8 DONDERDAG 11 JANUARI 1894. Met een enkel woord wensch ik nog ie wijzen op iels wat mij I voorkomt hier niet zonder belang te zijn. Dat is de groote waarde die, mijns inziens, aan vrije- en orde-oefeningen moet worden toe- j gekend als heilzame afwisseling voor de kinderen, die op een leeftjjd zijn waarop men in den regel niet geschikt is om eenige uren ach tereen stil te zittel al is de inspanning van het leeren ook niet zoo groot. Ik ben overtuigd dat het heilzame dier oefeningen juist be staat in de afwisseling. En om die oefeningen goed te geven is een eerste vereischte, dat de onderwijzer met groote opgewektheid zijne taak vervulle. Daartoe acht ik het aangegeven middel, zeer bevor derlijk en daarom ondersteun ik het amendement ten sterkste. De heer Zillesen. Met een enkel woord wensch ik ook bel amendement van den heer Van Hamel te ondersteunen. Ik kan geen oordeel vellen over de meer of mindere waarde van het onderwijs in de vrije- en orde-oefeningen, maar dat het waarde heeft blijkt, dunkt mij, reeds daaruit dat het bij de wet verplichtend is gesteld, al is de geheele uilvoering ook verschoven tot 1897 Doch ook uit een oogpunt van billijkheid komt het mij voor dat de on derwijzers de premie behouden. Z(j hebben toch het examen gedaan in de verwachting daardoor een hooger tractement te kunnen ver krijgen van f 2b. Tol hel doen van het vereischte examen zijn zij uitgenoodigd door de hoofdonderwijzers, en hebben aan die uitnoodiging gehoor ge geven. Om nu klakkeloos de f 2b weg te nemen, acht ik een groote onbillijkheid. Evenals men besloten heeft om degenen, die de acte gymnastiek en teekenen hebben de toelage te laten behouden komt het mij uit een oogpunt van billijkheid voor, dat de 2b, uitgeloofd voor degenen, die de acte vrjje- en orde-oefeningen hebben, moeten behouden blijven. Ik zou derhalve gaarne mijn slem geven aan het amendement in den geest, als het door den heer Van Hamel is in gediend. De beer De Goeje. M. d. V.! Zooals blijkt, is oorspronkelijk door de Schoolcommissie voorgesteld om f 25 voor die acte te geven. Ma de eerste poging van Burg. en ^elh bij de Commissie om dit voorstel terug te nemen, is het oorspronkelijk voorstel gehandhaafd, zoodat ik niet behoef te zeggen, dal ik persoonlijk gestemd ben voor de toelage. De Schoolcommissie heeft evenwel op naderen en sterken aandrang van den Wethouder van Onderwijs toegegeven het voorstel te laten vallen, waardoor ik mij thans verplicht acht, mij bjj een even- tueelc beslissing builen stemming te houden. De heer Van Kempen. Ik wensch te vragen, of deze toelage reeds wordt verleend of wel op nieuw wordt toegekend. Dit hetgeen de heer Zillesen heeft medegedeeld moet ik opmaken, dat zij reeds bestond. De Voorzitter. Neen. De toelage bestond niet. De heer Van Kempen. Er is hier dus geen quaestie van ontnemen, maar van geven. De heer üekhoïzen. Niemand heeft ooit de toelage gehad. De on derwijzers hebben de vrjje- en orde-oefeningen reeds nu en dan laten houden uit eigen beweging, dat is alles. Dat de Schoolcommissie in overweging gaf de f 2b aan de onder wijzers toe te kennen, wanneer zij het onderwijs in vak j gaven, was omdat de acte en het vak pas waren ingevoerd bij de herziening van 1889. De akte is echter zeer gemakkelijk te behalen. Het zou dus niet anders zjjn dan een generale verhooging van de tracte- menten met 2b voor een luttelen arbeid, een ontspanning. De f 2000 k f 2b00 die wjj op dié wijze zouden uitgeven kan, dunkt mij, aan een bepaalde categorie van onderwijzers veel beter besteed worden, dan aldus. De menschen zullen met die f 2b niet veel beter of minder worden. Het geld dat oorspronkelijk door de Schoolcommissie voor vak j bestemd werd is door ons voorstel in een anderen vorm toch toegedacht aan de onderwijzers. Met alle eerbiediging van het recht dat de Raad heeft in deze te