88
DONDERDAG 26
OCTOBER 1893.
De Voorzitter. Wij hebben volkomen het recht te handelen zooals
wij nu voorstellen. Wanneer wij het eene jaar wat meer aflossen
dan waartoe wij verplicht zjjn, kunnen wjj een ander jaar wat minder
aflossen.
komen, tk geloof dat dit ook zoo is want voor de leerschool is nog
beschikbaar 50.
Laten wij ons toch over die quaestie van schoonhouden niet zoo
warm maken, er moest iets aan gedaan worden: het is zelfs voorge
komen dat 's morgens een paar schoonmaaksters moesten komen om
de schoolborden schoon te maken. Dat is nu iets wat niet noodig is.
Wij moeten waken tegen overdrijving. Elke poging tot bezuiniging
is inderdaad zeer moeieljjk en dient daarom ook gesteund te worden
door een zekere welwillendheid.
De Voorzitter. Ik beoordeel gaarne elke poging tot bezuiniging
met welwillendheid, indien die bezuiniging niet juist trof de werk
vrouwen. Op de school van den heer Wuyster kregen zij vroeger
f 3.90 per week, nu slechts f 2.70. Daarvoor werkten zij vroeger 39
uren, thans 27. Loon en arbeid houden met elkander verband. Op
die wijze komt men er met 10 ets. per uur, maar het spreekt van
zelf dat die 12 uren die minder worden gewerkt hun invloed op de
zindelijkheid zou gevoelen.
De heer Dekhüyzen. Wanneer zij niet in de school behoeven te
zjjn, kunnen zij toch elders uit werken gaan.
De heer De Goeje. Ik wil noch kan beoordeelcn of sommige hoofden
van scholen te weinig hebben aangevraagd, maar wel zou ik in over
weging geven om het crediet toe te staan voor de school voor jongens
en meisjes 2de klasse te brengen op het aangevraagde cijfer en dus
met f 75 te verhoogen; om vervolgens ook voor de school 3de klasse
n°. 2 uit te trekken wat gevraagd is, en de som te verhoogen
met f 50.
Ik doe dit met volle gerustheid omdat ik overtuigd ben dat beide
hoofden dier scholen, al wordt een hooger bedrag voor hen uitge
trokken, daarvan geen halve cent meer zullen uitgeven dan zjj vol
strekt noodig hebben.
De heer Dekhüyzen. Wanneer het later mocht bljjken dat de hoofden
niet kunnen toekomen met het bedrag hun toegestaan, dan zal de
heer Juta zeker niet aarzelen met een voorstel tot verhooging te
komen, zooals dit jaar ook reeds is geschied. Ik zou het echter niet
aangenaam vinden wanneer nu in zijne afwezigheid de post werd
verhoogd. Blijkt het later noodig, dan zal zeer stellig eene ver
hooging worden aangevraagd.
De heer De Goeje. Na die verzekering, die uit naam van den heer
Juta gegeven wordt, trek ik mijn voorstel in. De betrokken hoofden
der scholen weten dan ten minste, dat zjj bij Burg. en Weth. steun
zullen vinden, wanneer mocht blijken, dat hun te weinig is toe
gestaan.
Volgn. 434 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Volgnrs. 135440 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 141. Kosten der Kweekschool voor onderwijzers en onder-
wijseressen.
De heer De Goeje. In de memorie van antwoord staat: «Bij de
meerderheid van ons College bestaat geen plan een voorstel in te
dienen om terug te komen op het Raadsbesluit van 2 Juli jl. wat be
treft het onderwijs op de viool aan de Kweekschool."
Er is in de sectie in overweging gegeven, of het niet mogelijk was
een overgangsmaatregel aan te nemen in het belang der leerlingen
zoowel als van den onderwijzer.
Wjj meenden vroeger, dat het rijkstoezicht bezwaar zoude maken,
doch later vernamen wij, dat dit niet het geval is. Daar nu de voor
gestelde maatregel alle partjjen zal bevredigen en der gemeente boven
dien niets kosten, geloof ik, dat er veel voor te zeggen is. Daarom
verzoek ik Burg. en Weth. hun antwoord niet te beschouwen als een
onwrikbaar besluit, maar de zaak nog eens in ernstige overweging
te nemen.
