DONDERDAG 30 NOVEMBER 1893. 97 degeen die als plaatsvervangend lid is benoemd, wordt benoemd als lid. III. Idem van een derden onderwijzer aan de Jongensschool 2de klasse. (Zie Ing. St. n». 309.) Wordt benoemd met algemeene stemmen de heer A. L. Van den Berge. IV. Idem van eene derde onderwijzeres aan de Leerschool. (Zie Ing. St. n". 309.) Wordt met 24 steramen benoemd Mej. L. E. Ter Meer. Mej. A. G. H. Lovius verkreeg 1 stem. De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne welwillende medewerking. V. Verzoek van J. Boot, ter bekoming van grond bij het Zjjlhek. (Zie Ing. St. n*. 208, 305 en 317.) De heer Was. Slechts een enkele vraag, M. d. V.! Ik kan niet ontkennen, dat ik dien prjjs buitengewoon hoog acht. Daarom wenschte ik te vragen, of het zeker is, dat wanneer de Raad de pr(js van f 8 als cisch stelt, Boot in zijn verzoek zal blijven volharden. Ben ik goed ingelicht dan zal hjj weigeren, en daaruit rjjst vanzelf de vraag of het niet beter is dit voor de gemeente weinig beteekenend stukje land tegen een aannemelijke» prijs te verkoopen, dan onze eischen te hoog te stellen. De gestelde prijs is naar het my voorkomt bepaald bovenmatig. In het advies van Burg, en Weth. (Ing. St. 305) lees ik onder andere het volgende: »dat bij de bepaling van de koopsom in vele gevallen gelet wordt op het belang van de een of andere industrie voor den bloei en welvaart der gemeente." Mag ik er nu op wijzen, dat zeer zeker de industrie van gebrs. Boot ten goede komt aan onze gemeente. Ik wil hiertoe aanhalen hetgeen voorkomt in het verslag van de Kamer van Koophandel al hier aan den Raad aangeboden in het jaar 1891«Aangezien onze gemeente geenc voldoende ruimte aanbiedt voor meer uitgebreide scheepstimmerwerven, zijn wjj zoo vrjj hier een enkel woord in te lasschen over eene dergelyke industrie in eene naburige gemeente, en kunnen met genoegen constateeren, dat door gebrs. Boot te Leider dorp deze tak van industrie op steeds toenemende schaal wordt ge dreven, en zij met goed gevolg aan buitenlandsche concurrentie het hoofd bieden." Dit is eene industrie, die dus werkt in het voordeel van onze ge meente. Bovendien woont een van de gebroeders Boot in de gemeente Leiden. Het komt mij derhalve voor, dat men althans niet al te veel moet laten betalen voor den grond, te meer daar het een perceel geldt, dat aan een ingezetene zal worden verkocht, die buiten deze gemeente eene bloeiende industrie drijft, waarvan tal van ingezetenen voordeel hebben. Wanneer ik nu zeker wist, dat men f 8 zou krijgen, was het nog iets anders, maar nu ik overtuigd ben, dat gebrs. Boot dien prijs niet willen betalen, zou ik in overweging willen geven, dat men genoegen nam met hetgeen zjj voorstellen, te meer daar dit werkelijk een goede prjjs is. De heer Van Hoeken. Ik stem geheel in met hetgeen de heer Was gezegd heeft. Men heeft in den laatstcn tijd en ook vroeger verschillende stukken in de stad afgezet tegen een prijs van f 5 de M. en nu vraagt men voor grond builen de gemeente, zelfs nog buiten de voorgestelde ljjn van anexatie f 8. Die som is mijns inziens enorm hoog. Dat men met f 8 geen ge noegen neemt, nu de betrokken persoon 6 aanbiedt begrijp ik, maar f 8 is te veel. Men moet grond buiten de stad niet geljjk stellen met een stuk grond hier op de Breedstraat. Ik vraag aan ieder, die billijk oordeelen wil of het niet ongehoord is f 4000 te vragen voor een stuk grond, buiten de stad. als door de gebroeders Boot wordt aangevraagd. Ik stel derhalve zooals ik reeds in de Commissie van Fabricage gedaan heb voor, den grond tegen 6 af te staan. In de Commissie van