DONDERDAG 26
OCTOBER 1893.
85
Nu wil ik op dit oogenblik geen voorstel doen, maar toch wil ik
zeggen, ofschoon ik de noodzakelijkheid inzie, dat wij bezitten een
stadhuis, kerken, gehouwen van liefdadigheid, een gehoorzaal, enz.
ik niet inzie, dat er noodzakelijkheid bestaat voor het bezit van
huizen van ontucht.
Ik vind het eigenlijk eene beleediging voor de gemeente wanneer
wij op de begrooting een post vinden uitgetrokken voor kosten
wegens de openbare huizen. Jaarlijks worden wij uit ons humeur
gebracht door in de begrooting zaken te zien die in eene fatsoenlijke
stad niet behoefden te bestaan. In Utrecht zijn die openbare huizen
van ontucht dan ook opgeheven.
Ik zal nu op dit oogenblik geen voorstel doen, in de hoop dat wij
wellicht binnen korten tyd een voorstel van Burg. en Welh. zullen
ontvangen, waardoor deze post op de begrooting niet meer behoeft
voor te komen, iets wat mjj voor de eer van onze stad zeer zoude
verblijden.
Volgn. 120 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Volgnrs. 121 122 en Hoofdstuk VI worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdel.jke stemming goedgekeurd.
Volgn. 123. Kosten der Lalijnsche scholen.
De Voorzitter. Dit Volgn. moet worden verhoogd met 200,
voor den heer Vogelesang, wanneer de Raad goedkeuring hecht aan
hel voorstel van Burg. en Weth. om de Verordening van S Juni 1879
te wijzigen. Zijne periodieke verhoogingen zullen dan telkens met
100 worden verminderd. Vervolgens zal dit Volgn. nog moeten
worden verhoogd met f 200 voor den heer Gleuns.
De heer De Goeje. M. d. V.! Heeft de afwjjking van de Verordening
alleen betrekking op den heer Vogelesang, zoodat de andere leeraren
hunne gewone periodieke verhooging van ƒ200 behouden?
De Voorzitter. Ja.
Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop de door Curatoren voor
gestelde wjjziging der Verordening aangenomen.
Volgn. 123 wordt in dien zin gewijzigd zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
De Volgnrs. 124 en 125 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 126. Jaarwedden der onderwijzers Lager onderwijs.
De Voorzitter. Op de school van den heer Brouwer is een nieuwe
onderwijzer noodig. Het Volgn. zal daarvoor moeten worden verhoogd
met f 550, maar daarentegen verminderd met f 700.
De heer Van Hamel. M. d. V.! Bij dit Volgn. werd in eene sectie
inlichting gevraagd over de juistheid van het gerucht, dat, wanneer
hoofden van scholen verlof vragen om voor het afnemen van examens
tijdelijk afwezig te zijn, door Burg. en Weth. hun opgelegd wordt
de eerste onderwijzers, die hen alsdan vervangen moeten, daarvoor
tesalarieeren. Indien dit waar ware, meende men dat zulks niet
regelmatig noch rechtmatig was.
Daarop antwoorden Burg. en Weth. »Wij zien in deze wijze van
handelen niets onregelmatigs noch onrechtmatigs."
Burg. en Weth. schjjnen dus aan de hoofden verlof te geven, ter
wijl het mij voorkomt dat volgens art. 7 van de verordening van
1880 de Burgemeester dat verlof moet verleenen. Ik wensch
hierop de aandacht te vestigen, daarbjj de vraag voegende of het
voornemen bestaat om ook in het vervolg aan het verleenen van
verlof de bedoelde voorwnarde te verbinden
De Voorzitter Het was mij ontgaan dat bet de taak van den
Burgemeester alleen was om het verlof te verleenen. Zooals de heeren
weten hadden wjj vroeger geen Wethouder van Onderwijs. Toen de
heer Bool die functie op zich nam, hebben wij het geven van ver
loven op den Wethouder van Onderwijs overgedragen. Dit was eene
fout want het strijdt met de verordening. Waren wij daarop bedacht
geweest dan had ik zeker de voorwaarde waarop gedoeld wordt niet
gesteld. Bij de nieuwe verordening welke nu onderhanden is zal
echter het geven van verlof worden opgedragen aan den Wethouder
van Onderwjjs, wanneer de Raad zich daarmede vereenigt. Ik meen
ook dat de verplichting een hoofd opgelegd om een deel van zijne
vacatiegelden aan den eersten onderwijzer uit te keeren onregelmatig
en onrechtmatig is Deze toch vindt in zijn hooger salaris eene be
looning voor de gevallen waarin hij het hoofd van de school moet
vervangen. Ik geloof dat wij niet het recht hebben zulk eene ver
plichting een hoofd op te leggen.
