84
Aan den Raad der gemeente Leiden.
EdelAchtbare Heeren!
De Leidsche Runder- en Varkensslagersvereeniging, goedgekeurd
bij Kon. Besluit van 10 Juli 18'Ji;
Overtuigd dat bij het uitvaardigen van de «Verordening op de
keuring van vee en vleesch," het alleen de bedoeling geweest is te
bewerken dat aan de verbruikers geen voor de gezondheid schadelijk
vleesch zou kunnen worden afgeleverd, zonder daardoor echter de
leveranciers te hinderen in de uitoefening van hun bedrijf;
Van nabij bekend met eenige bezwaren, die de slagers tegen sommige
bepalingen van genoemde «Verordening" hebben, als zjjnde financieel
bezwarend of tjjdroovend;
Neemt by dezen beleefd de vrijheid onder Uwe welwillende aan
dacht te brengen;
Dat het keurloon thans drukt op de slagers alléén, die dit als een
nieuwe belasting by de reeds bestaande belastingen hebben op te
brengen, terwjjl deze, evenals iedere andere belasting, behoort te
worden gedragen door het algemeen, ten wiens behoeve dan ook de
keuring is ingevoerd, te meer omdat deze helling vooral bezwarend
is voor hen die kleine zaken hebben
Dat bet wcnschelijk is dat het keurlokaal op feestdagen worde
opengesteld van vm. 9—nm. 1 ure, en van nm. 3 -6 uren, omdat het
met het oog op de vele bezigheden op zulke dagen, vaak onmogelijk
is op den thans vastgestelden tijd aan het keurlokaal aanwezig te
zijn, en ook het Rjjkskantoor op genoemde uren geopend is; alsmede
dat de avonddienst ook des winters op werkdagen verlengd worde
tot nm. 6 uren, omdat het vee uit Rotterdam somtjjds te laat aan
komt, om hetzelve nog vóór 5 ure te kunnen doen keuren;
Dat het van groot belang is, zoowel voor verbruiker als verkooper,
dat de kalveren, geslacht zijnde, zoolang mogeljjk gedeeltelijk in het
vel blyven hangen, waarom het noodzakelijk zou zjjn de inwendige
keuring der kalveren te doen plaats hebben, zonder nog geheel van
het vel behoeven te zijn ontdaan, terwyl de slager in twijfelachtige
gevallen verplicht zal zijn het kalf geheel van hel vel te ontdoen;
Dat het kan voorkomen dat het vee, hoewel gezond en voor de
consumptie geschikt, toch niet geschikt is om naar het keurlokaal
te worden vervoerd, in welke gevallen de keuring van levend vee
op stal zou mogen geschieden;
Dat de tyd van 2 x 24 uren, welke thans tusschen keuren
en slachten mag verloopen, te kort is gesteld, en het dus zeer in
het belang zou zjjn zoo deze tyd, evenals op het Rijkskantoor, werde
verlengd tot 5 X 24 uren, te meer daar toch het vee na de slachting
inwendig wordt gekeurd;
Dat het van groot gewicht is voor den slager de varkens zoo
vroeg mogelyk gekeurd te kunnen krjjgen, en aangezien de Waag
's zomers reeds 's morgens te 6, en 's winters te zeven uren open is,
de openstelling van het keurlokaal op dienzelfden tyd zeer wenschelijk
zou zijn;
Dat het ter bevordering van eene eerlijke concurrentie noodzakelijk
voorkomt, dat het Amerikaansche spek, naast het kwaliteits-stempel,
een stempel ontvange waaruit de buitenlandsche herkomst bljjkt, of
daarvoor een geheel afzonderlijk stempel worde ingevoerd.
Redenen waarom zij UEd.Achibarc eerbiedig verzoekt, de «Veror
dening op de keuring van vee- en vleesch" zoodanig te wijzigen:
1'. Dat de heffing van keurloon worde opgeheven.
2*. Dat het keurlokaal worde opengesteld,
a op feestdagen van vm. 9nm. 1 uur en van nm. 36 uren,
6. ook des winters op werkdagen tot nm. 6 uren.
3*. Dat de kalveren bij inwendige keuring niet geheel van het vel
behoeven te zjjn ontdaan.
