I DONDERDAG eene eventueele vacature blyft de Raad natuurlijk altijd bevoegd en vrij om alsdan de verordening weder te wijzigen en het traclement op eene lagere som vast te stellen. De verhooging van jaarwedde van den heer Van Wijk komt mij alleszins billijk voor, ik geloof dat er alle reden is om deze gelijk te stellen met de jaarwedde van den heer Japikse; het onderwijs aan de school van den heer Van Wyk toch is van veel meer omvang dan aan de school van den heer Japikse, omdat aan zijne school verbonden zijn de hoogste drie klassen welke in de plaats zijn gekomen van eene Hoogere Burgerschool met 3-jarigen cursus. Gaan wij nu de clausule er bijvoegen dat die tractemenlsvcrhooging alleen geldt voor den heer Van Wijk, dan zou die verhooging worden beschouwd als eene zuiver personeele toelage die voor de berekenin" van zijn pensioen niet in aanmerking kan komen. De heer Juta. Wanneer de Raad het traclement van den heer Van Wijk brengt op 2300 en hij wil naderhand het traclement van een nieuwen titularis wederom stellen op f 2i00, dan zal dit, geloof ik, bezwaar ontmoeten bij Gedeputeerde Staten, evenals dit indertijd is geschied bij de benoeming van een Gemeente-Ontvanger. Dit bezwaar kan, mijns inziens, ondervangen worden door in den considerans van ons besluit op te nemen, dat die verhooging van 200 voor den heer Van Wijk steurxt op langdurige diensten door hem aan de gemeente bewezen. Dan is de Raad inderdaad geheel vrij om bij eene volgende benoeming weder een minder tractement vast te stellen en ook vrij om zoo noodig of gewenscht de f 2300 te behouden. Ik zou dus willen voorstellen om eene bepaling als door mij wordt aangegeven in den briei aan Gedeputeerde Staten op te nemen. De heer Pera. Het punt door den heer Verhey van Wijk ter sprake gebracht had ik ook even willen bespreken, en wel naar aanleiding van de meening der Schoolcommissie, uitgedrukt in haar rapport over de wijzigingen in de onderwijs-verordeningen. Daar toch zegt zij: »Wat de jaarwedden der hoofden van scholen betreft, heeft de Schoolcommissie geen voorstel te doen, daar zij meent dat deze vol doende geregeld zijn." Nu acht ik het alleszins plichtmatig dat bijzondere diensten beloond worden door eene gratificatie, en als zoodanig ook geen woord over de voorgestelde f 200. Maar ik wilde constateeren dat de tracte- menten voldoende worden geacht. Burg. en Weth. hebben het voor stel van de Schoolcommissie overnemende, ter motiveering van de toelage groot 200, de werkzaamheden van den heer Van Wijk ver geleken met die van den heer Japikse, maar toch blijf lk vragen of een vast tractement van 2300 noodig is, en dit met het oog op latere opvolging. Het tractement eenmaal op f 2300 gebracht is later soms moeilijk op f 2100 terug te brengen. Op deze wijze zal het kunnen voorkomen dat door gewijzigde omstandigheden een ander hoofd, ter wille van bijzondere verdiensten, aanspraak heeft op eene toelage en dat dan de Raad met verwijzing naar dit geval zedelijk verplicht zou zijn er ook traclementsverhooging van te maken. Zijn de tractementen te laag, dan moeten zij worden verhoogd, maar niet op deze wijze. Om die redenen sluit ik mij aan bij de vraag of het niet mogelyk is de verhooging van tractement met f 200 als die wordt vastgesteld, in elk geval te beperken tot den heer Van Wijk. De Voorzitter. Wil men de verhooging beperken tot den heer Van Wijk, dan blijft het eene personeele toelage en wordt daardoor niet tegemoetgekomen aan het bezwaar van Gedeputeerde Staten. De heer Van Wijk is al een man op leeftijd, die wellicht van die personeele toelage niet zoo lang meer zal kunnen genieten. Hij heeft er dus groot belang bij, dat die verhooging ook strekt tot verhooging van