86
DONDERDAG 18 OCTOBER 1894.
wat leeftijd en diensttijd betreft in dezelfde omstandigheden verkeeren,
geen (rouwe plichtsbetrachting of ijver toonen, maar de Schoolcom
missie heeft zelfstandig onderzocht wie van de achttien candidaten
bovenaan stonden. De Schoolcommissie heeft daarop alleen mede
gedeeld tot welk resultaat zij is gekomen, en niet al de argumenten
welke naar baar oordeel voor de toekenning der tracteinentsverhoo-
ging aan deze drie personen pleitten. Dat was trouwens ook on
doenlijk, omdat veelal in dergelijke zaken moet worden afgegaan op
inforinatiën bij anderen ingewonnen en op persoonlijke indrukken.
Hierop hebben Burg. en Weth. nog een zelfstandig onderzoek inge
steld eu wij zijn ongeveer tot dezelfde conclusie als de Schoolcom
missie gekomen. Een klein verschil bestond er; Burg. en Weth.
zouden wellicht wanneer zij alleen de beslissing in handen hadden,
nog een vierde persoon voor de toelage in aanmerking doen komen.
Het spreekt van zelf dat in dergelijke zaken het altijd een quacstie
is van meer of minder; die vierde persoon zal nu wellicht het volgende
jaar voor de verhooging in aanmerking kornen. Het gaat nu niet
meer zooals vroeger, toen eenvoudig iedereen die in de termen viel
voor tractementsverhooging daarvoor werd voorgedragen. Burg. en
Weth. wetende met hoeveel nauwgezetheid hel onderzoek thans was
ingesteld, besloten zich onvoorwaardelijk bij het advies der School
commissie neder te leggen, al werden niet alle argumenten medege
deeld die haar daartoe hadden gebracht, omdat naar het oordeel van
Burg. en Weth. de Schoolcommissie het artfkel interpreteerde zooals
dit bij het ontwerpen er van bedoeld is.
Het toekennen van de verhooging moet blijven eene hoogc uit
zondering, het moet niet weder gaan zooals vroeger, toen de hoofden
der scholen eenvoudig naar de Rekenkamer gingen oin te informeeren
wanneer de onderwijzers den leeftijd hadden bereikt waarop zij eene
verhooging van tractement konden verkrijgen
In dit geval moet alleen buitengewone plichtsbetrachting en (jver tot
het toekennen der verhooging leiden.
De heer Drucker. M. d. V.! In de eerste plaats aan uendeheeren
Kroon en Dekhuyzen mijn dank voor de gegeven inlichtingen. Ik
wensch absoluut niets af te dingen op de nauwkeurigheid van het
gehouden onderzoek, doch de quaeslic is deze: De Raad heeft te be
slissen en nu heeft de Raad op dit oogenblik geene gegevens om te
beoordeelen, waarom deze drie personen moeten geacht worden uit
te steken boven al hunne collega's. Dit moet de Raad thans een
voudig op gezag aannemen. Ik zal stemmen vóór de voordraeht,
echter alleen op grond dat ik vertrouwen stel in de Schoolcommissie
en in het College van Burg. en Weth.
De Voorzitter. Ik ben dankbaar voor het vertrouwen door den
heer Drucker in het Dag. Bestuur gesteld, maar wensch even te doen
opmerken dat op dien grond alleen niet voor de voordracht behoeft
gestemd te worden. Alle leden van den Raad toch zijn bevoegd om
een zelfstandig onderzoek in te stellen, evenals dit geschied is door
Burg. en Weth. en door het College geroepen om ons in dergelijke
zaken te adviseeren. Ik gevoel wel iets voor uw bezwaar, maar het
is zeer moeielijk om er aan te gemoet te komen, omdat in een rap
port meerdere plichtsbetrachting en meerdere ijver niet goed kunnen
worden uitgedrukt door punten of cijfers. De Schoolcommissie is
echter na een nauwkeurig en consciëntieus onderzoek tot het resul
taat gekomen dat deze personen zich boven allen onderscheiden door
plichtsbetrachting en ijver.
