40 scholen der gemeente worden onderwezen, in het programma der scholen 3e en 4e klasse vervallen, en is de vraag teruggebracht tol deze meer praclische, of het wenschelijk is op deze scholen Fransch en Gymnastiek te onderwijzen De leerlingen dezer scholen hebben nu, ongeveer 12 jaar lang ge legenheid gehad, deel te nemen aan het onderricht in de Fransche taal, dat aan eene der scholen gegeven wordt. Gedurende dien tijd heeft de Schoolcommissie het nauwkeurig gadegeslagen. Haar slotsom is, dat de vorderingen die de leerlingen daarin gemaakt hebben, wanneer zij de school verlaten, zoo gering zijn, dat er, haast zonder uitzon- ring, geenerlei vrucht voor het volgend leven van te verwachten is. Het is waar, dat in de laatste jaren wel een honderdtal leerlingen aan dat onderwijs heeft deelgenomen, maar daaruit volgt niet dat er behoefte aan bestaat. Bij de invoering van dit onderwjjs werd aan de hoofden der scholen verzocht, zooveel mogelijk slechts de beste leerlingen aan te nemen, doch bij den aandrang van sommige ouders, welke de gedachte streelt dat hunne kinderen ook Fransch zullen kennen, konden zij niet meer doen dan airaden, en zoo is rijp en groen aangenomen. Uit blijkt uit de volgende cijfers ontleend aan het register van den heer Van der Harst, dat hij ons welwillend heeft toegestaan hierbij over te leggen. In deze 12 jaar zijn 990 leerlingen aangenomen, van welke 145 binnenstijds naar andere scholen overgegaan of naar andere plaatsen verhuisd zijn. Van de overige 845 hebben 190 na een half jaar of nog korter de poging opgegeven, 140 na een jaar. Verder hebben 242 anderhalf. 159 twee jaar, 75 twee en een half jaar 't onderwijs bijgewoond, 39 langer. De twee laatste kategorien waren met enkele uitzonderingen na twee jaar geleerd te hebben, geen leerlingen der dagschool meer, maar van de herhalingsschool en werden oogluikend toegelaten. Het getal leerlingen dat in deze periode het onderwijs gevolgd heeft zoover de leerlingen der dagschool dit konden ontvangen is dus 400. En van deze geldt Jen volle wat boven gezegd is. Zij hebben het niet verder kunnen brengen dan lot eene nog zeer gebrekkige kennis der allereerste beginselen en deze zijn zeer spoedig weder vergeten, daar in de levenspractijk voor bijna geen dezer kinderen in Leiden ecnige behoefte aan kennis der Fransche taal bestaat. Van de ruim 100 die het langer hebben voortgezet, hebben 75 't toch na een half jaar gestaakt. Ook omtrent dezen luidt het oordeel niet anders. Resten 39, van welke 20 in 'l geheel drie jaar, de overigen van drie en een half tot zes jaar onderwijs gehad hebben. Uit is in den loop van 12 jaar op een jaarlijksche schoolbevolking van ruim 3000 leerlingen zoo goed als niets. En voor die enkele gevallen waarin een jongen of een meisje van bjjzonderen aanleg inderdaad behoefte aan kennis der Fransche taal zou hebben, is het niet zoo moeilijk toegang tot de scholen 2e kl. te krijgen of tot bijzondere inrichtingen als «Kennis is macht". Voor alle anderen is het niets dan verlies van tijd en kracht, die met meer vrucht aan de andere leervakken kunnen besteed worden. Hoopt de Schoolcommissie dus dat Ged. Staten in de vervallen verklaring ook van het Fransch zullen willen berusten, zij blijft het wenschelijk achten dat het onderwijs in s (gymnastiek) gehandhaafd worde. De Gemeenteraad heeft zich tot nog toe met de Schoolcommissie steeds voor het beginsel verklaard dat op alle scholen, ook die der 3e en 4e klasse onderwijs in teekenen en gymnastiek moet worden gegeven. Wat het eerste betreft, dit is voor zoover het op de lagere school thuis behoort in de Wet onder de verplichte onderwijsvakken opgenomen. Van het tweede vak is het gedeelte dat men vroeger «vooroefeningen" noemde, onder den titel «vrije- en orde-oefeningen" mede onder de wettelijk verplichte vakken opgenomen. Maar de eenvoudige oefeningen aan de werktuigen, die naar het oordeel der Commissie voor leerlingen boven de 9 jaar hoogst gewenscht, zooniet