GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 89 INGEKOMEN STUKKEN. N*. 11«. Leiden, 29 Mei 1894. Wij hebben de eer Uwe Vergadering over te leggen eene missive van Gedeputeerde Staten, waarin nevens goedkeuring van cenige be palingen in de onderwijs-Verordeningen, welke door den Gemeente raad in zijne zittingen van 28 December 1893 en 11 en 25 Januari 11. werden vastgesteld, bedenkingen worden geopperd tegen het laten vervallen van de leervakken l (beginselen der Fransche taal) en s (gymnastiek) op de scholen der 3de en 4de klasse, waartoe in de Raadszitting van 28 December 1893 en 11 Januari 11. door Uwe Ver gadering werd besloten. Op grond van die bedenkingen geven Gedeputeerde Staten in over weging, dat de Gemeenteraad op dat besluit zal terugkomen en dat alsnog de leervakken l en s voor de scholen der 3de en 4de klasse worden opgenomen. De Plaatselijke Schoolcommissie, wier advies wy hierbij overleggen, handhaaft, zooals te verwachten was, hare meening, dat het leervak l behoort geschrapt te blijven. Zij meent echter dat het wenschelijk is ten aanzien van het leervak s op het genomen besluit terug te komen. Wij kunnen ons volkomen vereenigen met de gronden door de Schoolcommissie aangevoerd voor de afschaffing van het leervak l op de scholen 3de en 4de klasse en konden derhalve volstaan die gron- den in onze ontwerp-missive aan Gedeputeerde Staten over te nemen. Inderdaad heeft de Schoolcommissie, met een beroep op de statis tiek, uitnemend aangetoond, dat aan het onderwijs in de Fransche taal op die scholen in deze gemeente nooit werkelijke behoefte heeft bestaan, en dal de omstandigheid, dat ongeveer 100 kinderen van dat onderwys gebruik maakten, allerminst die behoefte bewijst. Met het betoog van de Schoolcommissie ten aanzien van liet behoud van de gymnastiek op de scholen 3de en 4de klasse kunnen wij ons daarentegen in geenen deele vereenigen. De gronden voor onze meening, die wij reeds vroeger ontwikkel den, worden in de concept-missive aan Gedeputeerde Staten uiteengezet. Terwijl wy in ons schrjjven aan Gedeputeerde Staten uit den aard der zaak minder den nadruk kunnen leggen op de financieele be zwaren voor onze gemeente aan het behoud van dat leervak verbon den, mecnen w(j er toch Uwe Vergadering nogmaals opmerkzaam op te moeten maken, dat inderdaad dit financieel bezwaar niet gering is. Uitbreiding van de schoollokalen toch moet er een noodzakelijk ge volg van zyn. Dit bezwaar klemt te meer, nu onze scholen 3de en 4de klasse, zelfs ondanks het inrichten van eenige gymnastieklokalen voor school lokalen, waardoor zij aan hunne bestemming onttrokken worden, zóó bevolkt zyn, dat slechts met de grootste moeite de leerlingen op die scholen behoorlijk plaats kunnen vinden. Wij vertrouwen dat Gedeputeerde Staten ook met dit bezwaar rekening zullen houden. De gemeente Leiden getroost zich groole financieele offers voor het lager onderwijs. De verhooging der jaarwedden van de onderwijzers, de reorganisatie van het onderwijs in de vrouwelijke handwerken, waartoe Uwe Vergadering besloot, doen de uitgaven voor het lager onderwijs aanmerkelijk stijgen. Met het oog op den financieelen toe stand onzer gemeente is het daarom dringend noodzakelijk, dat uit gaven, die niet volstrekt noodzakelijk zyn, worden vermeden en daartoe behoort volgens onze overtuiging het onderwijs in de vakken l en s op de scholen 3de en 4de klasse. Wij wenschen daarom by Gedeputeerde Staten eene poging aan te wenden om alsnog de door U genomen besluiten tot afschaffing van de leervakken Z en s op de scholen 3de en 4de klasse goed te keuren en vertrouwen dat Gedeputeerde Staten zich met onze zienswijze, welke ten aanzien van de gymnastiek althans ook door den Inspec teur van