DONDERDAG 28 DECEMBER 1893. hield, dan zou er toch nog altyd eene Schoolcommissie en School opzieners en tal van anderen zijn, die den Gemeenteraad er op kunnen wyzen dat er behoefte is aan vermeerdering of vermindering van personeel. Ik wensch geen band die ons zeiven zoude knellen. De heer Was. Wanneer men den raad van den heer Dekhuyzcn wil opvolgen, dan kunnen wy wel byna alles wat het onderwys be treft ongeregeld laten, want de Raad heeft het steeds in zyn hand zoo noodig eene regeling te maken. Maar wij zijn nu bezig de geheele Verordening te herzien, en het is de vraag of de Raad vroeger juist heeft gezien door voor de scholen 3de en 4de klasse een verplicht minimum getal onderwijzers voor te schryven. De heer De Goeje heeft straks gezegd, dat men niet alleen moet afgaan op het getal kinderen maar ook op het getal klassen. Wanneer ik het artikel goed lees, dan zou het voorstel van Burg. en Weth. alleen de strekking kunnen hebben, casu quo, het getal onderwyzers te verminderen, niet te vermeerderen. En wy willen ons juist den band aanleggen dat voor elke klasse bchoorlyk in on derwijzend personeel wordt voorzien. De heer Dekhuizen. Dat wensch ik aan den Raad over te laten door art. 7. De heer Was. De wyziging ziet op het getal van de derde onder wijzers. Vroeger wenschte de Raad een minimum vast te stellen waar niet beneden mocht gegaan worden om daardoor het peil van het onderwys hoog te houden. Wy waren in dit opzicht de wet reeds lang vooruit. De gemeente Leiden heeft altyd meer gedaan dan de wet als minimum stelde. Daarom mogen wy ons zelf den band aanleggen om altijd aan dat beginsel vast te houden, om het klassenstelsel in den tegenwoordigen staat te houden. En daarvoor hebben wy dit personeel als minimum noodig. De heer Dekhutzen. De vermindering zoude toch moeten geschieden door den Gemeenteraad wegens gewijzigde behoefte. Stel dat de nieuwe school geopend wordt, dan zullen daar toch wel niet dadeljjk 12 onderwijzers noodig zijn. De heer Was. Elke verordening moet toch met verstand worden uitgevoerd. Wanneer eene nieuwe school wordt geopend waarin aanvankelijk slechts 4 klassen zijn bezet dan zullen wy natuurlijk als overgangs maatregel voorstellen tjjdelyk aan die school een kleiner personeel te verbinden. Dat behoeft toch niet in de verordening te worden bepaald. Dat is eene exceptie, de regel is dat wy hebben scholen voltallig bezet met voltallig personeel. Wy moeten vasthouden aan het beginsel dat een behoorlyk getal onderwijzers aanwezig moet zyn, maar niet gaan passen en meten met hoeveel onderwijzers men wel zou kunnen toekomen. Trouwens de ervaring heeft geleerd dat de scholen hier niet zoo lang onvoltallig bljjven. Zy zyn nog veel te veel bezet, dan dat niet spoedig een nieuwe school er geheel van zoude gevuld zijn. De heer Dekhutzen. Na al het gehoorde, geloof ik nu wel dat er geen bezwaar is het amendement over te nemen, wanneer men mij casu quo machtigt om, wat men dan genoemd heeft: •verstandig", de verordening toe te pasen, maar niet dwingt my stipt aan de letter te houden. Daar het amendement is overgenomen, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De beraadslaging wordt gesloten. De artt. 6 en 7 worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. 115 De Voorzitter. Thans geef ik de beeren in overweging de discussie te verdagen lot een volgende Vergadering, daar dit art. nog al tot zeer lange bespreking aanleiding zal geven. De heer Drucker. Zou het niet beter zyn eene extra Vergadering te houden, daar wy in de volgende gewone Vergadering eerst weder de gewone agenda zullen moeten behandelen, zoodat ik vrees, dat wy alsdan wederom niet zullen gereed komen. De heer Was. Ik geef in overweging de beraadslaging te schorsen tot een volgende gewone Vergadering. Hel spreekt van zelf, dat een latere behandeling nooit nadeelige gevolgen mag hebben voor de onderwijzers, De bedoeling van den Raad blyft toch altijd de trac- tementsverhooging te doen ingaan met 1 Januari a. s. Wat doet het er dus toe of wij eerst over eene week of twee weken de zaak verder behandelen heer Drucker. Ik wil er niet verder op aandringen, maar het is toch niet geheel onverschillig dat de zaak wordt afgedaan. In de volgende vergadering zyn allicht weder andere onderwerpen aan de orde, die den tijd in beslag nemen. De heer Was. In den regel hebben de leden van den Raad ook nog wel wati anders te doen dan vergaderingen van den Raad bij te wonen. Ik regel naar die vergaderingen inijne zaken en ik heb er niet op gerekend om de volgende week weder eene Raadsvergadering bij te Het voorstel van den voorzitter om de verdere behandeling uit te stellen tot eene volgende vergadering, wordt in stemming gebracht en aangenomen met 18 tegen 5 stemmen. Tegen stemden de heeren: Drucker, Cock, Verhev van Wijk, Du Rieu en Dekhuyzen. XIV Bezwaarschriften tegen het Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1893, (Zie Ing. St. n*. 349.) De Voorzitter. Wegens het ver gevorderde uur stel ik voor ook dit punt aan te houden tot de volgende vergadering. Dienovereenkomstig wordt besloten. Niemand verder het woord verlangende wordt de vergadering Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré gCSlOlclli

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 9