3 gemeten, volgens de regelen daarvoor bij het Rijk vastgesteld of nog vast te stellen. Wanneer het havengeld naar schatting is geheven en binnen twee maanden na de betaling daarvan een Rjjksmeetbrief wordt aange boden, wordt, tenzjj de schatting het gevolg was van weigering om het stuk te vertoonen, het te veel berekende teruggegeven. Art. 3. De belasting is verschuldigd door den schipper of eigenaar van het vaartuig, hetwelk het gemeentewater te Leiden binnenkomt. Art. 4. De belasting voor houtvlotten is verschuldigd door den schipper of eigenaar van het houtvlot. Art. 5. Aan deze belasting zyn niet onderworpen: a. De roeiboot by een vaartuig behoorende, waarvoor havengeld verschuldigd is. b. Nieuw gebouwde vaartuigen, die voor de eerste maal vaarklaar zyn gemaakt en geen lading in hebben. c. Houtvlotten geborgen in gemeentewater, daartoe door Burg. en Welb. aangewezen. d. Vaartuigen die een vaste ligplaats hebben (zie art. 5 Raadsbe sluit 20 April 1876). Art. 6. De invordering geschiedt door de daartoe door den Ge meenteraad aangestelde ambtenaren. Art. 7. Dit besluit treedt in werking op den dag waarop van de verleende Koninklijke goedkeuring afkondiging is geschied. Ontwerp-Verordening betreffende de Invordering der Havengelden, voor vaartuigen, die de ge nt een te wateren In Lelden binnenkomen. Art. 1. De betaling dezer belasting geschiedt, tegen kwitantie, in handen van een der ambtenaren door Burg. en Weth. aangesteld, en met de ontvangst daarvan belast of door hen gemachtigd. De ambtenaren leggen alvorens hunne betrekking te aanvaarden in handen van Burg. en Weth. den navolgenden eed of belofte af. »Ik zweer (beloof) dat ik als ambtenaar, belast met de ontvangst •van het Havengeld, al de plichten aan dit ambt, by de door Burg. •en Weth. vastgesteld of vast te stellen instructiën verbonden, eerljjk •en vljjtig zal vervullen, •Zoo waarlijk helpe mij God almachtig! (dat beloof ik!)". Zy zijn verplicht ten genoege van Burg. en Weth. een borgtocht te stellen. Art. 2. De betaling geschiedt dadelyk na de aankomst van het vaartuig of vlot, of na de vorming van dit laatste. Art. 3. Het bewys dat de belasting is voldaan, moet steeds aan boord van het vaartuig aanwezig zyn. De schipper of die hem vervangt is gedurende zyn verblyf in de gemeente verplicht, dat bewys op de eerste vordering van de in art. 1 genoemde ambtenaren of bun gemachtigde, de havenbedienden en de ambtenaren belast met het toezicht op de invordering der plaatselijke belastingen, te vertoonen en gelegenheid te geven dc zich daaraan bevindende contrólestrook te doen intrekken, by ge breke waarvan bij alsnog het havengeld verschuldigd is. Art. 4. Dc in art. 1 genoemde ambtenaren houden registers, waarin zy de ontvangen havengelden behoorlijk opteekenen. Die gelden worden elke maand of zooveel vroeger als Burg. en Weth. zulks noodig oordeelen. door hen by den Gemeente-Ontvanger verantwoord en gestort. N#. 13. Leiden, 15 Januari 1894. Wij hebben de eer U mede te declen dat de heffing van bruggeld in deze gemeente werd goedgekeurd by Koninklyk besluit van 6 Juli jl. n». 17, terwyl op den staat behoorende by het aangehaald Kon. Besluit was aangeteekend, tot 31 December 1893. Vermits vóór dien lijd de verbeterde vaart tusschen Rijn en Schie niet zoude zijn geopend en de daarmede in verband staande herziening van de heffing van bruggelden met het oog op eene koste- looze bediening van de doorvarende schepen, niet zoude zyn tot stand gekomen, hebben wij Gcd. Staten verzocht alsnog te willen bevorderen dat de Koninkljjke goedkeuring worde verlengd lot 31 December 1894 Gedeputeerde Staten hebben ons daarop bericht dal, aangezien de gemeente de verplichting heeft op zich genomen lot kostelooze en vlugge bediening bij dag en by nacht ten behoeve van de scheep vaart van de bruggen binnen het territoir dezer gemeente in de richting Schryversbrug, Haven, Oude Vest, Galgewater en dc ver beterde vaart tusschen Rijn en Schie van het Galgewater af tot Den Haag en Delft reeds spoedig zal worden geopend, zy niet kunnen voldoen aan het verzoek lot bevordering eener langere verlenging van de daarbij bedoelde Koninklijke goedkeuring dan tot uil. Februari 1894. Tevens hebben Gedeputeerde Staten ons uitgenoodigd het daarheen te leiden dat van den nader te melden dag dei opening af, die af hangt van den datum der goedkeuring van het door de Staten vast gesteld politie-reglemcnt op de vaart tusschen Rjjn en Schie, geen bruggeld aan de bedoelde bruggen meer worde geheven, maar in tegendeel de bediening bij deze kosteloos en vlug overeenkomstig de bepalingen der overeenkomst geschiede, terwijl zjj zich aanbevelen, om ten fine van het overleg bedoeld sub u°. 