28 DONDERDAG 15 FEBRUARI 1894. zoover het namelijk betreft de afscheiding van de tuinen onderling, maar de afscheiding van de tuinen en de straat zou ik zekerlijk ter stond goed willen doen, want wanneer eenige eigenaars hunne per- ceelen in orde hebben gebracht en anderen nog niet en deze laat- sten dus alleen door een lijdelijk, bijvoorbeeld, bouten hek van de straat waren afgescheiden, zou dit voor de vernielzucht der straat jeugd al een zeer gewild terrein kunnen worden en aan den eigen dom van de eigenaars der perceelcn welke reeds in orde zijn, zoude vermoedelijk veel schade worden toegebracht. Daarom stel ik het denkbeeld voor, wat bij Burg. en Weth. heeft voorgezeten, namelijk om van gemeentewege terstond een uniform en toch sierlijk bek van afsluiting over de geheele lengte te doen maken en de kosten daar van door de eigenaars te laten betalen, naarmate de aanvragen in komen. Dit wordt dan een sierlijke en soliede afscheiding. Wat nu het bezwaar betreft van den heer Kerstens om indien en kele perceelcn wel, andere nog niet zijn afgegeven, zoolang door een voorloopige afsluiting daarin te voorzien, hiertegen is geen bedenking, maar voor de afscheiding van de perceelen van de straat is een Hink hek noodig. De heer Fockema Andreae. M. d. V.U sprak daar van een uni form hek dat wij in eens moesten laten zetten. Zou dat wel sierlijk en fraai slaan? Een uniform hek zou dan toch niet in overeenstemming met de gevels zijn. Men wil toch niet ook deze alle gelijk maken? Het geheel zou dan het aanzien van een kazerne krijgen. Zou nu niet aan alle bezwaren worden tegemoet gekomen, wanneer in dit besluit de bepaling werd opgenomen.dat degene die den grond iu erfpacht erlangt, zich moet verbinden, dezen door een ijzeren hek af te scheiden van het aangrenzend perceel en van den publieken weg, overeenkomstig de voorschriften door het Dag. Bestuur te geven. Dit kan dan naar omstandigheden de zaak regelen. Is er een eige naar naast wien de grond nog aan niemand is overgedragen, dan kan het Dag, Bestuur tijdelijk een ander hek laten plaatsen en slaat men dus niet bloot aan het moeten maken van dubbele kosten. De heer Dekhuizen. Tegen een ijzeren hek zou ik de volgende bezwaren hebben. Het sluit een soort van woeste grond, een heide, een poel, een onverdeeld terrein af. Iedereen kan orer dat hek wegwerpen, wat hij kwijt wil zijn en de vuilnisman kan er niet bij om het te ver wijderen. Wanneer men nu aan alle toekomstige rechtverkrijgenden de ver plichting oplegt, om de helft bij te dragen in de grondkeeringen, die zij daar vinden, dan is de zaak gezond en dan kan men elk tuintje aan drie kanten omheinen. Dan ligt het nog niet afgestane terrein open en kan het ook door den vuilnisman bereikt worden. Leggen wij die verplichting niet op en er zijn aan beide zijden van een aangevraagd terrein reeds grond keeringen aangebracht, dan zegt een nieuwe aanvrager: die grond keeringen zijn er al, daaraan betaal ik niet mede; bij heeft dan alleen zijn terrein aan de voorzijde af te sluiten. Men zou dus eiken aan vrager moeten verplichten de helft te betalen van de grondkeeringen die hy vindt. De heer Hasselbach. Men maakt op deze wijze de zaak verschrik kelijk duur voor de menschen. Men zal ze aan den eenen kant den grond geven voor cent per centiare, maar aan den anderen kant de kosten van afscheiding, grondkeeringen enz. onizachelijk hoog maken, lerwyl de buurman, die later aanvraagt, alles gereed vindt. Ik stel mij voor dat er een lange strook tuingrond zal verkregen worden met houten hekken of afscheidingen in vakken verdeeld. Die afscheidingen kunnen licht zijn en kosten niet