DONDERDAG 11 JANUARI 1894.
5
Nu is er echter een amendement in het vooruitzicht gesteld strek
kende oia het minimum getal 2e onderwijzers op de scholen 3e en
4e klasse te brengen op 5. Dit zou ik zeer bedenkelijk vinden, te
meer wanneer het amendement mocht worden aangenomen, waarbij
de bevoegdheid wordt verleend om onderwijzers 3e klasse bij keuze
te bevorderen tot de 2e klasse.
Ik ben overtuigd dat er oudere derde onderwijzers en onderwij
zeressen zijn voor wie het jammer is dal zij niet meer tractemcnt
hebben, omdat zij niet geslaagd zijn in het verkrijgen van de hoofd-
acte, maar wanneer wij de toestanden nauwkeurig gaan onderzoeken
dan blijkt dat er velen voor de bevordering bij keuze in aanmerking
zullen komen. Verhoogen wij dan daarbij nog bel minimum getal
onderwijzers 2e klasse, dan krijgen wij eene vrij belangrijke ver
hooging van het getal dier onderwijzers.
Ik weet bijv. op 't oogenblik niet minder dan vier gevallen van
onderwijzers 3e klasse die zeer ernstig voor eene bevordering bij
keuze in aanmerking zouden komen, ondanks zij de hoofdacte niet
hebben behaald.
Zeker, ten aanzien van sommigen is het waar dat men te doen
heeft met zeer verdienstelijke onderwijzers die, toen zij de hoofdacte
moesten verkrijgen, daarin door ziekte of huiselijke omstandigheden
zijn verhinderd, zoodat zij niet konden studeeren.
Maar er zijn ook gevallen van even verdienstelijke onderwijzers
die een aantal acten hebben behaald, ik ken zeer verdienstelijke 3e
onderwijzers die 4 of 5 bij-acten hebben, doch niet de hoofdacte.
Waarom niet zal men vragen? Ja, dat kwam zoo in hunne carrière-
politiek als ik het zoo eens noemen mag te pas. Zij verdienden
door het bezit van die acten zelfs meer dan als 2e onderwijzers en
hebben daardoor den juisten tjjd laten voorbijgaan van de studie
voor de hoofdacte.
Nu wordt de kans opengesteld, om bij keuze alsnog tot tweede
onderwijzer benoemd te worden.
De menschen zjjn tevreden met de positie, die zij hebben, maar
nu zij kans hebben bij keuze een hoogeren rang te bekomen, kunnen
zij altijd dit gezegde doen gelden: Wij zijn even goed in de klassen;
wij hebben altijd ons best gedaan en hiervan kunnen wij als bewijs
overleggen onze benoeming tot onderwijzer aan de een of andere
avondschool. Waarom wordt mij nu de promotie bij keuze onthouden
Omdat ik door bijwerk meer geld verdien? Het komt mij meer toe,
dan derde onderwijzers, die geen examen hebben kunnen doen.
Gaan wij eenmaal dien weg op, dan komen wij onvermijdelijk in
moeilijkheden, die ten slotte den Raad ter beslissing zullen moeten
worden voorgelegd.
Ik ben overtuigd, dat ik verplicht zal zijn, wanneer van andere
zijde a en b ter benoeming bij keuze worden voorgedragen, van
mijn kant te wijzen op de verdiensten van c en d. En wanneer ik
het niet doe, zullen zij er zelf op afkomen, of wel de hoofden van
de scholen er op afsturen, die dan zullen bepleiten, dat die menschen
steeds hun best hebben gedaan en dus evengoed aanspraak kunnen
maken op eene benoeming bij keuze tot onderwijzer tweede klasse.
Ten slotte zullen e en komen, derde onderwijzers met hoofakte,
die niet zijn benoemd, omdat er tot nu toe zich nog geen gelegen
heid tot promotie had voorgedaan aan hunne school.
Er zijn voorbeelden van mensehen, die ondanks de hoofdacte en
veel bjj-acten jaren lang hebben moeten wachten, omdat de kansen
op promotie aan de school, waar zij geplaatst waren slecht stonden,
en dergelijken zullen thans een benoeming voorloopig als surnumerair
aanvragen.
De achting van de hoofdacte zal dalen, wanneer men kan zeggen:
deze of gene is by keuze lot tweede onderwijzer benoemd.
Ik wil hier een kleine vergelijking maken, ofschoon zij niet vry
te pleiten is ik erken het van overdrijving. Het stelsel der
Schoolcommissie zou ik een Napoleontisch stelsel wenschen te noemen.
