DONDERDAG 15 MAART 1894. 48 Daarvoor behoeft in deze verordening geen bepaling gemaakt te worden. De lieer Fockema Andreae. De bepaling is juist noodig, opdat bij, wanneer^ iemand komt om de zaal te huren en een groot diner te geven, niet zal kunnen zeggen: ik wil de consumptie leveren, of gy krijgt de zaal niet. Wanneer men wordt mijn voorstel aangenomen nu zegt tegen den pachter, dat men van zijn leverantie niet gediend is, dan ligt de beslissing altijd nog aan het Dag. Bestuur, dat de bevoegd heid heeft om hem de levering der consumptie af te nemen, inits men een kleine vergoeding betaalt, juist gelijk aan die, welke in het vorig tarief was opgenomen. De heer Van Kempen. Ik zou er voor zijn om met het denkbeeld van den heer Fockema Andreae mede te gaan, wanneer er maar niet in begrepen was, dat uien een geldelijke vergoeding geeft voor het leveren van een slecht diner. Ik kan er niet bij, dat men een vergoeding wil geven aan iemand, enkel en alleen, omdat hij slecht levert. De heer Pera. Ik meen dat wij dit geval meer in dezen zin moeten opvatten: De pachter berekent zijn verdiensten naar hetgeen hij ontvangt èn van zaalhuur èn van verdiensten op de consumptie. Nu doel zich een geval voor, dat men geen gebruik van de con sumptie wenscht te maken; daardoor verliest de pachter naluurljjk, waar hij nu minder verdient, wegens he,t niet leveren der consumptie, wordt hem meer gegeven als huurprys van de zaal. Ik voor mij leg niet den nadruk op hel leveren van het slechte diner, als wel op het geven van een zekere tegemoetkoming, door het niet leveren der consumptie. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Fockema Andreae komt in stem ming en wordt met 21 tegen 1 stem aangenomen. Voor hebben gestemd de heeren: De Vries, Hasseibach, De Goeje, Kaiser, Driesscn, De Sturler, Dekhuyzen, Zillesen, Du Rieu, Fockema Andreae, Van Hamel, Cock, Van Hoeken, Versier van VVulverhorst, Kerslens, Stadhouder, Van Lidth de Jeude, Verhey van Wyk, Zaayer, Pera en de Voorzitter. Tegen heeft gestemd de heer: Van Kempen. De heer Van Lidth de Jedde. De voorwaarden omtrent de ver lichting wenschle ik wel uit bet contract verwijderd te zien. Ik zie niet in, waarom men hel verbruikte gas den huurders in rekening zou brengen. Toen de gemeente de zalen verhuurde was dit na tuurlijk iels anders, inaar nu men den pachter betaalt, kan deze een prijs stellen, waaronder het gebruik van het gas is berekend. De Voorzitter. Ik zou dit zeer gevaarlijk vinden. Wjj hebben het voorrecht een buitengewoon lagen gasprijs te betalen. Laten wij deze zaak geheel aan dcu pachter over, dan zou het wel eens kunnen gebeuren, dat deze hiervan voor zich een bron van inkomsten maakte. Nu betaalt evenwel de huurder den billijken prijs van 5 cent per Ms. Hy weet dus, waaraan hij zich te houden heeft en dat hem niet meer in rekening kan worden gebracht dan hy werkelyk verbruikt heeft. De heer Van Lidth de Jedde. Is dan de bedoeling bij iedere ver huring der zaal een controleur te plaatsen, die nagaat, hoeveel gas verbruikt is os De Voorzitter. Bij eene verhuring en bloc is dit een quaestie tusschen huurder en pachter, geheel buiten de gemeente om. De heer Van Lidth de Jeude. Dan begrijp ik de bepaling niet. De heer Van Hamel. Als ik het goed begrijp is de bedoeling om te voorkomen, dat den verbruikers der lokalen meer in rekening zal worden gebracht, dan de pachter werkelijk moet betalen. Deze moet de gemeente 5 cent per M3 betalen en zou den verbruiker kunnen opleggen 6 cents per M' te betalen. Het is dus dezelfde bedoeling als die, welke wij gehad hebben met het bepalen eener maximum huur voor de lokalen, te voorkomen, dat de pachter ook uit de verlichting nog iets voor zich zelf kloppen zou. De heer Van Lidth de Jeude. Welken waarborg heeft men daarvoor? De Voorzitter. Men neemt eenvoudig den stand van den meter op voordat men hel licht ontsteekt en doet dit eveneens voordat men heen gaat. Overigens is dit geen zaak van de gemeente, maar een quaestie tusschen pachter en huurder. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 26 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De voorwaarden in haar geheel »voor een openbare verpachting van de exploitatie van de Gehoorzaal en bloc", worden zonder hoof delijke stemming aangenomen. Beraadslaging over het tweede gedeelte van het voorstel van Burg. en Weth. »om de voorgestelde wijzigingen in het tarief (verlaging met 40 pGl. enzvast te stellen ten behoeve van de te houden open bare verpachting van de exploitatie alleen van de buffetten der Ge hoorzaal. De Voorzitter. Hierbij moet worden in acht genomen het voor stel van Burg. en Weill, van 20 Januari 1804, luidende: «Burg. en Weth. zijn bevoegd hel tarief, vastgesteld bij Raadsbesluit van 21 Januari 1802, te blijven toepassen in geval van verhuring aan groote maatschappijen, voor openbare vermakelijkheden en in andere ge vallen waarin, naar hun oordeel, voor eene toepassing van het ver laagd tarief geen noodzakelijkheid bestaat". Burg. en Weth. stellen dus voor eene verlaging van tarief inet 40 pCt., zooals in het ingekomen stuk n'. 