4'. Dat by gebleken noodzakelijkheid het levende vee op stal mag
worden gekeurd.
5°. Dat de tyd tusschen keuren en slachten worde verlengd van
2 X 24 uren tot op 5 x 24 uren.
6'. Dat het keuren des morgens kan geschieden op den tyd waarop
de Waag geopend is, en
7'. Dat het Amerikaansche spek zoodanig worde gemerkt, dat daar
uit de buitenlandsche herkomst bljjkt.
Namens de vereeniging voornoemd,
Leiden, 13 Augustus 1893. C. J. Leyh, Voorzitter.
W. L. Christiaanse, Secretaris.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
EdelAchtbare Heeren!
De Leidsche Runder- en Varkensslagersvereeniging, goedgekeurd
by Kon. Besluit van 10 Juli 1894, neemt met dezen beleefd de vrijheid
ter Uwer kennisse te brengen:
dat bij het houden van kaasmarkt aan de Waag met het wegen
der varkens moet worden gewacht tot de kaasmarkt geheel is afge-
loopen, waardoor de varkensslagers zich ten zeerste in hun bedrjjf
zien belemmerd;
dat naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek ten vorigen
jare ingediend, de groote lantaarn op de Beestenmarkt des morgens
mag branden, maar dit licht nog niet voldoende is om op de Kalveren-
markt naar behooren te kunnen onderscheiden.
Redenen waarom zij eerbiedig verzoekt te willen bewerken:
1°. dat het wegen .van varkens ook tjjdens de kaasmarkt kan plaats
hebben, en
2®. dat de verlichting op de Beestenmarkt zoodanig worde aange
bracht, dat zij ook voor de Kalverenmarkt voldoende is.
Namens de vereeniging voornoemd,
Leiden, 13 Augustus 1894. C. J. Leïh, Voorzitter.
W. L. Christiaanse, Secretaris.
Aan HH. Burg. en Weth. der gemeente Leiden^
Geeft eerbiedig te kennen de Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Leiden;
dat de Leidsche Runder- en Varkensslagersvereeniging zich tot de
Kamer gewend heeft met verzoek haar bij den gemeenteraad van
Leiden ingediend request te ondersteunen;
dat de Kamer, nadat het voorstel nader is toegelicht door twee
afgevaardigden van de vereeniging, tot de volgende conclusie is
gekomen
ad 1°. dat in geen geval afschaffing van het keurloon, door de slagers
tot nu toe betaald, aanbeveling verdient.
De leden der Kamer waren eenstemmig van gevoelen, dat dit
keurloon te gering, daarentegen de prijzen van het vleesch te hoog
zijn dan dat er ooit sprake van zou kunnen zjjn, dat de slagers daar
door gedrukt, laat staan zwaar gedrukt worden, daargelaten nog dat
de gevraagde verandering tot de onbillijkheid zou leiden, dat ook
niet-vlecschconsumenten in de lasten alsdan door de gemeente te be
talen, zouden hebben bij te dragen, terwijl daarentegen de omwonen
den. waaronder er vele zijn, die hun vleesch uit Leiden betrekken,
van betaling van alle lasten zouden vrjjgesteld zijn;
ad 2a dat uil de mondelinge toelichting omtrent dit punt gebleken
is, dat de vereeniging haar wensch al bereikt zou zien, wanneer be
sloten werd om voor het geval, dat een Zondag gevolgd wordt door
twee erkend Christelijke feestdagen, het keurlokaal op den tweeden
feestdag te openen op dezelfde uren als op een gewonen werkdag
en de Kamer meent, dat er geen bezwaar kan bestaan om aan de
wenschen voor dit exceptioneel geval te voldoen;
ad 26. dat al moge wellicht het keuren tot zes uur eenig bezwaar
opleveren met het oog op het licht, de Kamer niettemin in ernstige
overweging geeft een lantaarn met meer lichtverraogen te plaatsen
en bjj wijze van proef althans, het keurlokaal tot zes uren ook
's winters geopend te houden;
ad 3°. dat de Kamer zich over deze uitsluitend deskundige quaestie
van een oordeel wenscht te onthouden;
ad 4°. en 5°. dat uit de mondelinge toelichting gebleken is dat in
deze bezwaren bereids is voorzien;
ad. 6'. dat, waar uit de mondelinge toelichting gebleken is, dat dit
verzoek uitsluitend geldt voor den Maandag, een bezwaar van grooter
personeel en meerdere kosten als niet overwegend mag beschouwd
worden en de Kamer adviseert aan de wenschen ten dien opzichte
tegemoet te komen;
ad 7°. dat ten slotte naar het oordeel der Kamer, het doel, dat de
vereeniging zich voor oogen stelt, volkomen bereikt zou zijn, zoo men
zou kunnen besluiten te bepalen, dat het in Leiden geslacht varkens-
vleesch met een speciaal stempel werd voorzien, waardoor voldoende
kan blijken, dat het vleesch afkomstig is van een varken, dat hier te
Leiden ook levend is goedgekeurd.
