114
DONDERDAG 28 DECEMBER 1893.
Wanneer deze toeneemt, heeft men natuurlijk meer lokalen noodig.
Daar men nu niet terstond tot het bouwen van nieuwe lokalen kon
overgaan gebruikte men die, voor de gymnastiek bestemd. Uit vak
stond dan stil. Het was jammer, maar het moest.
In geen geval kan men evenwel nu zeggen, dat voor de gymnastiek
nieuwe lokalen moeten worden gebouwd. Men heeft toch evengoed
lokalen noodig voor de vrjje- en orde-oefeningen, een vak, dat door
den wetgever is voorgeschreven.
De uitgaven die men hier te doen heeft zijn luttel. Vier acten
voor elke school is het maximum, dus een uitgaaf die te overzien is
en waarbij men moeilijk kan spreken van misschien meer onkosten
dan de geheeie herziening van de Verordening zal eischen. Dat zijn
groote woorden, maar het is geen redeneeren.
De heer Dekhüyzen. Waar men de berekening van de meerdere
kosten op wil schuiven, of men eerst eene nieuwe school moet
bouwen of zich alleen bepalen tot den bouw van nieuwe gymnastiek
lokalen, betaald worden moeten de kosten toch. En niet dan om
zeer ernstige redenen moet men tot den bouw overgaan. Overigens
vergete men niet dit de vrije- en orde-oeleningen nog niet verplicht
zijn en wellicht nooit verplichtend gesteld zullen worden, na de te
leurstellende ervaringen, die men er mede opgedaan heeft. Het zijn
toch maar zeer eenvoudige lichaamsbewegingen, het best te verge
lijken met die bewegingen die men de bekende bewegelijke poppen
kan laten maken. Hel doel is eigenljjk een geordend spelen van de
kinderen te verkrjjgen; te voorkomen dat ze op de speelplaats wild
door elkander loopen. En dat gaat nu zeer goed in den zomer,
wanneer het in de buitenlucht kan geschieden, maar er afzonderlijke
lokalen voor te bouwen is, mijns inziens, de zaak niet waard.
Men stelt zich trouwens wel wal veel voor van den invloed
van de gymnastiek op de gezondheid, maar hoe kan dit inder
daad het geval zjjn bij de manier, waarop dat klassikale onderwijs
uit den aard der zaak feitelijk wordt gegeven. 50 kinderen staan
op een rij, de onderwijzer werkt voor en ieder kind krijgt in een
uur twee of drie beurten, in ieder geval een beperkt aantal; de
kinderen vervelen zich dan ook in den tusschenijjd. is het nu
werkeljjk noodig voor zulk eene bijzaak zulke hooge kosten te
maken?
De heer Van Kempen. Sommige heeren specialiteiten op schoolge
bied plaatsen zich op een piëdestal; zjj zeggen altijd: gij weet er
niets van, gjj hebt alleen het geld toe te slaan. Doch wjj zitten hier
om de belangen der gemeente te bebartigen, niet om onnoodig geld
uit te geven.
De heer Van Hamel heeft mjj trachten te begraven onder tal van
brieven en opgaven, maar ik laat mjj daaronder niet begraven.
Ik zal er nooit toe medewerken om weelde in te voeren bjj het
onderwijs; in hel noodzakelijke moet worden voorzien, hel onderwijs
moet goed en deugdelijk zjjn en de onderwijzers behoorlijk worden
betaald. Doch men kan ook van het onderwijs een afgod maken en
alle afgoderij is ook in onze verlichte negentiende eeuw ongeoorloofd.
Waarom moeten wij honderden, duizenden wellicht geven ten be
hoeve van kinderen die voor niets op school gaan en zich buiten de
schooluren zooveel als zjj zelf willen in de gymnastiek kunnen
oefenen, en dit van het geld van belastingschuldigen die toch al
zooveel moeten betalen.
De heer Pera. Het is niet de vraag voor welk soort van kin
deren het geld wordt uitgegeven, maar wel, welke beteekenis aan
hel gymnastiekonderwijs moet worden gehecht. Het minst beleekc-
nend zjjn wel de vrjje- en orde-oeleningen. Ik heb met aandaclil
geluisterd of er iets ten voordeele van die oeleningen zou worden
gezegd, waardoor hel nut daarvan in hel licht werd gesteld, maar
ik heb niets gehoord. Uver hel algemeen heb ik door mannen, met
wier oordeel rekening mag worden gehouden, hooren be-
toogen dal aan dit onderwijs, zooals hel nu wordt gegeven, niet veel
waarde is te hechten.