zijn pensioen, dat niet door de gemeente maar door het riik wordt betaald. Op dien grond heb ik eveneens bezwaar tegen de toevoeging door den heer Juta in den considerans gewenscht. Wanneer die 200 worden gegeven wegens bijzondere verdiensten of langdurigen dienst, dan blijft het een karakter dragen van persoonlijke toelage. Voor de hoogere berekening van pensioen moet het vaste tractement worden verhoogd. En dit kan niet anders geschieden dan door wijziging van de verordening. De heer Pera. Is het dan niet mogelijk de 200 toelage later voor zijn pensioen in rekening te brengen? De Voorzitter. Neen, want de pensioenen worden uit 's Rijks schatkist betaald. Bij de vaststelling van een pensioen wordt dit derhalve getoetst aan de pensioenwet en niet aan gemeentelijke verordeningen. De heer Van Kempen. De heer Van Wijk is een zeer verdienstelijk onderwijzer en ik heb dus niets geen bezwaar tegen de f 200. Wan- neer later de noodzakelijkheid niet blijkt om aan een nieuwen titu laris een tractement van f 2300 te geven, dan kan de Raad het immers altyd verlagen. Dan herinneren wij ons wat er nu is voorgevallen en gesproken en zijn wij volkomen vrij om de verordening weder te wijzigen. De heer Dekhdyzen. Maar dan zouden Gedeputeerde Staten daar weder tegen kunnen opkomen. Daarom is het beter thans nadruk- delijk te doen uitkomen dat die tractements-verhooging alleen geldt voor den heer Van Wijk persoonlijk, volgens de toevoeging aan den considerans, door den heer Juta voorgesteld. De heer Van Kempen. De Gemeenteraad bepaalt toch de salarissen. Gedeputeerden kunnen ons toch bezwaarlijk voorschrijven hoeveel wjj moeten betalen. De heer Dekhuïzen. Gedeputeerde Staten kunnen echter weigeren eene wijziging der verordening, waarbij een tractement verlaagd wordt, goed te keuren. De heer Van Kempen. Wanneer Gedeputeerde Staten van de nood zakelijkheid der verlaging overtuigd worden, dan zullen zij toch on getwijfeld voor rede vatbaar zijn. De heer Dekhdyzen. Ik zal allerminst ontkennen dat zij voorrede 31 MEI 1894. vatbaar zijn. Ik vertrouw het ten volle. Maar zij blijven bevoeqd om hunne goedkeuring aan eene wijziging te onthouden. De heer Van Kempen. Indien wij van de billijkheid der wijziging overtuigd zijn, dan kunnen wij Gedeputeerde Staten ook zeker van die billijkheid overtuigen en bewijzen dat wij gelijk hebben. De heer Juta. Aan den wensch van den heer Van Kempen zou geheel voldaan zijn wanneer in den brief wordt uitgedrukt waarom de naau deze traetementsverhooging toestaat, nl. wegens langdurigen diensttijd. Dan kan men zich naderhand, mochten er moeiehjkheden rijzen, daarop beroepen dat deze verhooging alleen voor dit bijzondere geval is verleend. Die reden geldt dan niet voor den nieuwen titularis. /et men dit niet in den considerans dan vrees ik zeer, wij hebben een antecedent voor ons, dat Gedeputeerde Staten naderhand zullen weigeren tractementsvcrlaging goed te keuren, want dan is het eene verlaging zonder opgegeven reden. De heer F ockema Andreae. Ik moet bekennen dat ik ook zonder de door den heer Juta gcwenschte bijvoeging in den considerans niet vrees voor halstarrigheid van Gedeputeerde Staten bij eene latere wyziging van de verordening, waarbij het tractement van 2300 weder zou teruggebracht worden op f 2100, omdat wij Gedeputeerde Staten er op zouden kunnen wijzen, dat zij zeiven bij hun schrijven van 8 Mei hun wensch tot verhooging van het salaris van het hoofd der school 2e klasse hebben gebaseerd, niet op het belang van het onderwijs of van de gemeente, maar uitsluitend op het belang van dezen onderwijzer zelf. Mij dunkt dat hun eigen schrijven voor ons altijd een zeer krachtig wapen is. De Voorzitter. Ik ben het volkomen eens