DONDERDAG 11 JANUARI 1894. 9 De heer Zillesen. Ik wenschte in het midden te brengen, dat de i heer Dekhuyzen in zjjn repliek aangetoond heeft, dat ik in een dwaling verkeerde, in zooverre ik meende, dat de onderwijzers, die de acte hadden verkregen, reeds in het bezit gesteld waren van eene jaar- ljjksche toelage van 25. Hoe dit nu te rjjmen is met de mededeeling van een hoofd eener school in deze stad, die mjj zeide, dat op zjjn uitnoodiging verschil lende hulponderwijzers examen hadden gedaan in bet vooruitzicht de f 25 te bekomen, is mij niet duidelijk. Wanneer dit vooruitzicht niet bestaan had, zouden zjj, dunkt mjj, het examen niet gedaan hebben. Nu mag de heer Dekhuyzen zeggen, dat zij voor hun pleizicr onder wijs geven, toch meen ik, dat er nog wel een andere prikkel bestaan moet, namelijk een honorarium in gelijken vorm. Het is mij uiet duidelijk, hoe deze zaak in de wereld is gekomen. De heer Van Kempen. M. d. V.! Er is in deze zaak iets vreemds. De Schoolcommissie wordt het over een zaak eens met den Wet houder van Onderwjjs en nu komt één van de leden hij heeft hiertoe natuurlijk het recht, maar vreemd blijft het met een tegenvoorstel en wij krijgen een amendement van den heer Van Hamel. Was hel nu een principieele zaak, dan was hel geheel wat anders. De heer Van Hamel had de vorige vergadering van den Raad zeker den brief van den heer Fabius nog niet ontvangen, zoo ja, zou hjj hem dan hebben voorgelezen Ik vind de zaak zelf te onbeduidend om er 25 voor uit te geven. Het is toch een vak, wat eerst in 1897 verplichtend wordt en wjj weten allen dat het best mogeljjk is, dat er van de geheele zaak niets zal komen. Gaven wjj de toelage uit onze privé lieurs, dan was het nog iets, maar om zonder reden, al geldt het ook slechts 1200 tot f 2000 uit te geven uit den zak van de belastingschuldigen, vind ik niet verantwoord. Ik kan mjj met het amendement dus niet vereenigen. De heer Van Hamel. De heer Van Kempen die getracht heeft mjj eenigszins in een bcspotieijjk daglicht te stellen, kan ik antwoorden dal de door mjj voorgelezen brief is gedateerd 9 Januari, hel post stempel Delft draagt van 1012 uur 's avonds, en van Leiden 126 's morgens van den lOden Januari. De brief is dus ruim 24 uren in mjjn bezit! De heer Van Kempen. Het was mijne bedoeling volstrekt niet om den heer Van Hamel in een hespotleljjk daglicht te stellen. Die bedoeling had de heer Van Hamel wellicht, toen hjj in de vorige vergadering op mjjne verklaring dat ik vele jaren voorzitter was geweest van eene Schoolcommissie, opmerkte dat men daarvan niet veel merken kon. Mijne bedoeling is het nooit, iemand in een bespotteljjk daglicht te stellen. De heer De Goeje. De heer Van Kempen denkt er niet aan dat art. 2 reeds is aangenomen, waarbjj de vrjje- en orde-oefeningen'voor onze scholen verplichtend zjjn gesteld. De heer Dekhuyzbn. Bjj de laatste herziening van de onderwjjswet is de vormleer als vak vervangen door de vrjje- en orde-oefeningen. Maar ook in het onderwjjs in de aardrjjkskunde is in den laatslen tjjd eene geheel nieuwe richting gekomen. Vroeger bepaalde men zich in hoofdzaak tot het laten van buiten leeren van de namen van steden en dorpen; tegenwoordig wordt ge leerd hoe de bodem er uitziet, waar zeeklei gevonden wordt, wat veen is, wat een rivier, waar de voornaamste dijken liggen enz. enz. Dit is eene veel ingrijpender verandering in het leerplan voor den onderwijzer geweest dan nu deze vrije- en orde-oefeningen, en toch heeft hij er niets extra voor gekregen. De heer Pera. Ik behoor tot die leden die de vrjje- en orde- oefeningen zjjn gaan zien en ik heb aanschouwd wal ik reeds wist en