dat het onze vereeniging, ook na ernstige en herhaalde pogingen tot uitbreiding van het bedrag harer aandeelen, niet is gelukt, daarvan meer dan ongeveer zestig duizend gulden te plaatsen; dat hel naar onze overtuiging ligt op den weg der gemeente, de pogingen te steunen, welke tot geleidelijke wegruiming van ongezonde perceelen worden aangewend; dat de gemeente daartoe kan meewerken, vooreerst door gebruik te maken van het recht tot onbewoonbaarverklaring, dat de wet haar toekent; maar ook door financieelen steun te verleenen aan eene vereeniging als de onze, die zich inderminne in het bezit van onbe woonbare of bouwvallige perceelen tracht te stellen, wanneer zij tot een niet bovenmatigen prijs in eigendom zijn te bekomen; dat door het volgen van den laatsten weg allicht spoediger dan door onbewoonbaarverklaring verbetering kan worden verkregen; dat wij ons op deze gronden tot Uwe Vergadering wenden met het verzoek, de rente te willen waarborgen der door onze vereeniging uitgegeven aandeelen en obligatiën, en wel voor de aandeelen tot 3 pCt. 'sjaars voor een bedrag van ten hoogste zestig duizend gulden, en voor de uit te geven obligatiën tot 3 j pCt. 'sjaars voor een bedrag van ten hoogste tweemaal honderd duizend gulden, alles onder de voorwaarden, door Uwe Vergadering of door het College van Burg. en Weth. nader te bepalen. Gesteund door dezen waarborg zou onze vereeniging haren werk kring belangrijk kunnen uitbreiden, hare obligatiën zouden als middel tot geldbelegging kunnen dienen, en plaatsing dezer obligatiën, naar mate de behoefte zich voordeed, zou geen moeilijkheid meer op leveren. Aan het aandcelcnkapitaal van 60000, dat thans reeds zoo goed als geheel geplaatst is, zou alleen garantie worden verleend voor het minimum-dividend van 3 pCt., dat lot heden is uitgekeerd en bij de statuten aan de aandeelhouders zooveel mogelijk is gewaarborgd. Deze aandeelen blijven voor de hoofdsom der obligatiën aansprakelijk, en door de uitbreiding onzer werkzaamheid wordt de kans, dat ooit meer dan 3 pCt. zal worden genoten, praktisch gesproken zeer gering. Terwijl dus deelneming in het aandeelenkapitaal onzer vereeniging haar eenigszins philanthropisch karakter bij de voorgestelde regeling niet verliest, zou de toestand der bestaande aandeelhouders al te ongunstig worden, wanneer de waarborg door de gemeente alleen aan de obligatiën werd toegestaan. Immers, in dat geval zou de waarborg alleen dan intreden, wanneer de ontvangsten, ook als aan de aandeelhouders geheel geen dividend werd uitgekeerd, niet vol doende waren, om na voldoende afschrijving de rente op de obligatiën te betalen. Werd aldus de omvang van het risico der vereeniging vergroot, terwijl het aandeelenkapitaal, dat het risico moet dragen, onveranderd bleef, dan zou een groote onbillijkheid worden gepleegd tegenover de leden-aandeelhouders, aan wie bij de oprichting onzer vereeniging een dividend van 3^ in uitzicht is gesteld. Toen de wegruiming van krotten in den werkkring der vereeniging is opgenomen, hebben alle leden daarin berust, en is het minimum dividend op 3 pCt. bepaald; nog verdere opofferingen te verlangen zou onzes inziens tegenover onze aandeelhouders niet verantwoord zijn. Ten slotte verklaren wij ons bereid, aan de Algemeene Vergadering onzer vereeniging al die wijzigingen in de statuten in overweging te geven, welke door Uwe Vergadering, of door het College van Burg. en Weth. mochten worden verlangd. Het Bestuur der Vereeniging tot bevordering van den bouw van Werkmanswoningen te Leiden, Leiden, 7 Maart 1894. H. B. Greven, Voorzitter. Ch. M. Dozt, Secretaris. Te Leiden ter Boekdrukker^ van Gebroeders Moré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 3