De heer Dekhuizen. Ik geloof werkelijk dat deze quaestie nu zeer
moeielijk te behandelen is, bet best zal zij kunnen worden uitgemaakt
door overleg tusschcn [de Schoolcommissie en het Dag. Bestuur. In
de regeling van het geven van verlof, tot nog toe eene vrij arbitraire
bevoegdheid, is juist op mijn aandringen eenige regel gebracht. En
ik acht het daarom ook zeer wenschelijk dat door overleg tusschen
Schoolcommissie en Dag. Bestuur eene goede regeling voor het geven
van verlof tot stand kome.
De heer Was. M. d. V.! Ik geloof, dat het antwoord aan den heer
Dekhuyzen gemakkelijk is te geven. Dat er een regel moet gesteld
worden bij het geven van verlof aan hoofden van scholen, ook om
deel te nemen aan cxamen-commissiën, is juist, doch alleen, omdat de
goede gang van het onderwijs gewaarborgd blijven moet.
Niemand zal ontkennen dat het deelnemen aan de commissiën een
groote eer is voor onze onderwijs inrichtingen, doch daarom zal zeker
nog niet elke uitnoodiging daartoe kunnen worden toegestaan. Ook
dit heeft een grens. Het zou toch kunnen zijn als hel hoofd der
school al te dikwijls afwezig was, dat de goede gang van het onder
wijs daaronder leed. Maar dit is dan ook het eenige motief, waarom
een dergelijk verzoek moet worden geweigerd. Alleen op het belang
van onze onderwijs-instellingen moet gèlet worden bij het toestaan
of weigeren van dergelijke verzoeken.
Wat hebben nu Burg. en Weth. gedaan De heer Van Hamel heeft er
reeds op gewezen, dal hel toeslaan of weigeren van verlof aan het
hoofd der school niet aan Burg. en Welh., maar aan den Burgemeester
staat, 'volgens art. 7 der verordening ven 11 Nov. 1880, houdende
instructie voor de hoofden der openbare lagere scholen.
Doch deze incompetentie daargelaten, hebben Burg. en Welh. de
verordening toegepast
Zij hebben gezegd aan de hoofden der scholen, die verlof vroegen
om deel te nemen aan exainen-commissiën: wanneer gij een deel
uwer emolumenten aan den eersten onderwijzer afstaat, kunt gij gaan.
Zij hadden evengoed verlof kunnen geven op conditie, dat zij een
gedeelte hunner emolumenten in de gemeentekas stortten, of aan de
algemeene armen schonken.
Nu is het een bedenkelijke zaak, dat men een hoofd der school,
die tegenover Burg. en Welh. in een ecnigszins ondergeschikte positie
slaat, een voorwaarde oplegt, welke in strijd is met de wet, eene
voorwaarde, waartoe de autoriteit, welke haar oplegt, volkomen on
bevoegd is en welke het hoofd der school, stond hij op vrijer stand
punt, kalm naast zich neêr zou leggen en niet nakomen.
De quaestie komt mij zeer gewichtig voor. In onze afdecling is
de zaak uitvoerig besproken door den heer De Goeje en mij. Nu
moet ik zeggen, dat het antwoord van Burg. en Weth. hoogst onvol
doende en in geenerlei opzicht afdoende is. Burg. en Welh. zeggen
eenvoudig zonder een enkel argument: wij vinden het opleggen van
zulk eene voorwaarde noch onrechtmatig, noch onregelmatig; maar
Burg. en Welh. hebben geen rekening gehouden met de groote en
gewichtige argumenten, die er tegen zijn ingebracht. Nu wil de heer
Dekhuyzen de zaak renvoieeren naar de Schoolcommissie. Ik heb
echter weinig lust dit renvooi te aanvaarden. Wij zjjn met die endos
sementen, met dat overleg van den tegenwoordigen Wethouder van
Onderwijs nooit gelukkig geweest. Wanneer het verleden jaar lot een
resultaat had geleid, zou thans reeds de wijziging der verordening
op het lager onderwjjs zijn tot stand gekomen en de positie van vele
onderwijzers verbeterd zijn.