14 is medegedeeld. I De heer Veriiev van Wijk. Is het de bedoeling dat de pachter er op rekenen kan, dat het tarief, hier vastgesteld, ongeveer op de helft moet berekend worden, zoodat hij dit kan beschouwen als een soort vingerwijzing bij het verhuren der lokalen. De Voorzitter. Dit heeft niets te maken met de verhuring en bloc. Aan de orde is thans bet tweede gedeelte aan het voorstel van den heer Was om de voorwaarden te regelen voor de verhuring van het buffet, zooals dit tot nu toe geschiedde met eene tariefsver laging volgens liet voorstel van Burg. en Weth. met 40 pCt. De heer Veriiey van Wijk, Dit is mijne bedoeling niet. Ik vraag of die verlaging met 40 pCt. als een vingerwijzing is te beschouwen, die terugslaat op andere prijzen. De Voorzitter. Dit kan de pachter doen, indien de Raad besluit de pacht en bloc aan te nemen. Hij kan dan handelen zooals hij meent dat het beste met zijn belangen strookt. De lieer De Goeje. M. d. V.! Moet in dit voorstel niet eene der gelijke bepaling worden opgenomen als onder letter li bij art. 4 van de verhuring en bloc? De Voorzitter. IJ hebt gelijk. Het overnemen van de goederen moet hier eveneens geregeld worden. De wijzigingen in het tarief, ten behoeve van de te houden open bare verpachting van de exploitatie alleen van het buffet der Ge hoorzaal, worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. IX. Verzoek van V. Van Doveren, om ontslag als tweede onderwijzer aan de school 3de klasse n#. 1. (Zie Ing. St. n'. 66.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming een eervol ontslag verleend. X. Verzoek van Mevr. Maingay, om vrijstelling of terugbetaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n*. 67.) \Vordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. XI. Staat van af en overschrijving op de begrooling van den Schut tersraad, dienst 1893. (Zie Ing. St. n*. 68.) XII. Idem als voren van de Bank van Leening: (Zie Ing. St. n'. 68.) Deze staten worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoof delijke stemming goedgekeurd. XIII. Voorstel tot wijziging van de Verordening op de heffing van eene Plaatselijke Directe Belasting. (Zie Ing. St. n°. 318 en 326 van 1893.) De Voorzitter. Er schijnt op dit voorstel een fatum te rusten. Ik had mij zoo zeker voorgesteld het heden in behandeling te brengen, maar nu de heer Drucker, voorzitter van de Commissie van Financiën, door eene lichte ongesteldheid verhinderd is tegen woordig te zijn, wensch ik voor te stellen de behandeling heden weder uil te stellen tot eene volgende Vergadering. Wenschen echter de leden met de behandeling aan te vangen, ik ben daartoe volkomen bereid. De heer Van Hamel. M. d. V.! Heeft de voorzitter van de Com missie van Financiën verzocht om heden het voorstel niet te behan delen, ol doet gij uw voorstel alleen uit welwillendheid tegenover den heer Drucker? De Voorzitter. Bij eene vorige gelegenheid toen de heer Drucker eveneens niet kon tegenwoordig zijn, heeft hij verzocht de zaak uit te stellen; ditmaal heeft hij een dergelijk verzoek niet gedaan. Of dit uit discretie is weet ik niet, maar wel weet ik dat de heer Drucker het zeer zoude waardeeren wanneer hij bij de behandeling tegenwoordig kon zyn; ik meen zeker te weten dat hy het woord over deze quaestie wenscht te voeren. De heer Cock. M. d. V.! Ik heb met genoegen uw voorstel om thans niet tot de behandeling dezer zaak over te gaan, vernomen. Niet alleen oin de afwezigheid van den heer Drucker; want liadt gy, M. d. V., hel voorstel niet gedaan, dan was het mijn voornemen den Raad eene motie voor te stellen, waarbij de behandeling van deze zaak voorloopig, voor onbepaalden tijd zelfs werd uitgesteld, het aan de prudentie van Burg. en Weth. overlatende dit voorstel, gewijzigd of ongewijzigd, later al of niet weder aan de orde te stellen, en zoo ja, het tijdstip te bepalen, dat hun het meest geschikt zoude toe schijnen voor die wederindiening. Ik zou dit hebben gedaan omdat elke wijziging van het gemeente lijk belastingstelsel mij op dit oogenblik pracmatuur toeschijnt. Welke politieke beginselen men ook is toegedaan, iedereen zal moeten er kennen dat wij aan den vooravond staan van wijzigingen in onze wetgeving, betreffende de verhouding tusschen Rijks- en gemeente lijke financien. In de Kamer is daarop reeds herhaaldelijk aange drongen en de noodzakelijkheid van zulk eene wijziging aangetoond. De tegenwoordige Minister heeft ook erkend, dat de toestand zóó niet kon blijven, en er moge nu door de crisis eenige vertraging ontslaan, eene dergelijke wijziging kan niet uitblijven, liet reeds ge ringe verhand dat tot nog toe bestond tusschen Rijks- en gemeente belastingen, is in den laatsten tijd geheel verbroken; wijziging der wetgeving op deze materie zal zich onafwijsbaar opdringen. Geen Ministerie zal zich aan die verpachting kunnen onttrekken. En daar om vind ik het praematuur om thans eene wijziging in ons gemeen telijk belastingstelsel in te voeren, die toch niet voor 1 Januari 1895 in werking kan treden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 7