onmisbaar zijn, kunnen niet gegeven worden, indien s niet als leervak bljjft behouden. By de discussie in den Gemeenteraad op den 28 Uecemberjl. is door twee sprekers in herinnering gebracht, dat de Schoolcommissie steeds op de gymnastiek ook voor de scholen 3e en 4e klasse heeft aangedrongen en steeds bij den Gemeenteraad instemming heeft ge vonden. Een lid van den Raad heeft by die gelegenheid het onderwijs in de gymnastiek voor de leerlingen dezer scholen weelde genoemd. Men had daartegen nog kunnen aanvoeren, dat percentsgewijze veel meer leerlingen van deze scholen in hun later leven behoeften aan leniger en ontwikkelder spieren, aan doelmatigheid en vlugheid van beweging zullen hebben dan die der scholen Ie en 2e klasse. Overi gens kan na al wat bij die discussie gezegd is en na al de stukken der Schoolcommissie waarop by die gelegenheid is verwezen, eene nadere toelichting van het gevoelen der Schoolcommissie overbodig geacht worden. Tegen hel voorstel van Ged. Staten om de aan den heer Van Wijk toegekende persoonlijke toelage te veranderen in eene verhooging zijner jaarwedde met hetzelfde bedrag, heeft de Commissie geen bezwaar. Ue stukken door U in onze handen gesteld gaan hierbjj terug. Aan HH. Burg. en Weth. De Plaatselijke Schoolcommissie, van Leiden. D. Bierens De Haan, Voorzitter. J. A. Van Hamel, Secretaris. Leiden, den Mei 1894. Overeenkomstig de uitnoodiging vervat in Uwe Missive dd. 8/10 Meijl., B n°. 1333 (Ie afd.) G. S. n'. 4/1, hebben wij de beschouwingen van uw College omtrent de wenschelijkheid van het behoud der leervakken l (beginselen der Fransche taal) en s (gymnastiek) op de scholen der 3e en 4e klasse ter kennis van den Gemeenteraad gebracht. In zjjne zitting van 31 dezer heeft de Raad ons opgedragen Uw College beleefdelijk te verzoeken alsnog Uwe goedkeuring te willen verkenen aan de ophel&ng van beide leervakken op genoemde scholen, j waartoe de Raad na nauwgezette overweging destijds besloten heeft, en wel ten aanzien van het leervak l met algemeene en ten aanzien het leervak s met 20 tegen 3 stemmen. Gevolg gevende aan 's Raads opdracht, nemen wij de vrijheid het volgende onder de aandacht van Uw College te brengen. Bij de herziening van de Verordeningen op het lager onderwijs stond bij den Gemeenteraad op den voorgrond de wensch, eensdeels om de niatericcle positie van het onderwijzend personeel te verbeteren, anderdeels om in den omvang van het onderwijs die wijzigingen te brengen, waarvan de ervaring de wenschelijkheid bad aangetoond. Op onbekrompen wijze heeft de Raad de fiuancicele positie van de onderwijzers verbelerd, zoowel door verhooging der jaarwedden, als door belangrijke vermeerdering van het aantal 2de onderwijzersplaatsen, waardoor de kans op bevordering van het onderwijzend personeel is toegenomen. Bovendien werden de toelagen voor hel bezit van sommige acten verhoogd. Ten aanzien van den omvang van het onderwijs had de ervaring geleerd, dat het vak-onderwijs in de vrouwelijke handwerken behoorde uitgebreid te worden. De Raad besloot lot eene belangrijke uitbreiding van dat leervak, door aan elke school der 3e en 4c klasse een stel vakonderwijzeresscn te verbinden. Was de Raad bereid tot deze verbeteringen, waarmede aanzienlijke vermeerdering van uitgaven gepaard gaan, te besluiten, aan den anderen kant acbtle hij zich, met het oog op den financieelen toestand dezer gemeente, verplicht eenige bezuinigingen aan te brengen door opheffing van die leervakken, waarvan de ervaring had aangetoond, dat zij voor de leerlingen, die er tot dusver gebruik van maakten geenerlei of zeer weinig nut opleverden. Daarom besloot de Raad tot opheffing van de leervakken en sop de scholen der 3e en 4e klasse. Wij vertrouwen Uw College de overtuiging te kunnen geven, dat inderdaad aan het onderwijs in die leervakken op de scholen 3e en 4e klasse in deze gemeente geen behoefte bestaat. Wat het onderwijs in de beginselen der Fransche taal betreft, meenen