Maar bovendien geloof ik, dat de Raad op het oogenblik volkomen
in staat en bevoegd is de zaak te bespreken. Er is reeds tusschen
enkele leden van den Raad en het Dag. Bestuur over deze zaak een
conflict en de Raad zal thans te beslissen hebbenwanneer Burg. en
Weth. blijven bij hunne rneening, moet men de beslissing niet laten
afhangen van den uitslag èener discussie tusschen de Schoolcommissie
en het Dag. Bestuur. Dit is volmaakt overbodig.
In de sectie hebben wij reeds op het feit opmerkzaam gemaakt,
dat eene autoriteit hare bevoegdheid overschrijdt en buiten de grenzen
treedt van het haar toegekende recht.
De zaak is in het antwoord zoo goed als onbesproken. Eenvoudig
heeft men sans phrases bij de onjuiste meening volhard.
Wanneer nu de Wethouder van Onderwijs niet het bevredigend
antwoord geeft, dat wij redelijkerwijs hadden mogen verwachten, nl.
dit: dat tot het opleggen van de bekende voorwaarde gcene enkele
autoriteit bevoegd is, en men zich in het vervolg er van zal ont
houden, dan zal ik verplicht zijn hieromtrent van den Raad eene
beslissing uit te lokken.
De heer Dekhuizen. In de eerste plaats moet ik verklaren dat de
gewichtige argumenten die tegen de regeling zouden zijn ingebracht
mij niet bekend zijn. In het sectieverslag vind ik ze niet. Daar
leest men: «Indien dit waar ware, meende men dat zulks niet regel
matig noch rechtmatig was, daar Burg. en Weth. wel bevoegd zijn
om het verlof te weigeren of in te willigen, doch niet om daaraan
voorwaarden te verbinden." Is dit nu ernst of niet? Zouden Burg.
en Weth. aan het verleenen van verlof geene voorwaarden mogen
verbinden? Wie een week lang in den tjjd dat de examens worden
afgenomen de betrekking van Wethouder van Onderwijs waarneemt,
zal onmiddellijk bemerken dat het niet aangaat om nooit aan het
verleenen van verlof voorwaarden te verbinden.
De examentijd toch valt gewoonlijk legen het einde van den ouden
en het begin van den nieuwen cursus op de scholen. Nu moet al
dadelijk aan een hoofd der school die verlof vraagt om in een examen
commissie zitting te nemen, deze voorwaarde worden gesteld, dat hij
in overleg trede met den Voorzitter der examencommissie, opdat hjj
op de dagen der admissieexamens, der inschrijving, van de openbare
les in de school aanwezig zij en zoo meer.
Gisteren nog is iemand bij mij geweest om over een zoodanig verlof
voorloopig te spreken, en dan komen er dadelijk zoovele omstandig
heden by te pas, dat wanneer Burg. en Welh. aan het geven van
verlof geene verdere voorwaarden zouden mogen verbinden, zij zouden
eindigen met ten slotte steeds het verlof te weigeren.
Men moet trachten een uitweg te vinden om de belangen van de
school, van het onderwijs en van de onderwijzers te combineeren.
Het deelnemen van hoofden van scholen aan het afnemen van examens
wordt hier volstrekt niet zoo tegengewerkt als men het wel wil doen
voorkomen. Het Dag. Bestuur van Leiden behoort in dit opzicht tot
de allerroyaalste gemeentebesturen; ook nu nog. In de laatste examen
commissie waren van de 13 leden, wanneer mijn geheugen mij niet
bedriegt, slechts 2 hoofden van openbare scholen en die waren beiden
uit Leiden. En dit komt ook daardoor, omdat, zoo ik goed ben
ingelicht, verschillende gemeentebesturen steeds verlof weigeren aan
hunne onderwijzers om in examen-commissiën zitting te nemen. In
andere gemeenten bestaat de bepaling, zooals nu ook sprake is hier
in te voeren, dat een hoofd der school slechts eens per jaar in eene
examen-commissie inag zitting nemen. Wij hebben gezegd: elke
examen-commissie die een hoofd van eene school uitnoodigt om aan
het examen deel te nemen, kan er op rekenen dat één hoofd verlof
kan krijgen. En dan begint weder het wikken 'en wegen over de
voorwaarden welke in het belang van het onderwijs zullen moeten
worden gesteld.
Ik geloof voldoende te hebben aangetoond hoe moeilijk eene rege
ling is te maken, er zal heel wat heen en weer geschrjjf tusschen
Schoolcommissie en Dag. Bestuur noodig zjjn, eer zy tot stand is ge-