De heer Dekhüyzen. Ik heb hier niets tegen. Wij hebben twee
pogingen aangewend om een weg te vinden, maar juist de heer De
Goeje heeft met zjjne groole scherpzinnigheid de moeilijkheden aan
getoond, waarop eene daarvan is afgestuit. Ik geloof dus niet dat
het mogelijk zal zjjn.
Volgn. 141 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Volgnrs. 142143, Hoofdstuk VII, 144153 worden achtereen-
volgeus zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 154. Renten van de tijdelijke geldleening, voorziening in de be-
hoe/te aan kasgeld.
De Voorzitter. Dit Volgn. moet worden verhoogd met f 500.
Volgn. 155156 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
Volgn. 157. Aflossing van de geldleening ter voorziening in buitenge
wone werken.
De heer De Goeje. Er wordt voorgesteld 9000 af te lossen,
waarvan f 7000 voor de 3J pCt leening van 600,000 en dat wel
omdat men vorige jaren meer heeft afgelost, dan strikt noodig was.
Hier ben ik legen.
Ik vind, dat wanneer de middelen van een jaar toelaten, dat men
meer aflost dan noodzakelijk is, men met dat jaar heeft afgedaan en
niet in het volgende mag zeggen: wij kunnen nu weer inteeren, wat
wjj het vorige jaar te veel hebben gedaan. Ieder jaar blijft men
verplicht een bepaalde som af te lossen: voor de eerste leening 7500
en voor de tweede j 3250. Aangezien men nu alleen stukken van
f 1000 heeft, stel ik voor om van de eerste leening af te lossen
f 8000 en van de tweede f 3000.
Het doel van mijn voorstel is eenvoudig om tegen te gaan dat
wat de gemeente in vorige jaren meer heeft afgelost dan noodig
was, niet in de volgende jaren weder zal worden ingeteerd. Ik heb
daarbij niet het oog op de geldleeners maar op de huishouding der
gemeente.
De heer De Goeje. Dit weet ik zeer goed, M. d. V., maar ik blijf
er bij dat elk jaar zooveel mogelijk voor nakoming van de verplichte
aflossing moet gezorgd worden.
De Voorzitter. Dan reageert u tegen het leeningsbesluit, wanneer
u voorstelt in den regel niet minder af te lossen dan eens werd
gedaan.
De heer Was. Het leeningsbesluit laat zeer zeker toe in een jaar
minder af te lossen, wanneer in een vorig jaar meer dan verplicht is
afgelost. Nu is echter, meen ik, de bedoeling van den heer De
Goeje deze: Wanneer er geene buitengewone redenen zijn om minder
af te lossen dan het verplichte minimum, en die redenen schijnen
voor 1894 niet te bestaan, dan zullen wij minder aflossende hoe
zeer daartoe bevoegd reageeren tegen het besluit van het vorige
jaar om meer af te doen dan waartoe wjj toen verplicht waren.
Verleden jaar is besloten niet f 3000 maar f 4000 af te lossen en
nu mag men niet zonder gewichtige redenen op dat besluit terug
komen, al is men tegenover de obligatiehouders volkomen bevoegd
om minder af te lossen, want dan zouden wij weder gaan interen
wat wij bet vorige jaar hebben afgedaan. Burg. en Weill, zeggen
wel dat het voorgestelde bedrag van aflossing hun voldoende voor
komt, met het oog op de gelden, uitgetrokken op Volgn. 171, de
f 10315 van de Gasfabriek te ontvangen en op Aankoop van inschrij
ving te brengen, maar dit artikel aflossing van geldleening
heeft met de Gasfabriek niets te maken. Het eene is eene verplich
ting tegenover de obligatiehouders der leeningen, het andere is eene
verplichting die wjj ons zeiven hebben opgelegd en die ter sprake
kan komen bij Volgn. 171.
Het voorstel om dezen post met f 2000 te verhoogen wordt in
stemming gebracht en aangenomen met 19 tegen 5 stemmen.