met den heer Fockema Andreae. Ik zou niet weten waarom wij in den considerans iets van bijzondere diensten zouden opnemen. (Jit deze discussie blijkt ge noegzaam dat de eenige reden om hem een hooger vast tractement te geven is geweest do overweging dat hij daardoor kan krijgen een hooger pensioen. Daarvoor alleen moet de personeele toelage vervangen worden door vast traclement. En uit de geheele discussie blijkt dat alleen voor den heer Van Wijk deze uitzondering is gemaakt. ,/UTA' de heer Foekema Andreae zoocven gezegd heeft komt mij inderdaad zoo juist voor, dat ik verder niet aandring op het opnemen van den considerans in den brief. De heer Zillesen. M. d. V.! Ik wil nog wel even terugkeeren tot het gymnastiekonderwijs. Ik moet eerlijk bekennen dat ik door de gevoerde discussiën ten aanzien van dit punt nog niet tot eene ge vestigde overtuiging ben gekomen. De leden der Schoolcommissie zijn warme voorstanders van hand having van dat onderwijs. Zij deelen mede dat er lokalen genoeg daarvoor beschikbaar zijn, dat het onderwijzend personeel voldoende is en de kosten niet groot zullen zijn. De Wethouder voor onderwijs heeft daarentegen eene geheel andere lezing van de zaak gegeven. Volgens hem zullen de kosten zeer aan zienlijk zyn. Kon nu handhaving van het gymnastiekonderwijs geschieden zonder groote geldelijke opofferingen, dan zou ik het denkbeeld van de Schoolcommissie ondersteunen. Zijn echter de kosten aanzienlijk, zoo zoude ik, met het oog op de toch al hooge belastingen hier, voor afschaffing zjjn. Nu weet ik op 't oogenblik nog niet welke van de twee lezingen de juiste is. De heer Dekhdyzen. Op dit oogenblik zijn er op de scholen 3e en 4e klasse ongeveer 3400 kinderen waarvan 1600 alsnog genieten een onderwijs dat iets op gymnastiekonderwijs gelijkt. Er zouden dus nog 1800 kinderen bijkomen om dat onderwijs in zijn vollen omvang te genieten. En hoe kan men nu daaraan tegemoetkomen met de bestaande lokalen en met het tegenwoordige personeel? De heer De Goeje. Ik weet niet wat de heer Dekhuyzen bedoelt met het genieten van het gymnastiekonderwijs in zijn vollen omvang. De oefeningen aan de werktuigen zijn alleen bestemd voor de hoogste klassen. En daarvoor zal evenals tot nu toe een vak-öhderwyzer noodig zijn. Voor het overige worden de vrije- en ordeoefeningen geleid door de gewone klasse-onderwijzers. Ik vraag wie in dezen het best oordeel kan vellen. De hoofden der scholen, waar het onderwijs wordt gegeven, zeggen eenstemmig dat zij er mede tevreden zyn, terwijl de man die hier het geheele gym- nastiek-ondertvijs geregeld heeft, verklaart dat met de beslaande krachten en lokalen het onderwijs behoorlijk kan worden gegeven. Ik weet niet welke autoriteit ik boven die autoriteiten kan stellen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burg. en Weth. om met intrekking van de aan den heer J. D. Van Wijk, hoofd der Jongensschool 2e klasse verleende perso neele toelage van 200, de jaarwedde van het hoofd der Jongensschool 2e klasse vast te stellen op f 2300. Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Het voorstel van Burg. en Weth. oin aan Gedeputeerde Staten te berichten dat de Raad zijn besluit tot opheffing van het leervak Fransch wenscht te handhaven, wordt aangenomen met 22 stemmen tegen 1 stem, die van den heer Van Hamel. Het voorstel van Burg. en Weth. om in gelijken zin te besluiten ten aanzien van het onderwijs in de gymnastiek, wordt aangenomen met 19 tegen 4 stemmen. legen stemden de heeren: De Goeje, Du Rieu, Zillesen en Van Hamel. Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering le Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Mdré

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 5