het Lager Onderwijs gedeeld wordt, zooals blijkt uit diens schrijven aan den heer Van Hamel, voorgelezen in de zitting van 11 Januari jl., zullen vereenigen. Wy geven derhalve aan Uwe Vergadering in overweging 1°. met intrekking van de aan den heer J. D. Van Wijk, hoofd der Jongens school 2e klasse verleende personeele toelage van/200, de jaarwedde van het hoofd der Jongensschool 2e klasse vast te stellen op 2300; 2°. ons te machtigen tot Gedeputeerde Staten namens den Gemeenteraad het schrijven te richten, dat wy de eer hebben hierbjj in concept over te leggen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 's Gravenhage, 8/10 Mei 1894. Ter voldoening aan de artikelen 18 en 19 der Wet tot regeling van het Lager Onderwijs, werden door U bij schrijven van 31 Januari 11. n°. 97 aan ons ingezonden de navolgende verordeningen door den Raad in zijne zittingen van 11 en 25 Januari te voren vastgesteld. a. Verordening, bepalende het getal der scholen voor openbaar lager onderwijs, den omvang van het onderwijs op elke school, den bijstand aan de hoofden der scholen te verleenen en de bezoldiging van het onderwijzend personeel; b. Verordening tot wijziging van die regelende de inwendige in richting der scholen, de toelating en het ontslag der leerlingen; c. Wijziging der Instructie voor de hoofden der openbare lagere scholen; d. Wijziging der Instructie voor het hulppersoneel; e. Wijziging der Verordening regelende het onderwijs in handtee- kenen en gymnastiek, dat aan de openbare lagere en middelbare scholen gegeven wordt. Wij hebben de eer U te berichten dat de Verordeningen hierboven genoemd onder de letters c, d en e, door ons voor kennisgeving zyn aangenomen, terwijl wy aan die sub b vermeld de op art. 2 als bevattende de regeling van den leeftijd welken de kinderen moeten bereikt hebben vóór zij op de openbare school worden toegelaten door art. 19 la e der Wet gevorderde goedkeuring bij deze verleenen; zijnde de overige bepalingen door ons voor kennisgeving aangenomen. Thans blijft nog ter behandeling over de Verordening sub o genoemd. Voor zooveel de regeling der jaarwedden betreft, hebben wij aan óeze Verordening goedkeuring verleend uit krachte van art. 2<i der Wet. Wat echter de regeling der leervakken op de verschillende scholen aangaat heeft eene vergelijking van de nieuwe Verordening met de thans geldende gelijk die luidt na de wijziging daarin door de Ver ordening van 25 Augustus/6 October 1881 gebracht, doen zien dal volgens de nieuwe Verordening op dc scholen der derde en vierde klasse het onderwijs zich niet verder zal uitstrekken dan tot de vakken a k van art. 2 der Wet, terwijl volgens de tegenwoordige regeling op die scholen ook onderwijs wordt gegeven in de vakken o, q, s, en t en op minstens ééne der scholen van de 3de of 4de klasse ook onderwijs in de vakken ln Door de gewijzigde Verordening beoogt de Raad dus vermindering van den omvang van het onderwijs, waarvoor, ingevolge het bepaalde bij art. 19 la b der Wet, de goedkeuring van ons College gevorderd Zijn wij geneigd onze goedkeuring te verleenen aan het doen ver vallen van eenige onderwijstakken aan genoemde calhcgoriën van scholen, waaraan de ondervinding de behoefte niet heeft doen blijken, wy moeten toch ernstig bezwaren maken tegen het doen vervallen der onderwysvakken l (beginselen der Fransche taal) en s (gym nastiek). Immers van het onderwijs in vak l wordt door een honderdtal leerlingen gebruik gemaakt en er kan dus bezwaarlijk gezegd worden dat aan dit onderwys geen behoefte bestaat. Evenzeer bestaat bij ons bezwaar tegen het doen vervallen van het onderwijs in vak s (gymnastiek) op de scholen der 3de en 4de klasse. Dit leervak te doen vervallen voor dc leerlingen van de