De heer Van Hamel. Ik wensch er op te wjjzen, dat hier blijkbaar
een verwarring van denkbeelden bestaat. De heer Pera verwart vak
j met vak s. "Het nut van de vrjje- en orde-oefeningen mag door
dezen of genen betwijfeld worden, met het nut der gymnastiek kan
dit toch wel bjj niemand het geval zjjn. Ook de heer Dekhüyzen
heeft j en s met elkander verward.
Op het oogenblik is hier de quaestie of vak s als verplicht vak
zal worden opgenomen ja, dan neen.
Hieraan nu knoopt de heer Dekhüyzen een ontzettend beeld van
onkosten vast, hetgeen de heer De Goeje bewezen heelt volkomen
onjuist te zijn. De heer Dekhüyzen heeft betoogd dal een nieuw
gymnastieklokaal aan de school 4de klasse n,J. 1 zal moeten worden
bijgebouwd, waarvoor zou moeten worden onteigend? Ik begrijp niet
welke eischen de heer Dekhüyzen stelt.
Het gymnastieklokaal in de school 4de klasse n 1 (Hocks) is thans
ingericht doch slechts tijdelijk voor leerlokaal. Men heelt het
licht door een dakvenster in hel lokaal moeten doen vallen, zoo, dat
men zich afvraagt, of het mogelijk is, dal de Commissie van Toezicht
op den duur genoegen kan nemen met de wijze, waarop een gym
nastieklokaal in een leerlokaal is veranderd. Ook op andere scho en
is iels dergelijks gebeurd. Men kan zeer geschikt op de daar be
schikbare ruimte een leerlokaal bouwen, terwijl het tegenwoordig
als leerlokaal ingericht uitstekend aan zijn beslemming als gymnas
tieklokaal zou voldoen.
De heer Dekhüyzen. Ik wensch alleen den lieer Van Hamel te
doen opmerken, dat hij niet op de hoogte schijnt te zijn van den
toestand in de school op de Gortcslraat.
In het vroegere gymnastieklokaal is niet één maar er zijn er meer,
er is onlangs nog een groot raam bijgemaakt, üp de kleine speel
plaats die daarenboven nog een uithoek heeft, is geen plaats noch
voor het bouwen van een gewone (school, noch voor een gymnastiek
lokaal beschikbaar.
De beraadslaging wordt gesloten en het amendement van de
Schoolcommissie met 20 tegen 3 stemmen verworpen.
Tegen hebben gestemd de heeren: Zillesen, ürucker, Fockema
Andreae, Verster van Wulverhorst, De Vries, Hasselbach, Driessen,
Cock, Le Poole, Siegenbeek van Heukelom, Juta, Kaiser, Was, Van
Kempen, Stadhouder, De Sturler, Pera, Verhey van Wijk, Zaajjer en
Dekhüyzen.
Voor hebben gestemd de heeren: Van Hamel, De Goeje en Du Rieu.
De artt. 3—5 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hooldeljjke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art 6, luidende:
«Op de scholen der derde en vierde klasse wordt het hoofd der
school bijgestaan door:
één eersten onderwijzer; voorts door minstens elf onderwijzers of
onderwijzeressen, waarvan althans vier tweede onderwijzers of onder
wijzeressen.
Het onderwijs in k wordt gegeven door vakonderwijzeressen, en
wel aan elke school door eene eerste, eene tweede, eene derde en
eene vierde onderwijzeres.
Op elk dezer scholen mogen hoogstens tes kweekelingen worden
toegelaten";
en art. 7, luidende:
«De Gemeenteraad behoudt zich voor, het getal onderwijzers of
onderwijzeressen, in de drie vorige artikelen genoemd, bij gewijzigde
behoefte, te vermeerderen of te verminderen.''
Met het araendement dooi de Schoolcommissie voorgesteld om de
volgorde in de Verordening n°. 3 van 1881 van de beslaande artt. 6
en 7 te handhaven met behoud van het woord twee in art. 6.
De heer De Goeje. Burg. en Weth. stellen voor, de volgorde van
de artikelen 6 en 7 om te keeren en inderdaad schijnt dit b(j opper
vlakkige lezing beter; de Schoolcommissie daarentegen wenschl die
volgorde le handhaven. Deze toch heeft eene historische beteekenis.