Voor stemden de heeren: Was, Fockema Andreae, Kerstens, De
Vries, Van Hamel, Sicgenbeek van Hcukelom, Driessen, Verster van
Wulverhorst, De Sturler, Zaaijer, Van Lidlh de Jeude, Pera, Du Rieu,
Zillesen, Verhey van Wijk, Stadhouder, Cock, De Goeje en Kaiser.
Tegen stemden de heeren: Van Hoeken, Hasselbach, Dekhüyzen,
Le Poole en Van Kempen.
De Volgnrs. 158, Hoofdstuk IX, 159164 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdeljjke stemming goedgekeurd.
Volgn. 165. Kosten vallende op het voeren van gedingen,
De Voorzitter. De post moet op f 1000 worden uitgetrokken.
De Volgnrs. 165169 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 170. Toelage aan de eigenaars van den Schouwburg.
De heer Pera. Ik stel voor dezen post van de begrooting te
schrappen.
Op alle raogeljjke manieren tracht men te bezuinigen, en deze
post, die tot niets dient, is eene uitgave, die ten goede komt aan
een publiek, waarvan men mag oordeelen, dat het de kosten kan
betalen.
Om die reden is, naar 't mjj voorkomt, de Raad niet bevoegd, deze
gelden toe te staan.
De heer Zillesen. In tegenstelling van het voorstel van den heer
Pera, om het subsidie te doen vervallen, stel ik voor de uitgetrokken
som met ƒ150 te vermeerderen en aldus terug te brengen op de
oude som van f 1500.
Nadere inlichtingen acht ik overbodig en evenmin gewenscht.
Alleen wensch ik voor de nieuwe leden te releveeren, dat het
subsidie van /1500 indertijd is toegestaan om de primitieve aandeel
houders, die zich vele offers getroost hebben bij het tot stand komen
van den Schouwburg, een zeer beseheiden dividend te verzekeren.
Daarenboven wordt voor de Schutterjjmuziek uit de schouwburgkas
jaarljjksch 8 k f 900 uitgekeerd. Kwam dus de Schouwburg le
vervallen, dan zou dit bedrag misschien ten laste komen der ge
meente. Ik zeg misschien, want ik kan dit van te voren natuurljjk
niet met zekerheid beoordeelen.
Het behoud van den Schouwburg zou dus slechts zjjn eene quaestie
van tijd. Nu zou ik en zeker velen met mij, het zeer betreuren
indien de Schouwburg moest worden opgeheven. Ik acht eene uit
gave daarvoor wel gemotiveerd, ieder die wil kan er van profiteeren.
Wel is eene vermindering met 10 pCt. niet groot, maar de
bedoeling van het voorstel van Burg. en Weth. is om van lieverlede
het geheele subsidie te doen vervallen. Om de door mij genoemde
redenen stel ik voor den post weder op f 1500 terug te brengen.
De heer Stadhouder. M. d. V.! De heer Zillesen heeft gesproken
van de nieuwe leden, maar die nieuwe leden hebben toch vóórdat
zij tot leden van dezen Raad benoemd werden, zeker wel de raads-
verslagen gelezen
En nu heb ik in die verslagen nooit anders gelezen dan van eene
moreele verplichting tegenover de Schouwburgcommissie,
Doch voor de Schouwburgcommissie bestaat echter eene moreele
verplichting, nl. de uit te voeren tooneelstukken zoo te kiezen dat
deze ten minste eenige kunstwaarde bezitten.
In den laatsten tijd waren zij daarentegen van dien aard dat zij
een gang naar den Schouwburg stellig niet waard waren.. Wanneer
er meer zorg voor de op te voeren stukken werd besteed, zouden
reeds twee dagen te voren alle plaatsen zijn verkocht. Het is wel
ongelukkig dat zulke inrichtingen niet schijnen te kunnen bestaan
zonder subsidie uit de gemeentekas, terwijl bij andere inrichtingen
van openbaar nut, ik noem bijv. de paardentram, de eerste oprichters
ook geen zijde hebben gesponnen. Daarvoor is echter geen subsidie