Fabricage stelde ik voor f 5, maar daar de adressant zelf f 6 geboden heeft, neem ik daarmede thans genoegen. De heer De Sturler. Zooals de heer Van Hoeken reeds heelt gezegd, heeft de zaak in de Commissie van Fabricage een punt van ernstige overweging uitgemaakt. De meerderheid dier Commissie, de heer Hasselbach en ik, meenden den prjjs te moeten bepalen op f 8, omdat men ook eenigszins bij analogie te werk moet gaan. Toen indertjjd de Leidsche Kaloenmaatschappjj in een weinig drukke buurt een klein stukje grond aanvroeg, werd daarvoor f 5 gevraagd, en toen kwam mij van verschillende personen al ter oore dat zij dien prijs veel te goedkoop vonden. Men moet met den afstand van grond niet al te vrijgevig zijn, vooral niet waar het geldt zulk een uitstekend gelegen plekje. Aan den eenen kant ziet men op den tuin van den heer Hoos, aan de andere kanten op Zjjl en Rjjn. Wil de heer Boot geen 8 geven, dan houden wij den grond. De vrees van den heer Was in dit op zicht deel ik niet; buitendien kunnen wjj nu niet gaan discussieeren over de vraag of iemand iets zal doeu of niet doen. Dat moeten wjj afwachten. De heer Hasselbach. De heer Van Hoeken heeft gezegd dat het een groot versehil zou maken wanneer bijv. de grond aan de Breed straat lag. Wel, ik geloof dat in dit geval de heer Boot geen gulden voor de centiare grond zou willen geven. Hij wil juist dit stukje grond zoo gaarne hebben omdat het zoo uitstekend voor zijn fabriek gelegen is. Mij is medegedeeld dat wanneer de heer Boot den grond verkrijgt, hij daarop een huis zal laten bouwen waarin hij dan gaat wonen en zijn broeder zjjn tegenwoordig huis gaat bewonen, zoodat het voordeel van den binnen Leiden wonende Boot kort van duur zal zijn. Een prijs van f8 is bovendien naar mjjne meening volstrekt niet tc hoog. Men is er in Leiden aan gewoon geraakt om grond eerst voor bijna niets en daarna voor iets meer dan niets te verkoopen. In Rotterdam of Feyenoord zou men 25 a f 30 per centiare vragen. De heer Boot vraagt den grond aan omdat hij gaarne vlak bij zjjne zaak wil wonen en aan den vasten wal; nu moet hjj steeds met de pont over. Hij verkrijgt daardoor reeds een voordeel, waarbjj dan nog komt dat, zooals de heer De Sturler heeft gezegd, het uitzicht prachtig is. De prijs vind ik dus billijk, te meer wanneer ik na ga dat de heer üriessen heeft aangevraagd om water te koopen, en ik meen dat Burg. en Weth. voorstellen hem dat water af te staan tegen ƒ10 per meter. Daarbij komen dan nog de kosten van demping welke ook op 10 per meter kunnen gesteld worden. De heer Van Hoeken. Het is volkomen waar dat de heer Boot voor grond aan de Breeslraat misschien geen gulden per centiare zou willen geven, omdat hij aan grond daar natuurlijk niets zou hebben. Het iieeft nu echter den schjjn of men, om er geen erger woord voor in de plaats te stellen, gebruik wil maken van de behoefte die de heer Boot aan het door hem gevraagde stukje grond heeft. En wat den grond betreft aan den heer Driessen af te staan, ik zou denken dat f 10 voor grond midden in de stad gelegen niet te veel is, voor water vind ik liet echter wel wat veel, doch dit is nog eene zaak die door den Raad moet uitgemaakt worden. Voor grond in de stad heeft men in den laatsten tjjd f 5 ge vraagd, en nu wil men voor een veel grooter stuk builen de stad 8 vragen. Dat vind ik niet billijk en ik volhard dus bij mjjn voor stel om den prijs te bepalen op 6. De heer Van Kempen. M. d. V. In den tegenwoordigen tjjd moet men het zeer apprecieeren, wanneer een industrie bloeit, die aan velen werk verschaft. Wanneer een industrieel, een respectabel man aan