zooveel, maar wanneer zij moeten worden gemaakt van yzer met hardsteenen dek- zerk, dan worden zy verbazend duur. De heer Dekhuizen. Zou het dan zoo erg zijn wanneer de ge meente, waar het geldt een beteren toestand in het leven te roepen, die dwars afscheidingen voor eigen rekening nam? Aan de zijde van het terrein dat tot tuingrond wordt vervormd ligt openbaar terrein. En of daar moet worden opgetrokken een steenen grondkecring dan wel of kan worden volstaan met een bouten schoeiing, kunnen Burg. en Weth. naar omstandigheden beoordeelen. Mij dunkt dat de kosten voor de gemeente niet zoo groot zullen zijn. De heer Van Hoeken. Zou aan het bewaar van den heer Kerstens niet zijn tegemoet te komen door te bepalen, dat de afscheidingen tusschen de verschillende perceelen voorloopig van hout kunnen worden gemaakt. Dal kan nooit zoo kostbaar zijn. De Voorzitter. Ik heb er geen bezwaar tegen, maar die ijzeren afscheidingshekken behoeven, zooals door den heer Hasselbach is op gemerkt, ook niet zoo zwaar te zyn als bet hek aan de openbare straat. De heer Hasselbach. Ik zou het geheel aan de menschen zeiven willen overlaten of zij de afscheiding van ijzer dan wel van hout willen maken. De Voorzitter. Na al het gesprokene kan de uitvoering aau Burg. en Weth. worden overgelaten, waartegen de heer Kerstens wel geen bezwaar zal hebben. De heer Kerstens M. d. V.! Ik heb daartegen geen bezwaar. De Voorzitter. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt dus in dien zin gewjjzigd dat volgens het advies van de Commissie van Fabricage aan den Raad in overweging wordt gegeven aan de eige naren die daartoe strekkende verzoeken hebben ingediend, het achter hunne perceelen in de Hoefstraal gelegen gedeelte van den Vestwal tot wederopzeggens in gebruik te geven tegen betaling van eene jaarlijksche recognitie van cent per centiare. De heer Van Hoeken. M. d. V.! De prijs vindt ik te gering. Ik wil gaarne den toestand daar verbeteren, maar zie toeli geen reden om die enkele bewoners daar zooveel te bevoordeelen boven anderen. Tegen 3^ cent per centiare zal ieder nog gaarne den grond willen hebben. De Voorzitter. Deze eigenaren worden niet bevoordeeld. Bjj vorige Raadsbesluiten hebben andere eigenaren in die buurt en onder dezelfde omstandigheden verkeerende, van de gemeente kosteloos grond verkregen. Bovendien zal men nu toch wel overtuigd zyn, dat de aanvragers zeer groote kosten zullen te maken hebben om hun woning en tuin in behoorlijken toestand te brengen. Het hoofd doel van Burg. en Weth. is aan de aldaar bestaande onooglijke toe stand een einde te maken. Door de voorwaarde welke op voorstel van den heer Cock aan de uitgifte van die gronden zal verbonden worden, is het recht der ge meente, ook in de toekomst verzekerd. Over het kleine nadeel dat de gemeentekas door de geringe recognitie lijdt, moet men heen slappen. in het belang van de verbetering dier buurt. De heer Drucker. Afgescheiden van de fiit8ncieele quaestie, geloof ik, dat„het verstandig is, deze retributie lager te stellen dan gewoon lijk geschiedt om daarmede een blijk te geven, dat de Gemeenteraad iets over heeft voor de verbetering der woningtoestanden in de ge meente. De heer Van Hoeken. Ik wenschle op één zaak te wijzen. U heeft gezegd, dat vroeger kosteloos afstand is gedaan van grond. Dit is zeer goed mogelijk, maar reeds eenige jaren geleden. Thans geloof ik niet, dat het iemand nog in het hoofd zal komen, kosteloos grond af te slaan. De heer Cock. Ik heb met genoegen gehoord, dat het Dag. Bestuur mijn hoofdgedachten overneemt. Maar nu stel ik er ook prijs op, dat ik goed begrepen wordt. 