beslissen, zooals hij goedvindt, wensch ik toch er uitdrukkelijk op te wijzen, dat het geld oorspronkelijk voor vak j bestemd in anderen vorm aan de onderwijzers ten goede komt, zoodat de heer Van Hamel met zijn amendement »beschikt" over gelden, waarover reeds "be schikt" is. Het is dus dubbel op. De heer Van Hamel maakt gebruik van de omstandigheid dat hij niet aanwezig geweest is in de Vergadering van de Schoolcommissie waarin besloten is, af te zien van de 2b toelage. Nu zegt hij: Ik wil hel zelf nog eens probeeren, maar ik durf verklaren, hoewel ik het den onderwijzers gaarne gun, dat het geld thans beter besleed is aan de verhooging van bepaalde tractementen, dan het zoude zijn door het te besleden aan bijdingen. Ik verzeker, dat dit een bijdiug is. De onderwijzers kunnen vrije- en ordeoefeningen geven als er gelegenheid voor is, en wanneer men het wenscht ter afwisseling van het zittende werk. Thans zjjn het eenvoudige oefeningen op een speelplaats of in een lokaal, zoo dit beschikbaar is, maar wanneer men er de aandacht op vestigen gaal en allen er belang bij hebben dit onderwjjs in alle klassen te geven, dan komt men in veel grootere kosten. Hier zal een speelplaats moeten worden overdekt, daar een nieuw lokaal moeten worden bijgebouwd; men zal zieh eenvoudige werktuigen willen aanschaffen, b. v. staven, zooals men er te Rotterdam mede exerceert. Werkelijk, wanneer men, laat ik zeggen, om de gebouwen, minstens f 3000 van de belastingschuldigen wil besteden, weet ik daarvoor wel een beter doel. Ik zou het veel beter vinden, deze ten bate der kinderen zelve te te besleden. Wanneer wij het vak j op de scholen 4e, zelfs op sommige der 3e klasse sven onderwijzen, blijkt, dat het inderdaad een deernis wekkende aanblik is, niets anders! Wanneer die kinderen zoo achter elkander marcheeren dan defileert voor ons le cortège de la misère. Hier een kind met overblijfselen van Engclsche ziekte, ginds met de teekenen van ecu bestaande klierziekte, daar met huiduitslag enz., en we zien ze voor ons, de tastbare gevolgen van slechte woningen, van slecht voedsel, van ellende in allerlei vorm Wanneer wij verbeteren willen, laat ons dan de f 3 )00 voor andere doeleinden bezigen, laten we de wo ningen verbeteren. Daar ligt een terrein van nuttige werkzaamheid genoegzaam braak en daar kunnen we zonder geld niet veel aan vangen. De heer Van Hamel. De Wethouder van Onderwijs heeft voor ons laten defileeren bezwaren van financieelen en van maalschappelijken aard. De financieele bezwaren heeft hij, zooals zijne gewoonte is, zeer hoog laten klinken en mijns inziens sterk overdreven. De uitgaaf van f' 182a (brief Burg. en Weill. 29 April/1 Mei 1893, n®. 411 aan de Schoolcommissie) 73 X ƒ25 1825 is nu bij hem geklommen tot 2000, 250O, 3000 en 3300 en ware hij nog een poos doorgegaan dan zouden zij wel gestegen zijn tot f 5000. Een feit is hel echter, dat de hoofden der scholen verklaren, dat de kosten gedurende een groot getal jaren de f' 1200 'sjaars niet te boven zullen gaan en dal vooreerst met een 8 tal onderwijzers aan elke school zal kunnen worden volstaan. In de ontbrekende leerkrachten wordt dan voorzien door de klasseondcrwijzers met acte s en door de vakonderwijzers. Voorts is het door den heer Llekhuyzen voorgesteld jlsof die vrije- en ordeoefeningen niets zouden beteekencn. Ik heb daarom de leden van den Raad uitgenoodigd zelf een kijkje le komen nemen wat die oefeningen eigenlijk zijn. Slechts enkele leden, helaas, hebben aan die uitnoodiging gevolg gegeven en hebben zieh dus een oordeel kunnen vormen door eigen aanschouwing. Ten overvloede heb ik echter het advies ingewonnen van iemand die door geen onzer zal gewraakt worden. Ik zal eerst den brief voorlezen om daarna den naam van den schrijver mede te deelen. Die brief luidt als volgt: Delft, 9. I. '94. Wel-Edelgestrenge