82
DONDERDAG 26 OCTOBER 1893.
is hel allerminst gewenscht en onnoodig zulk een toestand in het leven j
te roepen.
Wal toch is het geval? De eerste eiseh, die het Wetboek van
Koophandel aan den makelaar stéft, is dat hij in het vak of de
vakken, waarin hij is aangesteld, nooit voor eigen rekening handel
zal mogen drijven, noch direct, noch indirect; hij inoel dit zelfs vóór
het aanvaarden zijner betrekking bij eede beloven. Dat deze verbods
bepaling voor den eerlijken makelaar ontzaglijk groote bezwaren op
levert en dan ook dikwijls overtreden wordt, schijnt niet te ontkennen
Men heeft zelfs voor die overtreding een spotnaam uitgedacht en
noemt die handelwijze «lippen" In de groote handelssteden, waar
talrijke makelaars elkaar concurrentie aandoen, heeft men mij gezegd,
dat wel de helft der makelaars zich daaraan schuldig maken. iSu
wil ik direct aannemen, dat deze voorstelling erg overdreven is en
dat het een pessimist was, die mij dit verhaalde, maar iets zal er
toch wel van aan zijn Ik zou dus wel willen adviseeren al geloof
ik ook niet dat mijn advies den doorslag zal geven legen dit
voorstel te stemmen en niet tot de benoeming over te gaan, tenzij
het op goede gronden mocht blijken, dal de invoering der makelaardij
in dit handelsvak hier in Leiden bepaald noodzakelijk is. Is dit
laatste niet het geval, dan vrees ik bovendien, dat de benoemde
makelaars, bij nauwgezette uitoefening van hun functies, nauwelijks
droog brood in die betrekking zullen verdienen.
(De heer Hasselbach komt ter Vergadering.)
De heer Fockema Anoreae. Slechts een enkele vraag, naar aan
leiding van uw antwoord, M. d. V.! aan den heer Cock. Ik ben
het met dat geachte medelid eens, dat wij niet verplicht zijn tot
die benoeming; in dat geval zou zij ons niet zijn opgedragen, dan
ware ons besluit volstrekt overbodig. Wij moeten slechts benoemen,
indien wij van oordeel zjjn dat dit in het publiek belang is.
De vraag of het dit is, splitst zich in tweeën. Vooreerst of een
bepaalde makelaardij noodig is. Ten tweede, of de benoeming van
een bepaald persoon gewenscht is. Ik zou de beantwoording der
eerste vraag wel willen overlaten aan het oordeel der mannen, die
zich als makelaars willen komen vestigen. Het komt ray voor, dat
de benoeming door het openbaar gezag vooral daarom door den wet
gever is noodig geacht, omdat aan de boeken der makelaars een
bijzondere bewijskracht wordt gegeven en zij zelve worden beschouwd
als openbare ambtenaren, aan wier verklaring ook in andere op
zichten meer waarde wordt gehecht, dan aan die van bijzondere
personen, men denke bijv. aan de identiteit van monsters.
Heeft het Dag. Bestuur zich uitdrukkelijk de vraag gesteld: is het
van algemeen belang, dat deze personen die ik trouwens volstrekt
niet ken en omtrent wie ik geen oordeel kan en mag vellen als
makelaars worden aangesteld; of is inderdaad het Dag. Bestuur bij
de overweging in deze uitgegaan van dezelfde premissen, die gij,
M. d. V. zoo aanstonds zelf steldet, wij mogen het niet weigeren?
Is dit eerste het geval en hebben Burg. en Weth. de overtuiging
verkregen, dat de verzoekers geschikte makelaars zijn, dan bestaat er
m. i. geen aanleiding om over de al of niet wenschelijkheid dezer
makelaardij een onderzoek in te stellen.
In ieder geval zou ik gaarne van het Dag. Bestuur vernemen, of
het zich de vraag gesteld heeft; Zijn deze personen geschikte make
laars ja, dan neen?
De Voorzitter. Het zyn personen die te goeder naam en faam
bekend staan en tegen wier benoeming als zoodanig derhalve volstrekt
geen bezwaar bestaat.
De heer Fockema Andreae. Wanneer dit u bekend is, zal ik mij
niet tegen de benoeming verzetten.
De heer Kerstens. M. d. V.! Ik zou wel willen vragen of er onder
zocht is, of de personen die het hier geldt, niet juist handelen in
het artikel waarvoor zij als makelaar wenschen te worden aangesteld.
In dat geval toch, zou de benoeming zijn in strjjd met de wet.
De Voorzitter. De benoeming door den Raad tot makelaar heeft
niets te maken met hunne handelingen als zoodanig. Handelen zij
als makelaar in strijd met de wet en met hun eed, dan is het de
taak der justitie om ben daarvoor te vervolgen.
De lieer Cock. M. d. V Met genoegen heb ik gezien dat de heer
Fockema Andreae het in hoofdzaak met mij eens is. Hij wil echter
indien ik goed verstaan heb de vraag, of eene benoeming als
makelaar noodig is, aan de personen zeiven overlaten, die om die
betrekking solliciteeren. Zoover nu kan ik niet gaan. Ik meen dat
de Raad wel degelijk heeft te vragen of het scheppen van een ambt
al dan niet noodig is.
