64 DONDERDAG 14 JUNI 1894. (Zie Ing. St. n\ 152 en 159.) De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar tegen dezen staat. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. XI. Verzoek van J. Nierstrasz, om vrijstelling van schoolgeld, Gym nasium. (Zie Ing. St. n'. 153.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. XII. Voorstel tot het verleenen van afschrijving of restitktie van plaatselijke directe belasting. (Zie Ing. St. n*. 155.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XIII. Bezwaarschriften tegen de suppletoire kohieren, plaatselijke directe belasting, dienst 1893. (Zie Ing. St. n". 156.) De Voorzitter. Aangezien een der leden het woord wenscht te voeren over deze bezwaarschriften, stel ik voor de discussie daarover te houden in eene besloten vergadering. Ik zal nu echter eerst vragen of een der leden nog het een of ander in de openbare vergadering in het midden wenscht te brengen? De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik zou gaarne met toestem ming van den Raad eene vraag tot het Dag. Bestuur richten. Er is mij nl. medegedeeld door een ooggetuige dat hij onlangs, ik meen dat het op een Vrjjdag was, bijna te laat voor den trein kwam, omdat beide bruggen over Galgewater en Oude Vest tegelijker tijd geopend waren. Nu meen ik dat dit gelijktijdig ongeoorloofd is, en daarom wensch ik te vragen of mijne meening juist is, of een dergelijk verbod be staat en geregeld gehandhaafd wordt. De heer Siegbnbeek van Heukelom. M. d. V.! Bij het door den heer Fockema Andreae medegedeelde wensch ik nog te voegen dat een dergelijk feit mij persoonlijk ook voorgekomen is. Beide bruggen waren tegelijk geopend. Aan den aldaar gestalioneerden politieagent heb ik toen nog gezegd dat bjj de brugwachter moest herinneren aan de bepaling der verordening. Als het weder voorkomt, zal ik my direct aan Burg. en Weth. wenden. De Voorzitter. Het is |inderdaad verboden beide bruggen tege lijkertijd te openen, maar van het medegedeelde feit is bij Burg. en Weth. niets bekend. Er is geene klacht daaromtrent bij hen inge komen. Ik zal nu evenwel zorgen dat het in het vervolg niet meer zal voorkomen; tegen overtreding kan zeer goed gewaakt worden, omdat aan den ingang van de Paardensteeg toch altijd een agent ge plaatst is en de brugwachters zich streng aan die order behooren te houden. De heer Van Hoeken. Gaarne M. d. V., zou ik van den Raad verlof bekomen een paar vragen tot Burg. en Weth. te mogen richten, om trent de nieuwe vaart. De Voorzitter. Ik voor mij heb daartegen geen bezwaar, zoo de Raad u daartoe de vergunning wil verleenen. De vergunning wordt verleend. De heer Van Hoeken. Het is bekend, dat bjj contract met Gede puteerde Staten de vrije dienst is bedongen van de bruggen over die vaart gelegd. Maar of het de bedoeling van den Raad destijds ge weest is, dat schippers, die binnen de stad blijven en hier laden en lossen ook vrij zouden varen betwijfel ik. De Voorzitter. Hierop kan ik u het volgende antwoorden. Indertjjd is werkelijk besproken, dat de vrijstelling alleen zou gelden voor de doorvarende schippers, doch men heeft daarna besloten deze uit te breiden ook tot diegenen, welke binnen de stad heen en weervaren. De Raad heeft zich onvoorwaardelijk aangesloten bjj een algeheelc vrijstelling van bruggelden voor bruggen gelegen lusschen het Galge water en de Schrijversbrug en daarmede aan den wensch van Gede puteerde Staten voldaan. De heer Van Hoeken. M. d. V.Ik wenschte hieraan nog een andere vraag vast te knoopen, die u misschien dadelijk niet zult kunnen be antwoorden, hoe het namelijk slaat met de invoering van het havengeld. Is hierop reeds antwoord van Gedeputeerde Staten gekomen of niet? Ik doe die vraag niet zoozeer voor mij zelf als in het belang van de burgerij, die door dezen kosteloozen dienst bijna pCt. meer be taalt bij de inkomstenbelasting. Werd het havengeld ingevoerd zoo zou dit wellicht hierin een kleine tegemoetkoming kunnen wezen. De Voorzitter. Gedeputeerde Staten hebben zich hieromtrent tot Burg. en Weth. gewend, maar wij hebben gemeend deze zaak niet voor den Raad te moeten brengen, alvorens de correspondentie tus- schen Burg. en Weth. en Gedeputeerde Staten hierover zal zijn gesloten. Wat uwe bjjvoeging betreft omtrent het verband tusschen het 4 pCt. op de inkomstenbelasting en het havengeld, zoo meen ik, dat dit verband minder juist is, daar het niet heffen van havengeld volstrekt niet de eenige reden voor de verhooging van het percentage geweest is. De heer Jdta. Ik wensch M. d. V. den heer Van Hoeken er uit drukkelijk op te wijzen, dat den Raad, bij de verhooging van het heffingsprocent der Plaatselijke Directe Belasting van 3 tot 3^ is medege deeld, dat dit niet was alleen een gevolg van mindere inkomsten der bruggelden en de meerdere uitgaven voor de brugwachters, maar wel degelijk ook van verschillende andere meerdere uitgaven en mindere ontvangsten, bijv. in zake de gemeentereiniging, die in rapport van 24 Meijl. zijn opgenoemd. De heer Van Hoeken. Ik ben het met den gcachten Wethouder volkomen eens, en dit is juist de reden, waarom ik gesproken heb niet van pCt. maar van bijna pGt. De f 7000 die door den kosteloozen dienst worden ingeteerd kan men toch waarlijk geen kleinigheid noemen. Ik dank intusschen Burg. en Weth. voor de verstrekte inlichtingen. Verder niets meer aan de orde zijnde, wordt de openbare Ver gadering gesloten en veranderd in eene met gesloten deuren. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 2