vaar niet zoo gering was. Gelukkig hebben de stemmen gestaakt, en
zoo is Leiden alsnog bewaard gebleven voor een besluit, dat de eer
der stad bij de vrienden van geschiedenis en oudheidkunde geenszins
zou hebben verhoogd.
Want inderdaad, dat schijnbaar zoo eenvoudig kruithuisje is een
stuk geschiedenis en een stuk oudheidkunde. Het is het eenig over
gebleven gedeelte van de vestingmuren, waarachter de Leidenaars
van 1574 het wereldberoemd beleg hebben doorstaan. Het vertegen
woordigt mitsdien dat beleg en daarmede een der belangrijkste en
meest bekende feiten in de geschiedenis. Landgenoot en vreemdeling
hebben slechts noodig, er door reisgidsen opmerkzaam op te worden
gemaakt, om er voedsel voor hunne verbeelding te gaan ontvangen.
Zulk een gedenkteeken moet niet worden afgebroken inaar zorgvuldig
voor alle tijden bewaard.
En te meer, omdat het tevens een stuk oudheidkunde is. Met voor
dacht zeggen wij niet een stuk oudheid, maar oudheidkunde. Dat
roodsteenen halfrond met het spitstoeloopend leien dak is, zoover de
Commissie weet, het eenig nog bestaande voorbeeld van zulke vesting
torentjes in ons vaderland. Wie er met een wetenschappelijk of
kunstlievend doel een wenscht te zien, moet daartoe naar Leiden
komen. Wordt dit ééne vernietigd, dan zal men zich nog slechts
kunnen behelpen met het gebrekkig middel, dat oude platen en
platte gronden aanbieden. Nogmaals, zulk een gedenkteeken moet
niet worden afgebroken maar zorgvuldig voor alle tijden bewaard.
Een derde punt, dat de Commissie nog zou wcnschcn te behandelen,
zal zij slechts even aanduiden, omdat zij weet, dat niet alle oogen
de dingen op dezelfde wijze zien. De een acht het gebouwtje van
de zijde der Koepoorlsbrug langs den Singel, vooral des zomers tegen
groenen achtergrond, zeer schilderachtig gelegen op den ander maakt
het dien indruk minder of niet. Daarom laat de Commissie dit punt
hier buiten bespreking. Zij pleit voor het behoud van het voormalig
kruithuisje alleen in hel belang der geschiedenis en oudheidkunde.
Zoo noodig, vraagt zij den Gemeenteraad gaarne verschooning voor
hare vrijmoedigheid. Doch aan zich zelve, aan de twee takken van
wetenschap, die zij vertegenwoordigt, bovenal aan de eer van Leiden,
die haar ter harte harte gaat, acht zij zich verplicht, eene poging te
doen tot behoud van het gebouwtje, dat niemand tot last en menigeen
tot genoegen is, en dat slechts op het wegbikken van een eernent-
laag aan de voorzijde en het aanbrengen van eenig plantsoen aan
weerskanten wacht, om tevens een sieraad voor de stad te zijn en
te blijven.
Aan den Gemeenteraad De Commissie voor Geschied- en
der stad Leiden. Oudheidkunde van wege de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde,
J. G. R. Acquoy, Voorzitter.
P. L. Muller, waarn. Secretaris.
N°. 76. Leiden, 29 Maart 1894.
Zooals uit de Memorie van Toelichting op de begrooting voor dit
jaar Volgn. 114 Belooningen en premien aan de brandspuitlieden en
beambten bljjkt, is hel aantal brandspuiten als volgt:
Vier groote spuiten n®. 4, 5, 6 en 7, twee kleine handspuiten n'.
3a en b, en twee stoomspuiten.
Nu het aantal brandkranen in den laatsten tijd belangrijk is uit
gebreid en de tien brandkranen, waarvoor op de begrooting voor dit
jaar, Volgn. 98, de noodige gelden zijn toegestaan, alle gereed en
bij beproeving in goeden staat zijn bevonden, kunnen, ook naar het
oordeel van de Directie van de Brandweer, de kleine spuiten n*. 3a
en b zonder bezwaar vervallen en het daaraan verbonden personeel
eervol uit den dienst worden ontslagen.