Men zal mij misschien tegenwerpen, dat wanneer een makelaar
handel drijft in het artikel waarvoor hij als makelaar is aangesteld,
hij dit zelf moet weten en voor zijn eed en geweten, ja wellicht voor
den strafrechter zal dienen te verantwoorden. Aannemende echter
dat wij weten, dat iemand handel drijft in een artikel, waarvoor hij
als makelaar wenscht te worden aangesteld ik spreek hier geheel
in het algemeen en heb volstrekt nu niet het het oog op de heeren
Wee en Van der Meer zoo vraag ik, of wij een zoodanig persoon,
zonder nader onderzoek naar de omstandigheden, waarin hij verkeert
wel tot makelaar mogen benoemen? Doch dit daargelaten, wij hebben
het in Leiden tot nog toe altijd zonder makelaars gedaan, en nu
kunnen zeker de omstandigheden veranderen, doch zoolang deze naar
mijne meening niet veranderd zijn, zie ik ook niet de noodzakelijkheid
in om eene betrekking te scheppen die gevaar kan opleveren. Men
vergele niet dat, hebben wij eens de twee thans solliciteerende personen
eene aanstelling gegeven, wij billijkerwijze alle nader te verwachten
aanvragen van dezelfde strekking zullen moeten inwilligen, tenzij
natuurlijk die aanvragers als minder eerlijk oi soliede bekend stonden.
Hoofdzaak is intusschen voor mij in deze geheele zaak mijne vrees
voor den strijd tusschen beurs en geweten; zij geeft voor mij den
doorslag. Die strjjd heeft m(j indertijd doen stemmen tegen de in
komstenbelasting. En naarmate die strijd meermalen voorkomt en
dus ook meermalen moet gestreden worden, naar diezelfde mate is of
wordt zij gevaarlijker en bezwijkt men er lichter onder.
Bij de inkomstenbelasting doet zich die strijd maar eens per jaar,
bij de successie-belasting maar eene enkele maal in het leven gevoelen,
doch een makelaar die veel zaken doet, komt dagelijks wel vijftigmaal
in verzoeking en dus in strijd tusschen zijn beurs en zijn geweten.
De Voorzitter. Wij kunnen het verzoek aanhouden en in handen
stellen van de Kamer van Koophandel om advies.
De heer Van Kempen. Daar zou ik mij zeer goed mede kunnen
vereenigen M. d. V.! Anders toch zullen wij nu gaan benoemen per
sonen Van wie wij niets weten, terwijl wij ook niet weten of de
betrekking noodig is.
De Voorzitter. Ik stel dus voor om het verzoek aan te houden
en te stellen in handen van de Kamer van Koophandel.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
II. Idem van J. Van Bladel, om ontslag als derde onderwijzer aan
de Jongensschool 2e klasse.
(Zie Ing. St. n'. 275.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming een eervol
ontslag verleend, met ingang van I December 1893.
III. Idem van J. W. Wierda, omtrent de levering van schoolboeken
en schoolbehoeften, met het voorstel oin tot eene openbare aanbe
steding over te gaan.
(Zie lng. St. n'. 278.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig
het voorstel van Burg. en Weth. besloten.
IV. Idem van W. Van de Goorberg, omtrent overwulving van een
gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk.
(Zie Ing. St. n". 279.)
Hierop wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig
beschikt.
V. Idem van J. Boot, ter bekoming van grond bij het Zijlhek.
(Zie Ing. St. n°. 280.)
Wordt aangehouden.
VI. Verzoek van S. Van Leeuwen, om een brug te leggen over de
sloot langs den Hoogen Rijndijk.
(Zie Ing. St. n\ 281.)
VII. Idem van Dr. Jan Ten Brink, om vrijstelling of terugbetaling
van schoolgeld, Gymnasium.
(Zie Ing. St. n'. 283.)
VIII. Idem van de Wed. Dr. G. C. SteynisNoordziek, om vrij
stelling of terugbetaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor
Jongens. 1
(Zie Ing. St. n'. 284.)
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming oveenkomstig de voorstellen van Burg. en
Weth. beschikt.
IX. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1893, van het H. G. of
Arme Wees- en Kinderhuis.
(Zie Ing. St. n". 287.)
De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar
tegen de goedkeuring.
X. Begrooting van de Stedelyke Werkinrichting voor. 1894.
(Zie Ing. St. n». 288.)
De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft geene bezwaren.
XI. Staat Model A op de begrooting over 1893 ad/355.98. Kosten
van overbrenging van het Archief.
(Zie lng. St. n°. 286.)
De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft geene bezwaren.
Deze punten worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XII. Rapport van de deskundigen omtrent de Gehoorzaal.
De Voorzitter. Ik heb de eer voor te stellen, thans bij Raads
besluit de aanvraag om crediet te verleenen en de zaak zelve in
extenso in een nader te bepalen Vergadering te behandelen.
Bij de beschikbaarstelling van het crediet is eenige haast en over
de zaak zelve zullen de meeste leden waarschijnlijk liever nu niet
spreken, aangezien dit 1°. nog al eenig oponthoud zou veroorzaken
en 2°. de heeren niet in de gelegenheid zijn geweest het geheele
rapport behoorlijk te onderzoeken.
De heer Van Hoeken. Alvorens aan uw voorstel mijn stem te geven,
zou ik, M. d. V., wel willen vragen, of het niet wenschelijk zoude
zijn, het rapport in handen te stellen van de Commissie van Fabricage.
De zaak is toch geheel buiten de Commissie om behandeld en, of
schoon ik er niet voor ben eene verantwoordelijkheid op mij te nemen,
waar ik buiten kan, zou ik het toch raadzaam vinden het College in
deze te kennen, opdat wij niet den schijn op ons zoude laden, van
de Commissie niet bevoeg te achten in deze te oordeelen.
De heer De Stürler. Het rapport is in onze Commissie niet be
handeld, omdat er, zooals den heeren bekend is, op spoed werd aan
gedrongen, en wij ons niet verantwoord achten tegenover het publiek,
wanneer wij dien spoed niet zouden hebben betracht. Hoe snel de
Commissie de zaak ook zoude hebben willen behandelen, tot eenig
oponthoud had dit in elk geval aanleiding gegeven.