80 DINSDAG 4 SEPTEMBER 1894. verkeerd vinden dat in het voorstel de bepaling is opgenomen dat de veerman niet meer mag heffen dan 1 cent per persoon. Is het om de dubbeltjes te doen, dan moet men den veerman geheel vrij laten in het bepalen van den prijs, want daardoor wordt de pachtsom zooveel hooger. De Voorzitter. Den veerman geheel vrij te laten zou, dunkt mij, te ver gaan; dat zal wel nergens gebeuren. Het geldt hier bovendien eene verbetering van den toegang tot de stad die niet alleen betrekking heeft op de bewoners van Vreewijk, maar van nut is voor alle bewoners van Rapenburg die daardoor spoediger op den Singel zullen zijn dan wanneer zij, zooals nu, de Doezabrug over moeten. De heer Hasselbach. Wanneer men aan het wandelen is, komt het er op een 3, 4 minuten niet aan. Die reden voor de plaatsing van de schouw kan dus, mijns inziens, niet gelden. De heer BAcker. M. d. V.! Ik wensch een ander punt ter sprake te brengen. Voor het geval namelijk dat het voorstel wordt aange nomen zou ik Burg. en Weth. in overweging willen geven, de vrij heid van den veerman nog meer te beperken dan in het voornemen ligt- Er zal nu wel worden gezorgd voor de passagiers, dat die niet meer dan 1 cent zullen behoeven te betalen; er zal worden gezorgd dat de schouw voortdurend goed zal worden onderhouden, maar niet wordt gezorgd voor een ander belang daarbij ook betrokken, het belang van den man nl. die namens den pachter de schouw zal be dienen. Zouden Burg. en Weill, niet aan den pachter kunnen voor schrijven, dat hij heeft te zorgen dat het personeel geschikt en fatsoenlijk is, naar genoegen van Burg. en Weth., en dat het ook fatsoenlijk behandeld worde, wat betreft bijv. den arbeidstijd, het loon enz. De quaestie van arbeidstijd en loon is, zooals wij allen welen, in onderzoek bij Burg. en Weth., maar hier hebben wij, geloof ik, een geval dat niets zou praejudiceercn voor bet vervolg. Wij gaan hier voor eenige jaren met een pachter een contract sluiten, en nu past het aan de gemeente den pachter voor te schrijven dat hij zijn per soneel ordentelijk moet behandelen. Dat personeel staat wel niet direct in dienst van de gemeente, maar 'net zou toch geen goeden indruk maken wanneer het slecht behandeld werd. Min of meer is daarbij ook het publiek belang betrokken. Iemand die bijv. 16 uren per dag zou moeten werken, kan zijn werk niet doen met de daarvoor benoodigde activiteit. Wanneer hij niet verdient een behoorlijk loon, komt hij er licht toe dit aan iedereen te vertellen en zijn nood te klagen, en daardoor behalve de 1 cent veergeld nog een of meer centen aan de meewarige passagiers te ontlokken. Ook daarom zou ik het goed vinden, wanneer het gemeentebestuur op dit punt eenige controle behield. De Voorzitter. Ik ben gaarne bereid den wensch van den heer Drucker bij Burg. en Weth. ter sprake te brengen. Er bestaat even wel eenig bezwaar om deze zaak nu partieel te gaan regelen en juist in een geval waar het minder noodig is. Natuurlijk kan men zooveel betalen als men wil voor het overvaren. Het groote voordeel van zulke pontjes is juist dat er 2j centstukken bestaan; bestonden die niet dan zou de opbrengst niet zoo groot zijn. Meestal wordt er meer gegeven dan 1 cent, doch dat kunnen wij niet verbieden. En daarin zit juist het groote voordeel, dat blijkt aan het Noordeinde. Ik voor mij vind het niet goed thans partieel die ingrijpende loons- quaestie te gaan behandelen, die toch in onderzoek is bij Burg. en Weth. Zooals ik echter reeds zeide, ik zal gaarne de zaak in het College van Burg. eu Weth. ter sprake brengen, of wanneer de heer Drucker van zijn wensch een voorstel maakt dan kan de Raad daaromtrent eene beslissing nemen. Voor het overige deel ik geheel de meening van den heer Drucker dat de pachter zal hebben te zorgen voor een fatsoenlijk personeel, dat hy wederom ook fatsoenlijk zal dienen te behandelen. In dit opzicht zullen Burg. en Weth. derhalve controle op dc bediening moeten uitoefenen. De heer Dekhuyzen. M. d. V.! Mag ik er even op wijzen dat het ook kan gebeuren dat de pachter zelf de pont bedient, en in dit geval, dat zich hier zéér waarschijnlijk wel zal voordoen, ter wille van de fooien, is er natuurlijk geen sprake van een loontrekkenden knecht. De heer Drucker. M. d. V.! Ik geloof dat dit geval zich zeer goed leent voor eene afzonderlijke regeling, daargelaten nog.de vraag of wy eene algemeene regeling zullen verkrijgen. Hier hebben wij een man die jaar in jaar uit op de pont zal staan en door