26 DONDERDAG 15 FEBRUARI 1894. IX. Verzoek van Dr. D. De Loos, ooi vrijstelling of terugbetaling van schoolgeld, iloogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie log. St. n'. 24.) X. Idem als voren van Mej. W. M. Gebhardt, Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n®. 25.) Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. XI. Voorstel betrekkelijk den afstand van grond aan den Vestwal tusschen de Zijdgrachl en St. Jacobsgracht. (Zie Ing. St. n®. 27 en 45.) De Voorzitter. Hieromtrent is nog ingekomen een advies van den Stads-Archivaris, den beer Dozy, waardoor ons voorstel eenigszins wordt gewijzigd. Dit advies luidt als volgt: Aan Burg. en Weth. van Leiden. Door Uw College is aan den Gemeenteraad voorgesteld aan de eigenaren van de perceelen in de Hoefstraat, gelegen tusschen de Z(jdgracht en St. jacobsgracht grond aan den Vestwal in eigendom af te staan. Naar aanleiding hiervan acht ik het mijn plicht U te wijzen op de voorwaarden, waaronder de grond voor de thans 61, 63, 65 ge nummerde huisjes door de stad is overgedragen. Den 25slen October 15'J3 werden aan Jacob van den Driessche en Geleyn de Croy drie ledige erven gegund aan het Zuideinde van de Oosterlingplaals aan den wal, strekkende lol de Vestslool om betim merd en bezet te worden met bequame woningh ende behuyzinghe ter ecre ende tot chieraet deser stede, ten minste twee vierkanten hoog. Eene jaarljjksche rente van f 5 zou voor ieder der erven verschuldigd zijn, terwijl de stad te allen tijde bij verandering van eigenaar het recht van nakoop zou hebben; dal recht van naasting zou blijven beslaan ook in geval van aflossing der rente. De Croy zou den gang naast zijn perceel te allen tijde mogen overtinnneren. Die renten zijn afgelost in 1656, 1689 en 1692. De gang is over- timmerd en door afscheiding van het daardoor ontstane perceel (reeds vóór 1610) een nieuw nummer thans 59 ontstaan. Het be- belaslingboek heeft op het hoofd daarvan de woorden «gesplitst van het voorgaande, ziet van de lasten aldaar". Door afstand aan de eigenaars der perceelen n®. 59—65 van den achterliggenden grond in eigendom, zou men dus in geval men te eeniger tijd de Gareumarkt wilde laten doorloopen en van het recht van nakoop gebruik wilde maken, sluiten op die stukken grond, waarop men geenerlei recht zou kunnen doen gelden. Dit geeft mij aanleiding Uwe attentie op hel bovenstaande te ves tigen. Mocht het U doen besluiten voor de bedoelde huisjes den grond in precario uit te geven, dan zou aldaar dezelfde toestand ont staan als in de Paardenstceg aan de waterzijde, alwaar ook de huizen onderworpen zjjn aan het reeht van naasting en de achter liggende erfjes tot wederopzeggens zijn uitgegeven. Ten slotte z(j het mij vergund in Uwe overweging aan te bevelen aan den afstand der Waterpoort de voorwaarde te verbinden dat de steen met stadswapen daarin gemetseld aan het Stedelijk Museum worde afgestaan. Den 18den December 1603 werd aan het verzoek der gemeene geburen van de Oosterlingplaats besloten den opslag aan de Vest met een poort te sluiten, omdat de kinderen er bran dend slroo uit haalden en vuurtjes stookten en liet niet rioodig was er vuiligheid te gieten, aangezien een ieder er op behoorde te lellen en het vuil mede te geven «als de ratelaer ommevaarl". Het werk werd kort daarna voor 83 voltooid Ook zonder artistieke waarde te bezitten, zou, dunkt m(j, bedoelde steen zjjn aangewezen plaats vinden bij andere dergeljjke historische gedenkstukken in hel Stede lijk Museum. De Gemeente-Archivaris, Leiden, 15 Februari 1894. Ch. M. Dozy. De Voorzitter. Naar aanleiding van dit advies, wenschen Burg. en Weth. een kleine wjjziging in hun voordracht te maken. De drie strooken grond, welke voor de door den heer Dozy ge noemde perceelen liggen, stellen wij thans voor zonder het betalen van recognitie tot wederopzeggens toe, in plaats van in eigendom af te slaan. De heer Cock. M. d. V.! Geheel