Napoleon was gewoon nu en dan op eene revue legen een of ander
grenadier, die zich bijzonder had onderscheiden, te zeggen: Grenadier
ik benoem u tot kapitein.
Dit nu is wel heel aardig en er kan ook wel eens aanleiding toe
zjjn, maar het is toeh in geen enkele armee gewoonte geworden.
Men eischt, dat de hooldolficieren zooals de tweede rang onder
wijzers is genoemd door den heer Was zullen zijn mannen van
kundigheden, die daarvan blijken hebben gegeven door de examens
die zij hebben afgelegd.
Niemand wordt ook hier belet om examens te doen. Is dan die
hoofdacte zoo moeilijk te verwerven, dal wij uitzonderingsbepalingen
moeten maken? Er zijn tal van derde onderwijzers die in 2 jaren de
hoofdacte behalen, niettegenstaande zij op de scholen werkzaam zijn.
Wanneer wij nu gaan zeggen, dat wij a en 6 gaarne dien rang
zouden verleenen, dan komen er spoedig meerderen, en wij geraken
in eene mcr a boire van moeilijkheden, waarvoor ik ten ernstigste
moet waarschuwen.
De heer De Goeje. Wij zijn thans uit de algemeerie beschouwingen
onwillekeurig tot de bespreking van het eerste amendement gekomen.
Het verheugt mij de verzekering te hebben ontvangen van den
heer Dckhuyzen, dal Uurg. en Weth. geen bezwaar meer hebben het
minimum tot 800 te verhoogen, maar ik kon mijn ooren haast niet
gelooven, toen ik hoorde, dat van hunne zijde een voorstel gedaan
werd om, nadat het maximum van ƒ1000 bereikt was, nogmaals 2
verhoogingen toe te kennen, en wel dat de heer Dekhuyzen, die, het
geheele jaar door, de behandeling van de verordening heelt opge
houden omdat het zoo verschrikkelijk veel geld kostte, nu zelf met
dit voorstel tot verhooging komt. Ik wcnsch den onderwijzers alle
goeds toe en wanneer ik hunne positie kan verbeteren, zal ik dit
niet licht nalaten, maar om nu weder het maximum van ƒ1000 te
verhoogen, dit vind ik wel wat overdreven. Wanneer hunne positie
zoo verbeterd wordt als de Schoolcommissie voorstelt, dan wordt er
werkelijk iets gedaan dat bevredigend mag heelen, en de onder
wijzers zjjn dan ook, als ik mij niet bedrieg, algemeen met de voor
gestelde regeling ingenomen.
Wat de verhooging betreft van ƒ50 per jaar of 100 om de twee
jaren, dit komt, zooals de heer Was reeds heeft gezegd, vrij wel op
hetzelfde neder. Doch het stelsel ten dien aanzien tot nog toe ge
volgd, namelijk f 100 om de twee jaren te geven, schijnt mij ver
kieselijk. liet is voor iemand met een gezin veel meer waard in eens
eene flinke verhooging te krijgen, waardoor hij zijne woning kan
verbeteren of iets dergelijks, dan telkenmale eene kleine verhooging
van 50 die onopgemerkt in het huishouden inbrokkeit. Dat is de
reden waarom het thans geldende stelsel van verhooging indertjjd is
voorgesteld. Ik zal mij voor het oogenblik hiertoe bepalen
De heer Dekhuyzen. Mag ik nog even doen opmerken dat ik de
behandeling van de verordening geen jaar lang heb opgehouden
omdal zij zoo verschrikkelijk veel geld zoude kosten, maar omdat op de
begrooting van 1893 geen geld voor dat doel beschikbaar was.
De heer Driessen. Ik zoude wel gaarne wenschen te vernemen
welke de hnancieele gevolgen van de voorgestelde regeling zullen zjjn.
De heer Dekhuyzen. De heer Driessen kan de berekening daarom
trent vinden aan het slot van onze toelichting Ing. St. n'. 336. De
kosten zullen ongeveer f 3200 bedragen. Het verschil tusschen de
stelsels van Durg. en Weth. en Schoolcommissie is eigenlijk vervallen
doordat Burg. en Weth. het minimum-tractcment van de tweede on
derwijzers en onderwijzeressen wel willen stellen op ƒ800. Ons
stelsel was ongeveer een ƒ180 goedkooper.