wjj Uw College in herinnering te moeten brengen de uitge breide correspondentie in het jaar 1881 met Uw College te dezer zake gevoerd. Destyds werd tot opname van dat leervak, in strijd met het ge voelen van den Gemeenteraad en van de Plaatselijke Schoolcommissie alhier, alleen besloten om te voldoen aan den wensch van de toen malige Regeering, die van oordeel was, dat uit art. 16 Wet op het Lager Onderwijs zou volgen, dat het onderwijs in alle vakken, welke in de gemeente overeenkomstig de behoeften harer ingezetenen tot den omvang van het Lager Onderwijs belmoren, voor alle kinderen dus ook voor on- en minvermogenden toegankelijk moet zijn. Nu, ook volgens de meening van Uw College, de Wet toelaat het doen vervallen aan die catcgoriën van scholen van eenige onderwijs vakken waaraan de ondervinding de behoefte niet heeft doen blijken, is de oorspronkelijke beweegreden tot het opnemen van het leervak l in het programma der scholen 3e en 4e klasse vervallen en behoort alleen de vraag beantwoord worden, of het wenschelijk is op die scholen dat leervak te behouden. Die vraag meenen wij beslist ontkennend te moeten beantwoorden. Eene ervaring van 12 jaren heeft geleerd, dat de vorderingen, welke de leerlingen bij het verlaten der school in dat leervak ge maakt hebben, zóó gering zijn, dat er, bijna zonder uitzondering, geenerlei vrucht voor het volgend leven van te verwachten is. Het is waar, dat in de laatste jaren wel een honderdtal leerlingen aan dat onderwijs heeft deelgenomen, maar daaruit volgt niet, dat er behoefte aan bestaat. Bij de invoering van dit onderwijs werd aan de hoofden der scholen verzocht, zooveel mogelijk slechts de beste leerlingen aan te nemen, doch bij den aandrang van sommige ouders, wien de gedachte streelt, dat hunne kinderen ook Fransch zullen kennen, konden zij niet meer doen dan afraden en zoo is rijp en groen aangenomen. Dit bljjkt uit de volgende cijfers. In die 12 jaren zjjn 990 leerlingen aangenomen, van welke 145 binnenstyds naar andere scholen overgegaan of naar andere plaatsen verhuisd zijn. Van de overige 845 hebben 190 na een half jaar of nog korter de poging opgegeven. 140 na een jaar. Verder hebben 242 anderhalf, 159 twee jaren, 75 twee en een halfjaar 't onderwjjs bijgewoond, 39 langer. De twee laatste categoriën waren met enkele uitzonde ringen na twee jaar geleerd te hebben, geen leerlingen der dagschool meer, maar van de herhalingsschool en werden oogluikend toegelaten. Het getal leerlingen, die in deze periode het onderwjjs gevolgd hebben zoover de leerlingen der dagschool dit konden ontvangen is dus 400. En van dezen geldt ten volle wat boven gezegd is. Zij hebben 't niet verder kunnen brengen dan tot eene nog zeer gebrekkige kennis van de allereerste beginselen en deze zijn zeer spoedig weder ver geten, daar in de levenspraktijk voor bijna geen dezer kinderen in Leiden eenige behoefte aan kennis der Fransche taal bestaat. Van de ruim 100, die het langer hebben voortgezet hebben 75 het toch na een half jaar gestaakt. Ook omtrent dezen luidt het oordeel niet anders. Resten 39 van welke 20 in 't geheel drie jaar, de overigen van drie en een half tot zes jaar onderwijs gehad hebben. Dit is in den loop van 12 jaren op eene jaarlijksche schoolbevolking van ruim 3000 leerlingen zoo goed als niets. En voor die enkele gevallen, waarin een jongen of een meisje van bjjzonderen aanleg inderdaad behoefte aan kennis der Fransche taal zou hebben, is het niet zoo moeilijk toegang lot de scholen 2de klasse te krijgen of tot bijzon dere inrichtingen als «Kennis is macht". Voor alle anderen is het niets dan verlies van tijd en kracht, die met meer vrucht aan de andere leervakken kunnen besteed worden. Is de Gemeenteraad derhalve van oordeel, dat het onderwijs in de Fransche taal voor de leerlingen der scholen 3e en 4e klasse volstrekt overbodig is en veeleer schadeljjk dan nuttig voor den goeden gang

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 2