afgescheiden van de mededeelingen op dit oogenblik van den Stads-Arcbivaris ontvangen, was het toch reeds mijn plan den Raad in ernstige overweging te geven, of het niet raadzamer zoude zjjn, om al de stukken land, die thans aan de eigenaars der aanliggende erven zullen worden afgestaan, in stede van in eigendom, tegen betaling van een zeer geringe recognitie in erfpacht te geven. Zooals de hceren uit de ingezonden stukken hebben gezien en daaronder heb ik uieer in het bijzonder het oog op het stuk, dat het nommer 27 draagt zijn de Commissie van Fabricage en het Dag. Bestuur het volkomen eens wat het einddoel betreft, een eind doel, waartegen ik mij volstrekt niet verzet en dat ook ik bereiken wil. Maar tusschen hen beiden bestaat een klein onderscheid omtrent de wijze waarop zij tot dat einddoel willen komen. De Commissie van Fabricage stelt voor de bedoelde stukken gronds tegen eene kleine jaarlijksche recognitie in gebruik te geven, terwijl Burg. en Weth. gesteund door de Commissie van Financiën, de stukken in vollen eigendom willen afstaan hier buiten gelalen de drie stukken, waarvan onze Gemeente-Archivaris melding maakt. Ik nu zou het raadzamer vinden den weg, door de Commissie van Fabricage voorgesteld, voor alle deze stukjes grond in slaan. Ik herhaal dat ik mij volstrekt niet verzet tegen het voorstel zelf. Evenmin heb ik bezwaar tegen de voorwaarden, die zoowel het Dag. Bestuur als de Commissie van Fabricage gesteld willen hebben en om trent welke beiden het eens zjjn. Zij dragen mijne volle instemming weg. Alleen beweer ik, dat de gemeente meer zekerheid zal hebben, dat de gestelde voorwaarden zullen vervuld worden en die gemak kelijker in rechten zal kunnen handhaven, indien wij, overeenkomstig het voorstel van de Commissie van Fabricage, niet den vollen eigen dom afstaan, maar den grond in erfpacht afslaan en zeiven den eigendom behouden. Immers bij niet voldoening aan de gestelde voorwaarden, houdt alsdan de erfpacht op en treedt de gemeente weder in het genot van den vollen, vrjjen eigendom. Ten overvloede zoude men nog kunnen bepalen, dat wij de erfpacht ten allen tijde kunnen opzeggen binnen een betrekkelijk kort opzeggingstermijn. Dit is een krachtig dwangmiddel. Geheel anders zoude ik over de zaak denken, indien het mogelijk ware de hier bedoelde voorwaarden in den vorm van een zakelijk recht te gieten, bijvoorbeeld van eene of meer erfdienstbaarheden of servituten, zoodat daardoor elk opvolgend eigenaar of bezitter ge bonden ware; dan zou ik volstrekt geen bezwaar hebben om met het Dag. Bestuur den grond in vollen eigendom af te staan en wel te schenken. Maar daartoe zie ik ééne voorwaarde uitgezonderd en wel dé eerste geen kans. Welke toch zijn die voorwaarden Eerslens dat de grond, die wordt afgestaan, nimmer zal worden be bouwd. Deze voorwaarde ik geef het dadeljjk toe kan men in den vorm van eene zeer bekende en dikwijls voorkomende erf dienstbaarheid gieten. Maar zjj is ook de eenige. De tweede voorwaarde is, dat de grond door de nieuwe eigenaars tot tuin zal worden aangelegd en want dat is zonder twijfel be doeld als tuin voortdurend behoorlijk zal worden onderhouden. De derde voorwaarde is, dat aan den achterkant door de gemeente een ijzeren hek op steenen voet zal worden geplaatst, hetwelk de nieuwe eigenaars zullen moeten betalen en want ook dit is ken- neljjk bedoeld voortdurend op hun kosten onderhouden. De vierde: dal de nieuwe eigenaars moeten gedoogen, dat eventueele riolen in het bedoelde terrein zoo dikwijls worden opgebroken, vernieuwd of hersteld en geled gd als dat van gemeentewege wordt noodig geoor deeld, zonder daarvoor eenige schadevergoeding te kunnen vorderen. De vijfde voorwaarde eindelijk is, dat aan de oost- en westzijde door de eigenaars hekken zullen worden gesteld en onderhouden. Geene dezer laatste voorwaarden kan, zoo als zij hier luiden, in den vorm van eene erfdienstbaarheid