3 van gezegde over eenkomst, met eenigen spoed een voorstel te ontvangen tot aanwij zing der voor de scheepvaart meest doelmatige stations (bruggen) voor de minstens 6 brugwachters die gedurende den nacht voor de bediening steeds beschikbaar moeten zyn. Krachtens de Raadsbesluiten van 4 October 1883, 10 Januari en 31 Januari 1884 heeft de gemeente nl. de verplichting op zich ge nomen om ten allen tijde te zorgen voor de beweegbaarheid van al de over de vaart gelegen of nader te leggen bruggen en voor hare kostelooze en vlugge bediening bij dag en by nacht ten behoeve van de scheepvaart, zullende lot dat einde de bediening zoo zyn ingericht dat de schepen by bet naderen van iedere brug aldaar des daags een brugwachter vinden, die door tjjdige opening der brug tegen oponthoud waakt, terwyl des nachts voor hetzelfde doel minstens zes I brugwachters beschikbaar zullen zyn en wel aan die bruggen langs de vaart, welk de Gemeenteraad, na overleg met de Gedeputeerde Staten, als de voor de scheepvaart doelmatige stations zal aanwijzen, alles behoudens de verplichting van Leiden, om, wanneer later de behoefte aan meer bedienend personeel mocht bljjken, op hare kosten voor de uitbreiding van dat personeel zorg te dragen. Ter voldoening aan deze bepaling meenen wy dat in de eerste plaats zal moeten worden beslist dat geen bruggeld wordt geheven voor het openen van de in de bovenbedoelde vaart gelegen bruggen en wel van de Schrijversbrug, de Groote Havenbrug, de Pauwbrug, de Janvossenbrug, de Marebrug, de Turfmarktsbrug en de Blauw- poortsbrug. Gedurende de jaren 1883 tot en met 1892 was de opbrengst van geheele bruggeldheffing als volgt: \lf.8563.35 188 48056.62» 1885 8054.87» 18897919.32» ]88?7753.— 1888 7965.95 1889 8209.67» 1890 7781.95 189 17806.87» 189 28351.60 gemiddeld per jaar8046.63 De opbrengst van bruggeldheffing voor de bruggen niet gelegen in de richting Schrijversbrug, Oude Singel, Blauwpoortsbrug, was gedurende genoemde jaren als volgt: 1883 1 2752.77' 1884 2698.22' 18832732.17» 4886 2664.25 488? 2600.67» 18892754.70 1889 2843.65 48992671 62» 4891 2595.97» 489 22498.90 gemiddeld per jaar2681.29» Het verlies aan bruggeld zal derhalve bedragen ongeveer f 5365 per jaar. Wat de bediening van de bruggen by nacht betreft, waarvoor minstens zes brugwachters moeten worden aangewezen, hebben wy aan Gedeputeerde Staten de navolgende regeling voorgesteldals twee brugwachters te plaatsen aan de Havenbrug voor de bediening van die brug en de Pauwbrug; twee idem aan de Marebrug, voor de bediening van die brug en de Janvossenbrug en twee idem aan de Blauwpoortsbrug, voor de bediening van die brug en de Turf marktsbrug, terwyl thans reeds ook des nachts een brugwachter is gestationneerd aan de Schryversbrug. Het aantal brugwachters bedraagt 18, terwyl nu 2 brug wachters zich gedurende den nacht bevinden aan het politiebureau, ten einde steeds voor de bediening van de bruggen beschikbaar te zyn. Het getal brugwachters zoude tengevolge van de gewyzigdc rege ling van den nachtdienst met zes moeten worden vermeerderd en gebracht op 24, in welk geval tevens twee brugwachters des nachts kunnen worden gestationneerd aan de Schryversbrug. Een derde gedeelte van het personeel zal dus met nachtdienst worden belast volgens rooster. De jaarwedde bedraagt 400 plus f 65 voor kleeding, zoodat de vermeerdering van de uitgaven zal bedragen r 2790, waarbij valt op te merken dat de brugwachters aan de bruggen in de richting Schryversbrug, Oude Singel, Blauwpoortsbrug, zullen worden ont heven van dc inning en verantwoording der bruggelden. Vermoedelijk zal eenige verhooging van jaarwedde noodig wezen met bet oog op den vermeerderden nachtdienst. Deze voorloopige regeling is aan Gedeputeerde Staten medegedeeld waarop nog antwoord wordt verwacht; intusschen is gebleken dat het wenschelijk wordt geacht, in plaats van twee brugwachters te stalionneeren aan de Blauwpoortsbrug, voor de bediening van die brug en de Turfmarktsbrug aan beide bruggen elk één brugwachter te stalionneeren. V*y geven Uwe Vergadering op grond van een en ander in over weging: 1'. te besluiten aan art. 1 van het Raadsbesluit van 28 November 1889 (Gem.blad n°. 5 van dal jaar) regelende de heffing van eene belasting onder den naam van bruggeld in de gemeente Leiden de volgende zinsnede toe te voegen: Geen bruggeld wordt geheven voor het openen van de bruggen, liggende in de richting Schryversbrug, Haven, Oude Vest en Galge- waler, alzoo voor de Blauwpoortsbrug, Turfmarktsbrug, Marebrug, Janvossenbrug, Pauwbrug, Groote Havenbrug en Schryversbrug; 2°. te bepalen dat, zoodra de verbeterde vaart tusschen Bijn en Schie van het Galgewater af tot Den Haag en Delft zal zyn geopend, gedurende den nacht voor de bediening van de bruggen binnen deze gemeente in de richting Schryversbrug, Haven, Oude Vest, Galge water, steeds beschikbaar zullen zyn twee brugwachters aan de Schryversbrug, twee brugwachters aan de Haven voor de bedie ning van de Havenbruggen en de Pauwbrug, twee brugwachters aan de Marebrug voor de bediening van die brug en de Janvossenbrug, een brugwachter aan de Turfmarktsbrug en een brugwachter aan de Blauwpoortsbrug. De bestaande bruggeldheffing is bij Kon. Besluit van 27 December jl. n°. 24, goedgekeurd tot 28 Februari 1894. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1894 | | pagina 3