Ik geloof niet dat het een volgend jaar mogelijk zal zijn anders
te handelen dan nu is geschied, doch elk lid van den Raad blijft
bevoegd om de voordracht door eigen onderzoek na te gaan en te
controleeren.
De heer Kroon. Ik wenschte nog aan den heer Drucker te doen
opmerken, dat, wanneer de Schoolcommissie of anderen, die alle voor
waarden onderzoeken, waaraan die personen voldoen en deze dan in
cijfers en punten voor den Raad brengen, de heeren hieraan nog
weinig zullen hebben, omdat zij afhankelijk blijven van den persoon,
die cijfers en punten opgemaakt heeft.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
VII. Begrooting van de Bank van Leening voor 1895.
(Zie log. St. n°. 265.)
VIII. Idem als voren van de Stedelijke Werkinrichtidg.
(Zie lug. St. n°. 265.)
Deze begrootingen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
IX. Suppletoire staten van begrooting, dienst 1894, van het H. G.
of Arme YVees- en Kinderhuis.
(Zie Ing. St. n°. 265.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
X. Eerste Suppletoir Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst
1894.
(Zie Ing. St. n°. 267.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
XI. Begrooting van de ontvangsten en uitgaven der gemeente.
(De heeren Van Hamel en Kerstens komen ter vergadering.)
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer Drucker. M. d. V.l Ik wenschte eene vraag te doen naar
aanleiding van de begrooting. Bij mij is namelijk de vrees opgekomen
dat mij is gezonden een incompleet exemplaar van het Verslag.
Tot die vrees heeft aanleiding gegeven, het feit, dat ik in een
dagblad heb gevonden, als uittreksel uit het Verslag, een passage,
die in mjjn exemplaar niet voorkomt, namelijk over de Bank van
Leening en de redenen, die Burg. en Weth. zouden hebben aange
voerd om het behoud dier instelling aan te bevelen.
Wanneer dit nu stond in de eerste de beste courant, zou ik mijn
exemplaar nog niet hebben gewantrouwd; maar ik heb het gevonden
in een orgaan, dat bekend is om de zeer groote voorzichtigheid,
waarmede het zich uitlaat over zaken van publiek belang en speciaal
over gemeentezaken, namelijk het Lcidschc Dagblad.
Zoudt u, M d. V., mij in dezen eenige opheldering kunnen geven?
De Voorzitter. Ik wensch den heer Drucker le doen opmerken,
dat het in den regel een veiliger weg is, wanneer men wil nagaan,
wat van Burg. en Weth. uitgaat, de oilicieelc stukken te lezen, dan
de berichten, die in de een of andere courant voorkomen
Ook ik heb niet in ons verslag kunnen vinden de mededeelingen,
die ik tot mijne verbazing uit de courant vernam. Ik gelooi dus niet,
dat u een foutief exemplaar heeft, maar eenvoudig, dat het couranten
bericht onjuist was.
De heer Drucker. Ik dank u, M. d. V., voor uw antwoord.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
De Voorzitter. Ik stel volgens gewoonte eerst de uitgaven en dan
de ontvangsten aan de orde.
De Volgnrs. 5873 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 74: Druk- en bindwerk.
De heer Fockema Andreae. Ik lees in het antwoord op een vraag,
die in de sectiën is gedaan ten aanzien van het binden door den
concierge van het Archiefgebouw: »De concierge van het Archiefge-
gebouw kan wel belast worden met bindwerk voor het oud-Archief,
doch voor het overige bindwerk voor de gemeente is een afzonder
lijke binder noodig".
Ik begrijp, dat het niet mogelijk is ont schriftelijk alle mededee
lingen van het Dag. Bestuur te motiveeren, maar ik zou hier wel een
opheldering verlangen, eene molivcering van het oordeel van het
Dag. Bestuur, dat de concierge wel belast kan worden met het bind
werk voor het oud-Archief, maar niet met het andere bindwerk.