verwachtte. Ik vind die oefeningen goed, maar zie geen enkele reden om er veel drukte voor te maken. Men wil met die oefe ningen den kinderen eene zekere lenigheid en spierkracht geven wanneer men ziet welke oefeningen er plaats hebben en daarbjj be denkt dat de kinderen dageljjks buiten de schooluren uit eigen be weging allerlei oefeningen maken, dan kan werkelijk aan dit onder- wjjsvak niet zulk eene groote waarde worden toegekend. Het amendement ven den heer Van Hamel wordt in stemming ge bracht en met 16 tegen 7 stemmen verworpen. Voor stemden de heeren: Hasselbach, Zillesen, Du Rieu, Zaaijer, Fockema Andreae, Le Poole en Van Hamel. De heer l)e Goeje hield zich builen stemming. Alinea 11 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over alinea 12, luidende: «Elke kweekeling in het bezit der acte, bedoeld in art. 56a (aspi rant-onderwijzers) aan een der openbare scholen verbonden, ontvangt jaarijjks eene toelage van 100 a 150, naar leeftijd en bekwaam heid, te bepalen door Burg. en Welh., gehoord het Hoofd der school en den Directeur der Kweekschool"waarop is voorgesteld een amendement van de Schoolcommissie, strekkende om de toelagen voor den kweekeling (aspirant-onderwijzer) te bepalen op f 100f 200. De heer Dekhützen. De leder der Schoolcommissie geven mjj zoo even in overweging dit amendement over te nemen, maar werkeljjk ik geloof met meer reden nog de vraag tot hen te kunnen, richten, of zij niet in ons voorstel zouden kunnen treden. Ik heb in de toelichting zoo duidelijk trachten aan te toonen dat de opvatting deze is: Iemand, die kweekeling is, verricht slechts bij werk omdat hjj geen zorg heeft te dragen voor een klasse. En daaruit moet volgen dat zoo iemand ook slechts weinig behoeft te verdienen. Juist omdat hjj zoo weinig werk heeft (halve schooltijden), Is bjj in staat op tjjd de hoofdacte te halen. Hjj moet daarvoor tevens het bewijs overleggen, twee jaar aan een school werkzaam te zijn geweest. Hem toe te laten is een dienst die wij hem bewijzen. Voor de diensten die bjj praesteert, wil de Schoolcommissie hern nu eventueel tot f 200 'sjaars toekennen. Deze toelage ziet op de raogcljjkheid dal de aspirant-onderwijzer nu en dan zal moeten in de plaats treden van den klasseonderwjjzer en dan is er zeer zeker iets voor te zeggen, maar zoodra dit het geval is en het van eenigszins langcren duur wordt, benoemen Burg. en Welh. hem tot lijdelijk ouderwijzer. Hij heeft dan belangrijk meer inspannende werkzaamheden en meer verantwoordelijkheid, maar die worden hem ook betaald. Wjj meenen dat dit een zeer billijk stelsel is. Daaruit volgt evenwel ook dat een gewoon kwee keling minder moet hebben, omdat hij niet bloot staat aan de kans geruimen tjjd met de zorg van eene klasse te worden belast, zonder meerdere belooning. En wat niet uit de lengte gaat, moet uit de breedte komen. Voor iemand die de zorg voor een klasse heeft is j 2 a 3 in de week niet voldoende, maar het is een ruime toelage voor een kwee keling. die den post van klasseonderwjjzer niet te vervullen heeft. De heer De Goeje. Er is hier volstrekt geen verschil van systeem. De Schoolcommissie heeft in haar voorstel een speling gelaten van f 100 tot f 200, waar tegenover Burg. en Weth. de toelage willen laten varieeren tusschen 100 en f 150. Wjj hebben het voorstel der Commissie gehandhaafd, omdat er ge vallen zich hebben voorgedaan, waarin het wenschelijk was dat de aspirant onderwjjzer wat hooger beloond kon worden om voor de school behouden te blijven. Ik heb aan den Directeur der Kweekschool gevraagd, wat hij het beste meende. Zjjn antwoord luidde: Zooals door de Schoolcommissie wordt