooling en telken jare zien wij op die begrooting een post
staan die een groot getal inwoners der gemeente hindert, waarover
telkens wordt gesproken. Laten nu ook de leden van den Raad
trachten dat bezwaar weg te nemen. Over eene zaak kan verschillend
gedacht worden, maar over de belangen der gemeente moeten wij
het allen in hoofdzaak eens zijn. En over dit punt zal altijd verschil
van gevoelen blijven bestaan.
Sommigen beweren dat het eene verbintenis is die wij vroeger
hebben aangegaan, ik beweer dat zij niet officieel genoeg is om steeds
bestendigd te worden. Dat is nooit uit te maken.
Ik wil dus, M. d. V., in overweging geven voor te stellen, dat
deze Raad de subsidie nog verleent voor drie achtervolgende jaren
onder conditie, dat men moet weten, dat de subsidie daarna zal worden
ingetrokken.
De Voorzitter. Zonder de zaak zelf te bespreken, moet ik doen
opmerken, dat wij thans behandelen de begrooting van 1895 en daarop
niet kunnen plaatsen, dat wij eene subsidie zullen verleenen voor
drie jaren.
Dit zou moeten geregeld worden bij een afzonderlijk Raadsbesluit,
waarbij de gemeente zich tegenover de directie van den Schouwburg
verbond, om drie jaren lang telkens 1500 te verleenen.
Op uw standpunt dus moet gij voor 1895 zooals in de begrooting
trouwens ook wordt voorgesteld, stemmen voor eene subsidie van
f 1500 voor bet jaar 18'J5.
De heer Van Kempen. Natuurlijk bepaal ik er mij bij deze gelegen
heid slechts toe een besluit uit te lokken waarbij de zaak wordt
geregeld en waardoor wij verlost worden van een post, die reeds
zooveel last heeft veroorzaakt.
De Voorzitter. Het zou misschien beter wezen deze zaak thans
niet te behandelen. Zij komt niet op de agenda voor. U dient uw
voorstel afzonderlijk en schriftelijk iu te dienen Dat voorstel kan
dan later behandeld worden. Nu kan de Raad alleen over de subsidie
voor het jaar 1895 beslissen.
De heer Van Kempen. Dit is zeer moeilijk. Ik ben overtuigd, dat
het goed zal zijn na drie jaren het geven van deze subsidie te laten
afloopcn, terwijl wij daardoor de billijkheid tegenover de Commissie
van den Schouwburg voldoende zullen betrachten. Maar hoe zal ik
nu, wanneer ik in uw voorstel berust, moeten stemmen, wanneer de
begrooling in omvraag gebracht wordt. Ik wil niet jaar in, jaar uit,
voortgaan in den ouden sleur, daar moet in de toekomst een einde
aan komen.