GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
63
N°. 216.
INGEKOMEN STUKKEN.
Leiden, den 29 Juli 1894.
De Lommissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede
te deelen dat er bij haar geene bezwaren bestaan tegen het voorstel
van Burg. en Weth. tot beschikbaarstelling van gelden voor het maken
van een stellage in de Gehoorzaal voor het verven van de groote
zaal, tot een bedrag van f 233, te vinden door afschrijving van den
post voor Unvoorziene Uitgaven op de begrooting van het loopende
jaar.
Zij geeft U derhalve in overweging den overgclegden staat van af-
en overschrijving tot genoemd bedrag vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 317. Leiden, den 1 Augustus 1894.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede
te deelen dat zij geene bedenkingen heeft tegen het voorstel van
Burg. en Weth. van den 26en Juli tot het in eigendom afstaan aan
den heer J. J. ilasselhach van een strook gemeentegrond van het
verlengde Utrechtsche Veer hoek Binnenvestgracht grenzende aan
perceel kadastraal bekend Sectie A, n°. 841 ter grootte van ongeveer
13 centiaren.
Zij stelt U derhalve voor dien strook grond in eigendom af te staan,
nadat die aan den openharen dienst is onttrokken, tegen betaling
van G per centiare en van de kosten van overdracht.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 318. Leiden, den 30 Juli 1894.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering hierbij over te leggen de
stukken betreffende het verzoek van H. L. De Haas, om ontslag uit
zijne tegenwoordige betrekking van tweeden onderwijzer, aan de
Jongensschool le klasse, wegens zijne benoeming tot leeraar in de
F ransche taal aan de lloogere Burgerschool te Amsterdam.
Wij hebben de eer U daarbij mede le deelen dat er ook bij ons
tegen de inwilliging van het verzoek geene bedenkingen bestaan,
zoodat wij U in overweging geven aan adressant het gevraagd ont
slag eervol te verleenen met ingang van 1 September a. s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, H. L. De Haas, 2e
onderwijzer aan de Jongensschool le kl. dat hij, tengevolge zijner
benoeming tot leeraar aan de II. B. S. met 5 j. c. te Amsterdam,
Uwe Vergadering verzoekt hem ontslag te verleenen uit zijne tegen
woordige betrekking, met ingang van 1 September e. k.
't Welk doende,
Leiden, 27 Juli 1894. H. L. De Haas.
Leiden, 30 Juli 1894.
De ondergeteekende heeft de eer U te berichten, dat er bij hem
geen bezwaar bestaat, om den heer H. L. De Haas, op diens verzoek,
een eervol ontslag te doen verleenen, uit zijne betrekking van 2en onder
wijzer tegen den door hem aangevraagdcn termijn.
Aan den Heer Burgemeester G.' Japikse,
dezer gemeente. hoofd der openbare school der le kl.
voor Jongens.
Di1. 219.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van
22—28 Juli 1894.
N\
Datum.
Uur.
Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarsen.
Juli
N». 330.
22
23
24
25
26
27
28
9.30
9.45
9.30
9.45
9.30
9.30
9.45
7
8
7
8
7
8
8
16.8
16.8
16.6
16.4
16.8
16.6
16.6
Leiden, 8 Augustus 1894.
Naar aanleiding van het den 9 Juli 1894 door Burg. en Weth.
uitgebracht rapport op mijn voorstel van den 8 September 1893, hen
ik zoo vrij eenige korte opmerkingen le maken.
Ik breng gaarne hulde voor de wijze waarop Burg. en Weth. mijn
voorstel hebben onderzocht, die getuigt van eene ernstige overweging;
toch had ik, af te leiden uit hunne vroegere gezindheid, een beter
onthaal daarvan verwacht.
Wat den vorm van mijn voorstel aangaat, spreekt het wel van zelve,
dat, wordt dit aangenomen door den Raad, eene verordening in dien
zin zou moeten worden vastgesteld; wat het gezin van de betrokken
ambtenaren betreft, zal ik wel niet behoeven te beweeren, dit eene
onmisbare bepaling zou zijn, omdat mij het geval bijna ondenkbaar
voorkomt dat een ambtenaar in de stad, en zijn gezin buiten zou
laten wonen.
De bevoegdheid wordt door Burg. en Weth. niet betwist, terwgl
mijn voorstel niet uitsluit voor de bestaande ambtenaren een ruimen
overgangstijd vast te stellen. Wat het aantal van buiten de stad
wonende ambtenaren betreft, veroorloof ik mij op te merken dat
Burg. en Weth. waarschijnlijk niet hebben raedegerekend agenten
van politie, stadswerklieden, en volgens het Raadsbesluit van 18
October 1845, alle beambten en bedienden van _collegiën'en admi
nistration welke door de stad worden gesubsidieerd, waarbij zij wat
het aantal ledigstaande huizen aangaat geen rekening hebben ge
houden met het door mij bedoelde soort van huizen boven zekere
huurwaarde, zonder voor de juistheid van het door mij opgegeven
aantal in te staan, omdat nu bijna een jaar verloopen en daarin zeker
eenige verandering denkbaar is.