den Raad een dusdanig verzoek doet, moet deze niet zien, wat er nu eens van te halen valt, maar wel, hoe de zaak op de billykste wijze is te regelen. Om die reden ben ik voor het amendement van den heer Van Hoeken en zal het met warmte steunen. De heer De Sturler. Ik wil slechts een enkele opmerking maken. Men zeide, dat Boot voor f 1 geen grond in de Breedstraat zou willen hebben. Dit betwijfel ik ten sterkste. De Voorzitter. Hierbij meen ik dit te moeten voegen, dat er geen quaestie is van te willen halen wat er van te krijgen valt. Dit is volstrekt niet de bedoeling van het voorstel dat Burg. en Weth. aan den Raad doen, en ik meen dat er dan ook niet uit kan worden opgemaakt. In tegenoverstelling van den heer Was, houd ik het er voor dat Boot den grond zóó gaarne wil hebben, dat hy dien ook zoude nemen, wanneer wij er nog meer voor vroegen. Men heeft hier zoo even vergelijkingen gemaakt tusschcn Leiden en Rotterdam, alwaar de grond voor f 25 p. ct. verkocht is; nu geef ik toe dat het ver schil tusschen Rotterdam en Leiden groot is, maar het verschil tus- schen 25 en f 8 is ook groot. Ik vind het niet onbillijk wanneer de gemeente grond heeft lig gen, die voor een ander zeer gunstig gelegen is om er een woonhais te bouwen, daarvoor een evenredigen prijs te bedingen. Als het nu was om zijn industrie uit te breiden; wanneer het voor die industrie allernoodzakelijkst was, zou dit nog als een verschoonende omstandig heid kunnen worden aangevoerd; maar het geldt hier het bouwen •van een woonhuis op een voor hem zeer gunstig gelegen plaats, van waaruit hy uitzicht heeft op zjjn industrie, die door den koopprjjs niet bevoordeeld of benadeeld zal worden. De heer Was. Ik wil alleen nog constateeren dat ik op mijn vraag duidelijk ten antwoord heb gekregen, dat Burg. en Weth. niet zeker weten of Boot zal aannemen of niet. En dit was toch de geheele tendenz van mijne vraag. Een van beide is waar. Of de gemeente kan den grond missen en dan is het beter genoegen te nemen met een behoorlijken prjjs, óf de gemeente kan den grond niet missen, hetgeen ik uit het door den heer De Sturler gezegde moet opmaken. Goed, maar dan moet men het stuk ook niet verkoopen voor f 8. Dat is mijn bezwaar. Ik heb dadelijk gezegd dat wartneer de neer Boot f 8 wil geven, ik geen vrjjheid vind om de 2 meer voor de gemeente te weigeren. Maar ik vrees dat hij het niet doen zal, ik heb zclts positief gehoord dat dit het geval is, en dan acht ik het beter om den geboden prijs te nemen. De heer Drucker. Een enkel woord om mijne stem te motiveeren, die ik tegen het amendement zal uitbrengen. De heer Was stelt dit dilemma: wij kunnen den grond missen of wij kunnen hem niet missen. Doch voor een derde standpunt is ook nog iets te zeggen. Voor het standpunt nl. dat de gemeente niet al te gemakkelijk grond moet afstaan, een standpunt waarop de Com missie van Financien zich in den laatsten tijd geregeld heeft geplaatst. Binnen en in de onmiddellijke nabijheid der stad heeft de gemeente over niet zooveel grond meer te beschikken; het is dus zaak niet te spoedig tot verkoop over te gaan, tenzjj een zeer mooie prijs kan worden bedongen. Nu komt er in dit geval nog bij, dat bjj den verkoop geen enkel algemeen belang is betrokken; het is een zuiver particulier belang van den aanvrager. Het amendement van den heer Van Hoeken om den prijs op f 6 per centiare te bepalen, wordt voldoende ondersteund en kan der halve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement wordt in stemming gebrachlijen verworpen met 18 tegen 7 stemmen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 3