In dat geval kan de tegenwoordige spuit n#. 7 worden verdoopt
in spuit n®. 3 en tevens spuit n®. 6 verplaatst worden van het Raad
huis, voorportaal van hel Bureau van Politie, naar de bergplaats aan
de Oude Vest naast de Kweekschool.
In het Raadhuis namelijk wordt de aanwezigheid van een brand
spuit niet noodig geacht. Aldaar is een brandkraan, zoomede is er
een in het traplokaal van den archiefzolder, terwijl een brandkraan
vóór het Raadhuis ligt, bij elk der twee binnenbrandkranen 100 meter
slang aanwezig is en een slangenwagen met 200 meter slang zich
mede in het politiebureau bevindt.
In de omgeving van den Schouwburg daarentegen is het wensche-
lijk eene brandspuit te behouden, omdat aldaar niet veel brandkranen
zijn en door de aanwezigheid van de gracht (Oude Singel) eene brand
spuit ook spoedig dienst kan doen.
Vermits krachtens art. 32 der Verordeniug op het Brandwezen van
15 Juni/24 Augustus 1871 (Gem.blad n®. 14 van dat jaar) het getal
brandspuiten door den Gemeenteraad wordt bepaald, geven wij Uwe
Vergadering in overweging te besluiten dat het getal brandspuiten
bedraagt zes, als: twee stoombrandspuiten, één grooteen ééne kleine:
zijnde de spuiten I en II, en vier handbrandspuiten, zijnde de spuiten
III, IV, V en VI.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N», 77. Leiden, 22 Maart 1894.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van J. A. Veelo hebben
wij de eer U mede te deelen dat adressant een inkomen geniet van
minder dan f 600, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven,
in verband met art. 3 van het Raadsbesluit van 15 December 1892,
regelende de helling van schoolgeld voor de leerlingen der Gemeente
lijke Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen alhier (Gem
blad n®. 1 van 1893), aan adressant vrijstelling te verleenen van de
betaling van schoolgeld voor het bezoeken van de Kweekschool voor
onderwijzers alhier.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den EdelAchtb. Raad der gemeente Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen: Johannes Albertus Veelo, onderwijzer
a/d Chr. school te Wassenaar, woonachtig te Voorschoten;
dat hij sinds de maand Maart 1894 deelneemt a/d cursus voor de
hoofdakte, der Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te
Leiden
dat hij een salaris geniet van f 550 'sjaars;
dat hij betrekkelijk veel moet missen van zijn salaris voor kostgeld
en reiskosten.
Redenen waarom hij zich vleit met de hoop, dat het U moge goed
dunken hem te willen vrijstellen van het betalen van lesgeld.
't Welk doende enz.
Voorschoten, 19 Maart 1894. J. A. Veelo.
N°. 78. Leiden, 28 Maart 1894.
Voldoende aan art. 5 der statuten heeft het Bestuur der vereeniging
•de Praktische Ambachtsschool" te Leiden, de eer den Raad der ge
meente Leiden mede te deelen, dat in de algemeene ledenvergadering,
gehouden op 15 Februari 1894, ter vervanging van den heer J. J.
Hasselbach, niet herkiesbaar, het volgende dubbeltal is opgemaakt.
1®. W. Kok, 2°. N. De Zwart.
Den Raad wordt beleefd verzocht uit dit dubbeltal eene keuze te doen.
Aan den Raad der Namens het Bestuur der vereeniging voornoemd,
gemeente Leiden. P. J Kaiser, Voorzitter.
G. Van Uriel, Secretaris.
N°. «O. Leiden, 29 Maart 1894.
Aan de leden is toegezonden een door de Commissie voor de Straf
verordeningen ontworpen Verordening betreffende het bewonen van
gebouwen, welke, als schadelijk voor de openbare gezondheid, voor
bewoning ongeschikt zijn. met intrekking van de betrekkelijke be
palingen van de Algemeene Polilie-Verordcning.