Bij de regeling van het personeel voor de verschillende scholen heeft
men tot grondslag genomen dat op de scholen 3de en 4de klasse en
op de voorbereidende school 40, en op de scholen voor uitgebreid
lager onderwijs 25 leerlingen het hoogste bedrag eener klasse zou
zjjn en daarnaar hel personeel berekendy
Voor de scholen Iste en 2de klasse wAs die berekening met tame
lijke zekerheid te maken, omdat het getal leerlingen in den regel
daar vrij stabiel is. Voor mogeljjke behoefte aan vermeerdering of
vermindering moest art. 6 zorgen. Bijzonder voor het geval dat de
hoogere klassen aan de twee scholen voor voortgezet onderwijs der
2de klasse zich niet zoo mochten ontwikkelen als men verwachtte.
Met de scholen 3de en 4de klasse was het een ander geval; daar is
de stabiliteit van het getal leerlingen niet zoo groot. Men kan wel
zeggen dat voor elke klasse een onderwijzer noodig is, maar op
deze scholen moeten de klassen veel eerder dan op de andere gesplitst
worden. Het woord «minstens" is er dus bijgevoegd, opdat het hoofd
der school terstond als zich behoefte aan meer hulp doet voelen,
zich aan Burg. en Weth. kan wenden.
Het bezwaar, dat, wanneer een nieuwe school moet worden inge
richt, men terstond deze met 12 onderwijzers zou moeten voorzien, is
uit de lucht gegrepen. Men heeft reeds verscheidene nieuwe scholen
achtereenvolgens ingericht, maar is dan steeds begonnen met een
zeker getal lagere klassen, terwijl men de oudere leerlingen liet
op de scholen waar zjj waren. De onderwijzers die tot dusverre tot
het surnumeraire personeel behoorden, heeft men dan naar de nieuwe
school overgeplaatst. Dit behoelt in de Verordening niet te worden
aangegeven. Het spreekt van zelf.
Het is dus beter de volgorde der artikelen te behouden, ook ter
wille van den algeraeenen regel, dat wanneer niet stellig gebleken is,
dat een bepaling verkeerd is, men altjjd het wjjsle doet haar in de
Verordening onveranderd te laten staan.
De heer Dekhüyzen. De lieer De Goeje heeft gezegd, dat ik het
art. oppervlakkig had gelezen, maar met den besten wil van de
wereld en de grootste opmerkzaamheid zou ik de historische toe
lichting, die de heer De Goeje gaf. er niet hebben kunnen uithalen.
Ik zeg niet dat die toelichting niet juist is, maar zij doet aan de
zaak toch zeer weinig af. In ieder geval bljjf ik zeer betreuren dat
de heer De Goeje zich zulk een uitdrukking veroorloofd heeft.
Doet men wat ik heb voorgesteld, dan blijft hel artikel slaan op
de beide voorgaande, zooals het reeds deed, maar slaat bovendien nog
op een ander artikel, hetgeen iujj zeer wenschelijk voorkomt.
Men moet een Verordening zóó inaken, dat zij kan worden uitge
voerd en dus niet dwingende bepalingen opnemen om op sommige
scholen een bepaald personeel te plaatsen, overschillig of het noodig
is of niet. Dit is trouwens een verandering, zooals men wel eens
zegt, van niets.
De heer Van Hamel. Het komt mij voor dat de verandering niet
zoo onschuldig is, als de heer Dekhüyzen doet geiooven. Ik houd
het er voor, dal wij het verstandigst doen de gewone volgorde te
nemen en art. fi te laten staan, zoodat het niet slaat op de scholen
der 3de en 4de klasse.
Bij deze scholen toch moet men rekening houden niet met het
getal kinderen alleen, maar ook dat men voor elke klasse een onder
wijzer noodig heeft.
Hel gaat niet aan te zeggen er zijn 100 kinderen, voor iederen
onderwijzer zoovéél, dus zooveel onderwijzers, maar de klassen zelf
maken hier de verdeeling en bepalen hel aantal onderwjjzers.
De heer Dekhüyzen. In art. 6 behoudt de Gemeenteraad zich het
recht voor het' aantal onderwijzers oi onderwijzeressen in de drie
voorgaande artikelen genoemd, bjj gewijzigde behoefte te vermeer
deren of te verminderen.
Stel dal een Wethouder van Onderwijs daarmede geen rekening