De heer De Goeje heeft gezegd dat hjj zjjne ooren niet kon ge
looven, toen ik mededeelde een araendement te zullen voorstellen om
ook aan de oude onderwijzers werkzaam aan de scholen 3de en 4de
klasse in het laatste gedeelte van hun loopbaan eene kleine toelage
te geven, omdat zij aan die scholen door de bij-acten niets kunnen
verdienen.
Ik heb reeds vroeger den heer De Goeje eens uitdrukkelijk gezegd
in liefde voor het onderwijs voor niemand te willen onderdoen, en
wanneer er nu verder geene nadere uitgaven bjjkomen, kunnen wjj
die kleine meerdere uitgave toch werkeljjk wei betalen, die hoogstens
een ƒ600 zoude bedragen.
De Voorzitter. Ik zal nu in beraadslaging brengen de afzonder
lijke alinea s van art. 9 met de daarop door de Schoolcommissie
voorgestelde amendementen.
Beraadslaging over alinea 1, luidende:
»De tweede onderwjjzers en onderwijzeressen genieten eene bezol
diging van ƒ750 die telkens na één dienstjaar als zoodanig verhoogd
wordt met 50, voor de onderwjjzers tot een maximum van ƒ1000,
voor de onderwijzeressen tot een maximum van 900."
waarop door de Schoolcommissie is voorgesteld een amendement strek
kende om de eerste alinea te lezen:
De tweede onderwijzers en onderwijzeressen genieten eene be
zoldiging van ƒ800, die telkens na twee diensjaren als zoodanig ver
hoogd wordt met ƒ100."
De Voorzitter. Aangezien Burg. en Weth. hebben verklaard het
eerste gedeelte van het amendement, om de bezoldiging te stellen op
800, over te nemen, blijft slechts het tweede gedeelte over om de
eriodieke verhoogingen om de twee jaren met ƒ100 te doen plaats
ebben.
De heer Was. Ik hoor den heer Dekhuyzen herhaaldeljjk spreken
van een amendement op zjjn eigen voorstel. Hiervan heb ik nog nooit
gehoord!
Willen Burg. en Weth. hun voorstel wjjzigen dan moeten zij met
een ander voorstel komen.
De Voorzitter. De heer Dekhuyzen stelt bij wjjze van
amendement voor het maximum-tractement der tweede onderwijzers
van de scholen 3de en 4de klasse te doen stijgen tot fltOO, welk
voorstel door den heer De Goeje is bestreden.
De heer Dekhuyzen. Juist. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt
gewijzigd, doordat er aan wordt toegevoegd:
»De tweede ouderwijzers aan de scholen der 3de en 4de klasse
ontvangen na respectievelijk 10 en 15 jaren dienst in dien rang in
deze gemeente of elders, nogmaals telkens eene verhooging van jaar
lijks ƒ50." J
De heer Drucker. M. d. V.! Wanneer ik goed gehoord heb, wordt
thans door Burg. en Weth. een nieuw, derde stelsel aanbevolen. Men
wil nu beginnen met 800 en een jaarljjksche verhooging van 50
toestaan.
Heb ik nu wel uitgerekend, dan is dit systeem voor de gemeente
het duurst. Tot nu toe was het door niemand voorgesteld. Is het
nu wenschelijk een staande de vergadering gedaan nieuw voorstel
aan te nemen, dat der gemeente nog meer zal kosten, dan hetgeen
door de Schoolcommissie na rijp beraad is ontworpen?
Wanneer wij beginnen met ƒ800 met eene jaarljjksche verhooging,
dan moeten wij reeds het tweede jaar 850 geven, terwijl in het
oorspronkeljjk voorstel der Schoolcommissie het tweede jaar slechts
800 zou betaald worden. In het vierde jaar zou zich hetzelfde
verschil voordoen.
Ik kan het resultaat voor de gemeente niet dadelijk in cjjlers
brengen, maar het zal nog al wat duurder worden, dunkt mij.
De heer Dekhuyzen. Mag ik er op wijzen, dat het verschil heel
gering is. Het verschilt alleen het tweede en het vierde jaar.
Het amendement van de Schoolcommissie wordt in stemming ge
bracht en aangenomen met 19 tegen 5 stemmen.
Tegen stemden de heeren: Dekhuyzen, Zillesen, Van Hoeken, Juta
en De Sturler.
De Voorzitter. Ik zal nu in stemming brengen wjjziging in de
alinea aangebracht door den heer Dekhuyzen en luidende:
De tweede onderwjjzers aan de scholen der 3de en 4de klasse
ontvangen na respectieveljjk 10 en 15 jaren dienst in dien rang in