voorberei dende school der 2de klasse, achten wij alleszins rationeel omdat die school bezocht wordt door leerlingen van 6-—9 jaar en voor dezen achten ook wij onderricht in het leervak f voldoende. Maar waar lot nu toe voor de leerlingen der scholen 3de en 4de klasse de ge legenheid bestaat onderricht te ontvangen in vak s, kunnen wij geen reden vinden waarom voor die leerlingen dat leervak zou kunnen worden afgeschaft. Het komt ons toch voor dat ook voor deze leerlingen, evenals voor die der andere scholen, de gelegenheid moet blijven bestaan om na gedurende 4 jaren onderwys in vak f te hebben genoten onder de leiding van een gymnastiekonderwijzer onderricht in vak s te ont vangen. Wij meenen hierbij in herinnering te mogen brengen Uw schrijven van 5 Maart 1881 n°. 118, waarin ook Uwerzijds de behoefte aan onderwijs in vak s ook voor de leerlingen der scholen 3de en 4de klasse werd erkend. Wij noodigen U daarom uit deze onze beschouwingen ter kennis van den Raad te brengen, met verzoek de Verordening sub a ge noemd alsnog in dien zin, Ie willen aanvullen, dat ook voor de leer lingen van de scholen der derde en vierde klasse, op gelijke wijze als tot dusver, de gelegenheid bljjve bestaan om onderricht te ontvangen in de vakken l en s. Wij doen hierbij teruggaan de Verordening sub b genoemd, voor zien van een bewijs van goedkeuring voor zooveel art. 2 betreft. Van deze Verordening zullen wij gaarne voor ons archief een geauthenti- seerd afschrift ontvangen. De Verordening sub a genoemd alleen goedgekeurd voor zooveel aangaat de regeling der jaarwedden gaat mede hierbij terug met verzoek die bij wederinzending aan ons in duplo te willen doen toe komen. Ten slotte heeft onze aandacht getrokken de mededeeling in Uw boven aangehaald schrijven dat de Gemeenteraad besloten heeft aan den heer J. Van Wijk hoofd der jongenschool 2de klasse een per soneele toelage toe te kennen van f 200 's jaars. Wij zouden het meer in het belang achten van genoemden onder wijzer met het oog op zijne eventueele latere aanspraak op pensioen, wanneer het bedrag zijner vaste wedde met die som werd verhoogd. Aan HH. Burg. en Weth. De Gedeputeerde Staten der der gemeente Leiden. provincie Zuid-Holland, Fock, Voorzitter. F. Tavenraat, Griffier. Leiden, 24 Mei 1894. De Schoolcommissie voldoet gaarne aan Uw verzoek om hare ziens wijze mede te deelen omtrent de bezwaren door Gedep. Staten ge opperd tegen het doen vervallen van de vakken b (beginselen der Fransche taal) en s (gymnastiek) uit de leervakken der scholen 3e en 4e klasse. De invoering der vakken l—n, o en t op deze scholen in 1881 ge schiedde tegen het uitdrukkelijk advies der Schoolcommissie en niet op grond dat het onderwijs in deze vakken uit een paedagogisch oogpunt noodig was, doch alleen omdat, naar de interpretatie der toenmalige regeering, uit art. 16 der Wet zou volgen, dat het onder wijs in alle vakken, die in de gemeente overeenkomstig de behoeften harer ingezetenen tot den omvang van het lager onderwijs behooren, voor alle kinderen en dus ook kosteloos, toegankelijk moet zijn. De Schoolcommissie heeft toen, maar te vergeefs, in eene aan U gerichte missive (Februari 1881 n°. 70) getracht de onjuistheid dezer weis verklaring aan te toonen. Het verheugt haar zeer, dal Gedep. Stalen, blijkens hun tegenwoordig schrijven, zich thans met het gevoelen der Schoolcommissie verecnigen, daar zij zich geneigd verklaren hunne goedkeuring te verleenen aan het doen vervallen van eenige onder wijsvakken aan genoemde kategorieen van scholen, waaraan de onder vinding de behoefte niet heeft doen blijken. Daarmede is de oor spronkelijke beweegreden tot het opnemen van al de vakken, die op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 1