worden gebracht. Immers andere redenen nog daargelaten leggen zij bijna allen aan het dienstbare erf de verplichting op om iets te doen. Dit nu mag volgens de wet niet, daar erfdienstbaarheden of servi tuten uitsluitend bestaan in de verplichting om iets te dulden of niet te doen. Volgen wij dus het stelsel van Burg. en Weth., dan zullen de bedoelde voorwaarden niet anders dan contractueel by de akte van afstand of schenking kunnen worden opgelegd en bijgevolg, even als elke persoonlijke obligatie, enkel de personen verbinden, met welke is gecontracteerd, of hunne erfgenamen, doch niet de even tueele nieuwe koopers of verkr(jgers der aldus vergroote perceelen; met dezen immers is door de gemeente niet gecontracteerd. Tol welke moeielijkhcden zal dit in de toekomst niet aanleiding kunnen geven, nadat drie, vier of meer eigendoms inutatien hebben plaats gehad? Zeer zeker blijft aan de gemeente bij niet vervulling der voorwaarden, de bevoegdheid over oin de personen, die op het hui dige oogenblik eigenaars zijn en met wien dus gecontracteerd is, ook al zijn zij later geen eigenaars meer, in rechten te vervolgen. Maar als die personen dood zijn en hunne erfgenamen niet te vinden zijn, of zoo zij al te vinden zijn zoo van hen niets te halen valt, of zoo zij failliet zijn gegaan en de perceelen voor rekening der schuld- eischers zijn verkocht, wat dan? De gevallen door mij opgenoemd zijn volstrekt niet ondenkbaar, als men in het oog houdt, dat de be woners dezer perceelen over het algemeen niet lol de zeer gegoeden 'behooren. Trouwens de ondervinding door mij in eene andere be trekking opgedaan, heeft mij geleerd dat dergelijke gevallen zeer mogelijk zijn. Al die moeielijkheden vermjjdt men, als men den grond in erfpaehtsrecht in gebruik geeft, waarbij dan bedongen moet worden, dat die erfpacht dadclyk vervalt zoo de gestelde voorwaar den niet bchoorljjk worden vervuld. Men kan bovendien daaraan nog toevoegen, dat die erfpacht door de gemeente steeds zal kunnen worden opgezegd binnen een niet al te langen opzeggingstermijn. Ik zou dus den Baad wel in overweging geven om de handelwijze te volgen door de Commissie van Fabricage wenschelijk geacht. Tevens zoude ik aan de Commissie van Fabricage durven vragen, of 3t cent niet te hoog is. Ik zou de zaak wel niet den rechtsvorm, maar toch het karakter van een schenking willen doen behouden, alleen reeds omdat w(j er groot belang by hebben dat de menschen begeerig zijn naar dien grond. Thans hebben wjj nog geen overvloed van aanvraag, want van de 25 a 30 perceelen zijn er op dit oogen blik slechts 5 aange vraagd Een dergelijke wjjze van handelen behoeft niet uit te sluiten, dat het doel, wat het Dag. Bestuur terecht beoogt, bereikt wordt, nl. dat de huizen aldaar worden verbeterd en aan den ongezonden toe stand een einde gemaakt; dit zal de eerste voorwaarde kunnen zjjn, die bjj het vestigen van de erfpacht wordt gesteld. Is er dus geen ander bezwaar tegen, dan stel ik de Commissie van Fabricage voor en desnoods zal ik het bij amendement doen om de recognitie tot I, of -£ cent te reduceeren. Het is ons niet te doen, om er geld uit te slaan, integendeel wij moeten het de menschen zoo appetijtelijk mogelijk maken, zonder intusschen ons recht uit onze handen te geven door het schenken van den vollen eigendom. De Voorzitter. Ik kan wel medegaan met hetgeen door den heer Cock is aangevoerd, maar door reengnitiehefling zal men ontegenzeg gelijk de aanvragen, oin daar grond te verkrijgen, niet bevorderen en daardoor dus de spoedige verbetering van den bestaanden toestand tegenhouden. Geheel eensluidend met de conditiën van de Commissie van Fabricage, zijn de voorwaarden genoemd in het voorstel van Burg. en VVelh. niet, want dezen stellen bovendien als conditie en in het bijzonder om deze reden hebben wij voorgesteld den grond kosteloos te geven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 2