het publiek allicht zal beschouwd worden als een beambte der gemeente, al is hij dit ook niet. Het is hier iets geheel anders dan bij bestekken. Wanneer, zooals de heer Dekhuyzen meent, de pachter zelf den geheelen dag op de pont zal staan, welnu! dan vervalt de geheele quaestie; dan is de conditie gemaakt, maar zij behoeft niet te worden toegepast. Ten slotte wanneer iemand vrijwillig 2J cent voor het overvaren betaalt, omdat hij door betaling van 1 cent zich moreel niet verant woord vindt, dan is dat zijne zaak. Maar wanneer een knecht gaat klagen dat hij slechts zooveel in de week verdient, dan tast allicht ieder uit barmhartigheid in den zak. En dat dient te worden voor komen. De Voorzitter. Wilde men het denkbeeld van den heer Drucker doorvoeren, dan zou dit ook moeten geschieden voor andere werk lieden in dienst van pachters der gemeente. Ik noem bijv. den reinigingsdienst. De schuiten- en karrenvoerders van gebrs. Van ülden moeten ook het geheele jaar door dienst doen voor een schraal loon. Nu evenwel de geheele zaak van arbeidsduur en loon in overweging is dunkt het mij niet goed thans eene partieële beslissing te nemen. De heer Drucker. M. d. V.! Ik zou wel even willen doen opmerken, dat wanneer ik mij niet geheel vergis, in de conditiën van verpachting voor gebrs. Van Ulden eene dergelijke bepaling als ik wensch voor komt. De heer Fockema Andreae heeft, meen ik, destijds nog ge vraagd of de vastgestelde loonen niet te gering waren. De heer Fockema Andreae. De opmerking van den heer Drucker is juist. Ik heb toen gevraagd of een loon van 60 cents dat aan de schuimers moest betaald worden, niet te gering was. Daarop heeft de heer De Sturler geantwoord dat de opbrengst van den afval hun loon zoo verhoogde, dat dit werkelijk niet te gering was. De Voorzitter. Die bepaling ziet alleen op de buitengewone werk lieden waarvoor door de gemeente het loon aan den pachter moet worden vergoed, (art. 35) De heer Hasselbach. Die bepaling is gemaakt om wanneer de pachter meer menschen moet leveren dan in zijne voorwaarden staan opgegeven, hij daarvan geen misbruik zou maken door voor die men schen meer in rekening te brengen dan hij zelf betaalde. De Voorzitter. De gemeente heeft zich verbonden om voor de buitengewone werklieden f 1 te geven, maar overigens zijn gebrs. Van Ulden in de bepaling hunner loonen geheel vrij. Doet dc heer Drucker een bepaald voorstel? De heer Drucker. Ik wil er op dit oogenblik geen voorstel van maken, maar zag mijn denkbeeld verder gaarne overgelaten aan de overweging van Burg. en Weth. De Voorzitter. Wanneer de Raad het aan Burg. en Weth. wil overlaten, zal ik my er niet tegen verzetten, maar ik kan mij begrijpen dat er raadsleden zijn die tegen het opnemen van eene dergelijke bepaling gekant zijn. Zooals ik gezegd heb, ben ik er tegen omdat de zaak toch in den loop van dit jaar aan de orde komt. En men praejudicieert daarop door thans deze bepaling in dit con tract te willen opnemen. De heer Drucker. Ik zou het gaarne overlaten aan Burg. en Weth. Ik geloof toch niet dat er groot bezwaar zal bestaan, in de voor waarden van verpachting de bepaling op te nemen, dat de pachter arbeidstijd en loon van zijn personeel zal moeten regelen ten ge noegen van Burg. en Weth. De Voorzitter. Wanneer de Raad er zich mede kan vereenigen, dan zal ik de zaak in de volgende vergadering van Burg. en Weth. ter sprake brengen. De staat wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. UI. Verzoek van Mej. G. M. C. Van Baaten, om ontslag als leerares aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. (Zie Ing. St. n*. 238.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke een eervol ontslag ver leend. IV. Verdeeling van den Raad in Sectiën. De uitslag der trekking is, dat zullen behooren: Tot de eerste afdeeling de heeren: Juta, Wethouder, Van Hoeken, lid der Commissie van Fabricage, üriessen, lid der Commissie van Financiën, Verster van Wulverhorst, Du Ricu, Van Dissel, Kaiser, Stadhouder en Van Hamel. Tot de tweede afdeeling de heeren: De Sturler, Wethouder en lid der Commissie van Fabricage, Verhey van Wijk lid der Commissie van Financien, Zaaijer, Zillesen, Fockema Andreae, Siegenbeek van Heukelom, Pera, Van Lidth de Jeude en De Vries. Tot de derde afdeeling de heeren Dekhuyzen, Wethouder, Hasselbach, lid der Commissie van Fabricage, Drucker, lid der Commissie van Financiën, Cock, De Goeje, Van Kempen, Kroon, Le Poole en Kerstens. Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 2