Namens de Kamer voornoemd.
H. C. Jota, fd. Voorzitter.
Leiden, Augustus 1894. J. H. Goudshit, Secretaris.
N°. 899. Leiden, 15 October 1894.
In de Memorie van Antwoord op het sectieverslag werd bjj Volgn.
115, Kosten der Schutterjj, medegedeeld dat omtrent de begrooting
van den Schuttersraad nog in overleg is getreden met den Schutters
raad, zoodat nog geen vast cjjfer voor dit artikel kan worden op
gegeven.
Op de begrooting van den Schuttersraad was nameljjk eene ver
hooging uitgetrokken voor de jaarwedde van den Kwartiermeester,
tot dusver bedragende 300, met f 200,
Vermits wjj ons met de voorgestelde verhooging niet konden ver
eenigen hebben wij den Schuttersraad uitgenoodigd de zaak nader
te overwegen en den bedoelden begrootingspost wederom op het vorig
bedrag terug te brengen.
Blijkens hierbjj overgelegd schrjjven heeft echter de Schuttersraad
om de daarbij vermelde redenen zjjn voorstel gehandhaafd, terwjjl
voor de voorgestelde verhooging, naar het ons voorkomt, geen vol
doende termen bestaan
Wjj geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging Volgn. 4 van
de begrooting van den Schuttersraad met f 200 te verminderen en
vast te stellen op f 300 en de begrooting aldus gewjjzigd voorloopig
goed te keuren en de toelage uit de gemeentekas vast te stellen op
f 8696,
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden,
Leiden, 15 October 1894.
Namens den Schuttersraad hebben wij de eer UEd.Achtb. opnieuw
aan te bieden de begrooting van ontvangsten en uitgaven ten behoeve
van de dienstdoende Schutterjj dezer gemeente, over het dienstjaar
1895, terug ontvangen bjj Uwe missive van 6 Oct. jl. n°. 177s. 't Spjjt
den Schuttersraad zeer dat hij niet kan voldoen aan de uilnoodiging
vervat in Uwe missive van 9 dezer, om den post uitgetrokken voor
den Luitenant-Kwartiermeester met f 200 te verminderen en dus te
houden op f 300.
Ofschoon Uw bezwaar tegen eene event, verhooging van genoemden
post bij den Schuttersraad een punt van ernstige overweging heeft
uitgemaakt, bleef hij het gevoelen toegedaan, dat de werkzaamheden
verbonden aan de betrekking van Kwartiermeester, het aangevraagd
verhoogd bedrag ten volle wettigen.
Hoewel de Schuttersraad moet veronderstellen bij de behandeling
der begrooting van de Schutterij, wat artikel 4 uitgaven aangaat,
Uw gewaardeerden steun te zullen ontberen, kan hij echter niet
nalaten zjjn beleefden dank te betuigen voor de welwillende wijze
waarop Uw College, alvorens de begrooting bij den Gemeenteraad in
te dienen, zijn bezwaren heeft kenbaar gemaakt.
Aan HH. Burg. en Weth. De Schuttersraad der dd. Schutterij
der gemeente Leiden. te Leiden,
Van Kaathoven, Voorzitter.
J. Wilhelhi Damsté, fd. Secretaris