voorgesteld. Hieraan heb ik geen woord toe te voegen. Wil men overigens van het maximum geen gebruik maken, dan staal het natuurljjk vrij zulks ook niet te doen. De beer Dekhuyzen. De heer Van Djjk heeft zich zeer ingenomen betoond met het stelsel van Burg. en Weth, omdat er een behoorlijk loon bijkomt, zoodra de kweekelingen tjjdeljjk werkzaam zjjn als on derwjjzer. De beraadslaging wordt gesloten- Het amendement van de Schoolcommissie komt in stemming en wordt met 14 tegen 10 stemmen verworpen. Tegen hebben gestemd de heeren; Van Kempen, Dekhuyzen, Du Rieu, Verhey van Wijk, Pera, Van Hoeken, De Vries, Juta, Kerstens, Versier van WulverhorSt. Cock, De Sturler, Van Lidth de Jeude en Stadhouder. Voor hebben gestemd de heeren: Hasselbach, De Goeje, Was, Zil lesen, Zaaijer, Fockema Andreae, Driessen, Drucker, Le Poole en Van Hamel. De alinea's 13 en 14 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 9 thans luidende: «De jaarwedden der onderwjjzers zjjn geregeld als volgt: De tweede onderwjjzers en onderwijzeressen genieten eene bezol diging van 800 die telkens na twee dienstjaren als zoodanig ver hoogd wordt met f 100, voor de onderwjjzers tot een maximum van f 1000, voor de onderwjjzeressen tot een maximum van 900. De derde onderwjjzers en onderwijzeressen genieten eene bezol diging van f 500 die telkens na één dienstjaar als zoodanig met/50 verhoogd wordt lot een maaimura van 600. Bij het verkrijgen van den hoofdonderwjjzersrang hebben de derde onderwyzers en onderwjjzeressen aanspraak op eene traclementsver- hooging van f 100 in te gaan met den ten der maand, volgende op die waarin zjj de acte verkregen hebben. De bezoldiging van de tweede en derde onderwjjzers en onder wjjzeressen, die de bevoegdheid uoeten bezitten de Fransche taal té onderwjjzën, wordt met f 100, van die wélke bovendien bevoegd moéten zjjn Engeisch en Hoogduitsch of een dezer twee talen te onderwjjzen met f 200, van die welke de bevoegdheid moeten hebben de wiskunde te onderwijzen met 50 verhoogd. Aan derde onderwjjzers en onderwjjzeressen kan indien zij niet in het bezit zjjn van de hoofdonderwijzersrang en den leeftijd van dertig jaren bereikt hebben, zoodra zjj tien jaren in dienst der gemeente of elders zijn werkzaam geweest, door den Gemeenteraad, op voorstel van Burg. en Weth. eene veéhoogrng van f 80 worden toegestaan en andermaal op vjjfendertig jarigen leeftijd en met vijftien dienstjaren eene gelijke verhooging. Deze toelagen vervallen bjj het verkrijgen van den hoofdonder wijzers-rang w De derde onderwjjzers en onderwjjzeressen, die den dertigjarigen leeftjjd hebben bereikt, in het bezit zjjn van den hoofdonderwjjzers rang en tien jaren in deze gemeente of elders in dienst zijn geweest, ontvangen eene tractementsverhooging van f 100. De verhoogingen wegens dienstjaren worden slechts toegekend bjj getrouwe plichtsbetrachting na ingewonnen advies van de Plaatselijke Schoolcommissie. De oproeping geschiedt in den regel op het minimum. Indien zich geen geschikte sollicitant voor de plaats van derden onderwijzer of onderwijzeres aanbiedt, stellen Burg. en Weth. in overleg met den Arrondisscmenls-Schoolopziener en het hoofd der school, aan den Gemeenteraad voor, tjjdeljjk een tweeden onderwjjzer of onderwijzeres te benoemen. De tweede en derde onderwjjzers en onderwijzeressen, die belast zijn met het onderwijs in teekenen, gymnastiek en handwerken voor meisjes, ontvangen, indien zjj eene bijzondere acte van bevoegdheid voor de vakken q en s bezitten (volgens art. 47 der Wet van 13 Aug. 1857 of art. 65 en 65 bis der Wet van <17 Aug. 1878) eene

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 9