Heer, In mij vindt U een tegenstander van de gymnastiek in haar vollen omvang op de gewone lagere school; een warm voorstander daaren tegen voor de vrije- en orde-oefeningen. In het breede behoef ik mijne bezwaren tegen de gymnastiek voor kinderen beneden dertien jaar niet te ontwikkelen; het besluit ten Uwent is zonder dat toch reeds gevallen, maar één van die bezwaren is, dat dit vak wordt onderwezen door afzonderlijke onderwijzers, terwyl m. i. voor den vakonderwijzer op de lagere school geen plaats is; en dat vooral niet, als de vakman gelijk bij gymnastiek en teekenen veelal het geval is niet in waarheid, niet van huis uit onderwijzer is. De vrije- en orde-oefeningeD kunnen echter door eiken klasse onderwijzer gegeven worden, wat meer zegt behooren te worden onderwezen door elke onderwijzeres, door iederen onderwijzer voor zijne eigene klasse; zóó genieten ze samen van de opfrissching die niet langer dan een half uur duren mag en die viermaal 's weeks weêrkeercn kan; in de hoogste klassen wellicht tweemaal en dan iets langer en iets meer militairement; in de laagste klassen liefst alle dagen, zij het ook een kwartier. Hieruit volgt dus dat het gewenscht is, dat alle leden van het personeel bevoegd en geschikt zjjn om vak j (ook de spelen behooren daartoe) le onderwijzen; welk een band vormt dat tusschen hen en hunne klassen een zeer bekwaam paedagoog schreef nog onlangs dat de paedagogische waarde van het spel door veel onderwijzers nog werd miskend, en wat er in de vrije- en orde-oefeningen steekt; men behoeft slechts eens de laagste klasse van het Rotterdamsch gymnasium te zien om hel voor immer te welen. Maar men weet dan tevens ook, dat zoo iels niet tusschen de banken geschiedt: ruimte, maar vóór alles frissche lucht is hierby onmisbaar, waar 't maar immer kan moet vak j in de vrije lucht op de speelplaats worden onderwezen, bij regen of scherpe koude moet dit onderwijs stilstaan óf gegeven worden in een stolvrjj afzonderlijk geventileerd lokaal (het idee om er zolderverdiepingen voor in te richten is nog maar weinig toegepast, doch zeer uitvoerbaar). En zal voorts alles goed zijn, dan moet niet alleen het geheele personeel bevoegd zijn, maar moet er ook bij allen animo zijn; ook daarvoor is eene afzon derlijke geringe traktemenlsverhooging, die mede elders gegeven is, van belang. Uit het bovenstaande volgt dus dat ik het met Uwe gedachten eens ben, behoudens deze uitzondering, dat ik niet zou willen lezen •de onderwijzers en onderwijzeressen, die belast zijn met enz." maar; •de onderwijzers en onderwijzeressen, die bevoegd zijn tot enz."; daar dit moet vaststaan; ieder onderwijst zijn eigen klasse except als hjj niet bevoegd is, óf wellicht by splitsing tusschen jongens en meisjes in de hoogste klasse. Hoogachtend, En wie is nu de schrjjver? Niemand minder dan de heer Fabius, Inspecteur van 't Lager onderwijs. Nu zal toch zeker niemand den heer Fabius verdenken het onder wijs te willen opschroeven en uitgaven van weelde goed te keuren. En waar hij zoo over de ordeoefeniugen denkt, mag de heer Dek- huyzen zieh dus nog wel eens bedenken eer hij deze zoo krachtig veroordeelt en belaehelijk luaakt. De heer Dekhuyzen zegt vooits dat het een défilé is van misère. Ja, wanneer men geen ellende wil zien, moet men zich maar in zijn binnenkamer opsluiten. Men heeft tegenwoordig den mond vol van opheffing der lagere standen, van gelijkmaking zooveel mogelijk van maatschappelijke toestanden; mogen wij dan nu, waar wij voor onze kinderen op die ordeoefeningen prijsstelten, deze onthouden aan de min- en onvermogende kinderen, die toch al zooveel missen? De verwaarloozing toch van j komt feitelijk neder op onthouding. Ook uit een oogpunt van sociale recht vaardigheid verdient dus mjjn amendement aangenomen te worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 8