Hoezeer ik van harte met Burg. en Weth. hoop dat binnen een
niet al te lang tijdsverloop het door de betrokken ambtenaren be
woonde gedeelte aan de stad zal worden toegevoegd, toch durf ik
daarop niet te vertrouwen, om deze naar mijne meening in het be
lang onzer stad, zoo noodige zaak, zoo lang uit te stellen, tot daar
omtrent eene beslissing genomen is.
lerwijl het financieel belang door Burg. en Weth. zelve erkend wordt,
doen zij de vraag, of werkelijk door de aanneming van mijn voorstel
de gemeentekas met ƒ3000 a ƒ4000 zal worden gebaat? ik antwoord
ja, ik vind dit niet zulk een geringe som.
Volgens Burg. en Weth. zouden er geene indirecte nadeelen
uit het buitenwonen der ambtenaren voortvloeien, met bescheidenheid
zij het gezegd, hierin vergissen zij zich, want de aanneming van rajjn
voorstel zal vele indirecte voordeelen opleveren voor eigenaars van
huizen welke beter zullen worden verhuurd, terwijl menige onge
schikte woning zal worden verbouwd en naar de eischcn des tüds
zal worden ingericht.
De vrees van Burg. en Weth. dat andere ingezetenen, niet gemeente
ambtenaren zullen gaan» verhuizen naar woningen buiten de stad
deel ik niet, omdat die vrij zijnde ingezetenen dit nu reeds lang
hebben gedaan of in de gelegenheid waren dit te kunnen doen.
Het is mij niet te doen om zooals Burg. en Weth. zeggen eenige
ambtenaren de onaangename en kostbare verplichting van verhuizen
op te leggen. Is de Raad het in beginsel met mij eens, men neme
mijn voorstel aan zoo niet dan verwerpe men het mij baat of
schaadt dit niet, maar wel de gemeente welks bloei en welvaart ons
allen ter harte gaat.
Ik verzoek u beleefd dit mijn schrijven te laten drukken en aan
de leden van den Raad toe te zenden.
Aan HH. Burg. en Weth.
der gemeente Leiden.
Hoogachtend Uw dw. dienaar,
P. J. Van Hoeken.
N#. 231. Leiden, 9 Augustus 1894.
Naar aanleiding van het verzoek van den heer If. C. Juta hebben
wij de eer U mede te deeien dat de dochter van adressant in
December 1893 wegens ziekte de lloogere Burgerschool voor Meisjes
heeft verlaten, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven
aan adressant vrijstelling of terugbetaling te verleenen van schoolgeld
voor^ zijn dochter, vroeger leerlinge der Hoogere Burgerschool voor
Meisjes, over de laatste twee kwartalen van den cursus 1893/94.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen H. C. Juta, wonende
alhier,
dat zijne dochter Cornelia in de maand December 11. de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes, waar zij als leerlinge was ingeschreven,
wegens ziekte heeft moeten verlaten en sinds dien tijd de lessen niet
meer heeft gevolgd;
.Jat hij het schoolgeld voor zijne dochter voor den geheelen cursus
1893/94 heeft voldaan;
dat hij derhalve den Raad verzoekt hem restitutie te willen ver
leenen van dat schoolgeld over de laatste twee kwartalen van dien
cursus.
Leiden, 30 Juli 1894.
't Welk doende,
H. C. Jota.
N°. Leiden, 9 Augustus 1894.
Ten gevolge van den hagelslag op 6 Augustus jl. zijn in verschil
lende gemeentegebouwen vele ruiten gebroken, waarvan de herstel
lingskosten ongeveer 1140 zullen bedragen.
De schade veroorzaakt aan het Raadhuis, de bewaarscholen en enkele
andere gebouwen, waarvan de herstellingskosten ongeveer 50 be
dragen, kunnen uit de op de begrooting toegestane gelden worden
gevonden; daarentegen is eene verhooging van de betrekkelijke artikelen
der begrooting noodig tot een bedrag van f 1090.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de begrooting
voor dit jaar ter zake te verhoogen als volgt:
Volgn. 100. Onderhoud van huizen enz. met 330.
Volgn. 123. IV Gymnasium. Onderhoud der gebouwen, met f 80.
Volgn. 124. IV Hoogere Burgerscholen. Onderhoud der gebouwen,
met 470.
Volgn. 130. Kosten van het instandhouden van schoollokalen enz.
Lager onderwijs, met 210, een en ander te vinden door afschrijving
van den post voor Onvoorziene Uitgaven, wordende een staat van af*
en overschrijving ad 1090 hierbij ter vaststelling aangeboden
levens kunnen wij U mededeelen dat onverwijld de noodige maat
regelen zijn genomen tot herstel vun de toegebrachte schade.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth, van Leiden^