De Voorzitter. Ik kan daarop antwoorden dat de concierge van
het oud-Archief de handen vol heeft met schrijf- en bindwerk voor
het Archief zelf. In elk geval zou voor het bindwerk van de ge
meente dat nog al groot is, een afzonderlijke persoon noodig zijn.
Had de concierge van het oud-Archief tijd over, dan kon evenwel
een gedeelte van het bindwerk der gemeente aan hem gegeven wor
den, doch bij onderzoek is gebleken dat hij voor het Archief zelve
voortdurend bezig is met bind- en schrijfwerk, want hij wordt ook
gebezigd om afschriften te maken.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik dank u voor de inlich
tingen, doch ik meen dat de concierge stellig niet geheel en al de
handen vol heeft met bindwerk voor het Archief en dat hij juist als
concierge is gekozen omdat hij binder was. Wanneer mijne memorie
mij niet geheel bedriegt dan is in de Commissie voor het oud-Archief
wel degelijk overwogen en besloten om een binder als concierge aan
te stellen, omdat deze voor het archief en voor de gemeente het bind
werk kon verrichten. Wanneer ik na ga wat er aan het Archief te
binden valt, dan geloof ik dat hij daar als binder veel vrijen tijd over
zal hebben. Ik laat daar of het al of niet wenschelijk is hem te be
lasten met schrijfwerk, maar als binder heeft hij vrijen tijd genoeg.
De Voorzitter. Wanneer het bleek dat hij veel vrijen tijd had,
zou er geen enkele reden zijn om hem niet een gedeelte van het
bindwerk der gemeente op te dragen, maar zijn vrije tijd als binder
wordt besteed aan schrijfwerk.
'Volgn. 74 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Volgnrs. 75—85 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 86: Onderhoud en aankoop van voorwerpen
van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der
kunst.
De heer Fockema Andreae. Wij hebben naar aanleiding van dit
artwaaromtrent in de sectiën eene opmerking is gemaakt, niet
alleen een antwoord van Burg. en Weth. ontvangen, doch ook nog
een brief van de Commissie voor het Museum, onder n". 270 van de
Ing. Stukken medegedeeld. Nu wil ik alvorens naar aanleiding van
dit schrijven eene opmerking te maken, nog eens uitdrukkelijk ver
klaren dat ik stellig bij niemand achtersta in hooge waardeering van
alles wat de Commissie voor net Museum doet; daarvoor alle dank.
Doch ik geloof dat het hier is een verschil van opvatting tusschen
de Commissie voor het Museum eenerzijds en mij en waarschijnlijk
ook anderen anderzijds. De Commissie zegt: «Ziet men de lijst der
ingekomen voorwerpen in, die aan het verslag van dit jaar is toege
voegd, dan zal men ontdekken dat, op eene enkele uitzondering na,
alles ten geschenke is ontvangen en betrekking heelt op de bescha
vingsgeschiedenis van Leiden", onder die enkele uitzondering zal dan
zeker behooren n'. I van het 8ste supplement op den catalogus:
Afdruk in rooden was. Op de voorzijde het wapen van Zeeland
met het omschrift Sigillum. Ordinum. Zelandiac, dat behoort zeker
niet lot de beschavingsgeschiedenis van Leiden. Daaronder vallen
evenmin enkele andere voorwerpen door mg in de sectie genoemd,
als bijv n°. 2699 een koperen plaat Jesus aan 't kruis, gevonden op
het veld van Waterloo, een zestal knoopen eveneens gevonden op het
veld van Waterloo.
Maar ik kan mij voorstellen dat er tal van voorwerpen zjjn, waar
omtrent twijfel bestaat, voorwerpen, die volkomen onder het huiselijk
leven, vooral meubels, glaswerk, groen glazen inmaakflesch, bourgogne-
flesch, boksbeutel enz. Nu geef ik volkomen toe dat alle voorwerpen
die hier in Leiden zijn gebruikt, deel uilmaken van de Leidsche be
schavingsgeschiedenis.
Het ameublement van elke studentenkamer bestaat uit voorwerpen,
die doen kennen een periode van de Leidsche beschavingsgeschiedenis.