Ons met dit ontwerp vereenigende, geven wij Uwe Vergadering in
overweging tot de vaststelling daarvan over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en .Weth. van Leiden.
N°. 80.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Bestuurderen van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te
Amsterdam, hebben de eer zich tot Uwe Vergadering te wenden,
naar aanleiding van de voorgestelde slooping van den vestingtoren
aan den Vestwal tusschen de Zijdgracht en de Douzastraat.
En als een der laatste overblijfselen van middeneeuwsche vesting
bouw èn als historische herinnering aan het beleg van 1574, verdient
deze toren bewaard te blijven.
Waar toch telken jare en terecht in uwe gemeente op plechtige
wijze de gedenkdag van Leidens ontzet en de roemruchtige verdedi
ging uwer voorvaderen herdacht wordt, vertrouwen wij dat Uw
College voorzeker een bewijs zal geven, dat het niet alleen de daden
van het voorgeslacht in eere wil houden, maar evenzeer krachtig
zal willen medewerken om een historisch monument te behouden.
Wij nemen dus de vrijheid, het vertrouwen uit te spreken dat Uw
College, het verzoek tot slooping, waarvan de noodzakelijkheid in
geen enkel opzicht gebiedend blijkt te zijn, beslist moge weigeren.
Bestuurderen van het Koninklijk Oudheidkundig
Genootschap.
Amsterdam, 28 Maart 1894. P. Van Eeghem, Voorzitter.
R. W. V. De Vries, Secretaris.
N®. 81. Leiden, 29 Maart 1894.
In de Raadszitting van 15 Februari jl. werd besloten de poort ge
legen aan de zuidzijde van de Hoefstraat n®. 59. kadastraal bekend
Sectie E n®. 1240 als pakhuis groot ongeveer 50 centiaren in eigen
dom af te staan aan G. Boot, huisvrouw van H. Sirag, eigenares van
het bovenhuis boven die poort, tegen betaling van een koopprjjs van
f 5 per centiare en onder de verder daarbij vastgestelde voorwaarden.
Bij het hierbij overgelegd adres heeft Mej. Boot voornoemd te
kennen gegeven dat de vastgestelde koopprijs haar te hoog voorkomt
en dat zij verzoekt hem te bepalen op ƒ50 ƒ100, terwijl zij b(j nader
schrijven van heden heeft bericht dat zij bereid is de poort met bij
gelegen grond van de gemeente over te nemen voor de som van 135.
Het komt ons voor dat cr wel termen zijn om dit laatste aanbod
aan te nemen, zoowel met bet oog op de financieele omstandigheden
van adressante als op de omstandigheid dat het bezit van de poort
voor de gemeente van geen belang is en dat door de overdracht een
regelmatige toestand wordt verkregen, aangezien adressante reeds
eigenares is van de boven de poort geplaatste woning.
Wij geven Uwe Vergadering op grond van een en ander alsnu in
overweging met wijziging van het Raadsbesluit van 15 Februari jl.
te besluiten de poort gelegen aan de zuidzijde van de Hoefstraat n®.
59, kadastraal bekend Sectie E, n®. 1240, met den aangelegen grond
groot 45 42 centiaren in eigendom af te staan aan G. Boot, huisvrouw
van H. Sirag, tegen betaling van een koopsom van 135 en de kosten
van overdracht, onder bepaling dat de eigenaar steeds moet gedoogen
dal aan het door de poort loopende riool en loozingen de noodige
uitgravingen, herstellingen of vernieuwingen zullen worden verricht,
zonder dat noch voor het opbreken, noch voor andere beschadigingen
aan vloeren, binten enz. eenige schadevergoeding kan worden gevor
derd, zullende de eventueel te maken kamers op de eerste aanzegging
door of van wege Burg. en Weth. voor genoemd doel moeten worden
ontruimd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.