0 heeft gezegd »in gebruik geven." Dit nu heb ik liever niet. Ik wensch duidelijk te zeggen »in erfpacht te geven." Ik heb in deze ondervinding opgedaan in Rijnland, waar oudtijds, in zeer onbepaalde termen, allerlei rechten tegen recognitie werden verleend, terwijl men naderhand niet meer wist, welke rechten men had. De heer De Sturler. Ik zoude den heer Cock wel willen vragen, of er niet moet bepaald worden, hoelaug de erfpacht duurt? De heer Cock. Zeer zeker, maar de tijd is geheel willekeurig; men kan des noods volstaan met enkel te zeggen: »lot wederopzeggens toe/' De Voorzitter Naar aanleiding der opmerking van den heer Dozy wordt in het voorstel van Burg. en Weth. nog een aanvulling gebracht omtrent den steen. De beraadslaging wordt gesloten. Het gewijzigd voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofde lijke stemming aangenomen. XII. Verzoek van A. Couvee Pz„ ter bekoming in gebruik van grond aan den Vestwal bij de voormalige Heerenpoort. (Zie Ing. St. n*. 29.) De heer Was. M. d. V.! Wegens het ver gevorderde uur stel ik voor om de verdere beraadslagingen over de aan de orde gestelde onderwerpen thans te eindigen. De heer Dekhuizen, Wanneer wij de behandeling van dit punt uitstellen tot eene volgende vergadering, kunnen wy nu toch nog wel enkele punten behandelen waarbij spoed is. De Voorziu'er. Wegens het ver gevorderde uur stel ik voor dit punt aan te pouden en nog enkele onderwerpen af te doen die ver moedelijk geene aanleiding tot discussie zullen geven. Dienovereenkomstig wordt besloten. XIII. Verzoek van J. Vellekoop, om een brug te leggen over de ringsloot bij den Room- of Meerburgerpolder. (Zie Ing. St. n#. 30.) XIV. Idem vsn G. P. Timp, om een brug te vernieuwen over de Zijlsingelsloot. (Zie Ing. St. n*. 31.) Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. XV. Voorstel tot het veleenen van vrijstelling van de betaling van schoolgeld voor de Kweekschool voor onderwijzers. (Zie Ing. St. n*. 32.) De heer Van Hamel. M. d. V.! Ik zoude gaarne 4m'gc inlich ting ontvangen waarom door Burg. en Weth. wordt v&rgesteld de hier bedoelde drie ondcrwyzers zoo gunstig te behandl|pn. Ik zie daarvoor geen enkele reden. Als wy deze onderwijzers vrijstellen van de betaling van schoolgeld, dan kunnen wij liet iedereen wel doen. Art. 3 van de Verornening geeft den Gemeenteraad wel de bevoegdheid om geheele of gedeeltelijke kwijtschelding van de beta ling van schoolgeld te verleenen, maar het komt mij voor, dat de inkomsten van deze onderwijzers niet zóó gering zyn dat zy in de termen van geheele vrijstelling vallen. De Voorzitter. Ik herinner den heer Van Hamel dat Burg. en Weth. kort na de invoering van schoolgeld op de Kweekschool, den Raad hadden voorgesteld het schoolgeld voor de buitenwonende leer lingen eene klasse hooger te stellen dan zy zouden moeten betalen indien zij inwoners van Leiden waren. Doch de Raad heeft toen beslist dat voor allen dezelfde maatstaf van schoolgeldheffing zou gelden. Nu behooren deze onderwijzers tot hen die een inkomen hebben van f 600 en omtrent wien de Gemeenteraad zich de bevoegdheid heeft voorbehouden van de betaling van schoolgeld vrij te stellen. Nu dit in principe eenmaal door den Raad is besloten en naar dien regel ook reeds een paar raaien dcrgclyke voorstellen door den Raad zijn aangenomen, had bet Dag. Bestuur geene enkele aanleiding om van dien regel en antecedenten af te wjjken. Het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Niemand verder het woord verlangende wordt de vergadering ge sloten. Te Leiden ter Boekdrukkeay van Gebroedebs Murk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 4