r 68 op de grootc teleurstelling, door hem ondervonden tengevolge van de vermindering van het aantal lesuren aan de Kweekschool voor onder wijzers en onderwijzeressen alhier, waardoor zijne oorspronkelijke jaarwedde aan die Kweekschool met 225 verminderd werd. Naar onze meening ligt de fout in de Verordening, die den leeraar in de Engelsche taal een op zich zelf geheel onvoldoend tractcment toekent. Aanvankelijk waren wij dan ook voornemens, U voor te stellen de jaarwedde van den leeraar te verhoogen tot f 1200. lntusschen heeft het overleg met den Inspecteur der Gymnasia, die tegen een dergelijk voorstel bedenkingen in het midden bracht, ons doen be sluiten, een anderen weg in te slaan. Daar het hoofdbezwaar gelegen is in de onvoldoendheid der aan- ttangsjaarwedde, zou hieraan kunnen worden tegemoetgekomen, door die jaarwedde te bepalen op 1200, doch tevens de twee driejaar* lijksche verhoogingen ten opzichte van dezen leeraar van f 200 terug tc brengen tot f 100. Op deze wijze kan de leeraar in de Engelsche taal geholpen worden, zonder dat de financiccle belangen der ge meente geschaad worden. De Inspecteur der Gymnasia schrijft ons naar aanleiding van bovenstaand voorstel: »Door deze regeling vlei ik mij, dat het hoofdbezwaar van Uw College, de onvoldoendheid der aanvangsjaarwedde, uit den weg zal zijn geruimd. Indien eeu daartoe strekkend voorstel van Uw College door den Gemeenteraad wordt aangenomen, ben ik bereid de goedkeuring van het Raadsbe sluit door den Minister van Binnenlandsche Zaken zooveel mogelijk te bevorderen.'' Wij hebben mitsdien de eer U voor te stellen de Verordening van 5 Juni 1879 te wijzigen in dien zin dat a de jaarwedde van den leeraar in de Engelsche laai wordt vastgesteld op f 1200 en b dc twee driejaarlijksche verhoogingen ten opzichte van dien leeraar worden bepaald op f 100 telkens. Aan den Gemeenteraad Curatoren van het Gymnasium te Leiden, van Leiden. P. L. Rijke, 1. President. O. W. Sipkes, Secretaris. N'. 278. Leiden, 16 October 1893. Door J. W. Wierda is bij nevensgaand request verzocht dat hem de levering van schoolboeken en schoolbehoeflen worde opgedragen voor den tijd van drie jaren ingaande 1 Januari 1894. Sedert geruimen lijd is deze levering onder de hand gegund eerst aan Zitman en laatstelijk aan de weduwe Oostvecn en zulks om bij zondere redenen. Wij achten het echter wenschelijk dat thans tot eene openbare aanbesteding worde overgegaan, omdat er o. i. geen aanleiding bestaat om thans van den regel af te wijken. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten dat de levering van schoolboeken en schoolbehoeflen in het openbaar zal worden aanbesteed voor den tijd van vijf jaren, ingaande 1 Januari 1894 en afwijzend te beschikken op hel verzoek van J. W. Wierda. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Jan Willems Wierda, Boekhandelaar alhier, dat met 31 December a. s. de termyn eindigt waarop voor drie jaren de levering van schoolboeken en schoolbe- hoeften aan Mejuffrouw de Wed. Oostveen werd verleend, dat deze levering langen tijd te voren aan den heer Zitman was toegekend, dat toen deze zijn zaken eindigde ondergeteekende had gehoopt, dat ook hij voor de levering in aanmerking mocht komen, dat niel tegenstaande het verzoek van eenige boekhandelaren, tot welker onderteekenaars ook hij behoorde, om in den bestaanden toe stand verandering te brengen, de levering werd gegund aan een persoon, zich noemende opvolgster van den heer Zitman, maar feitelijk buiten den boekhandel staande en bare verplichting slechts 2} jaar is nagekomen om de rest der levering aan haren opvolger over te laten. Redenen waarom hij eerbiediglijk verzoekt dat de Raad der ge meente voor de drie volgende jaren, die levering op de bestaande voorwaarden aan hem moge opdragen. Met verschuldigde hoogachting, Zyn gehoorzame dienaar, Leiden, 20 September 1893. J. W. Wierda. N°. 270. Leiden, 19 October 1893. Na overleg met de Commissie van Fabricage bestaat by ons geen bezwaar tegen de inwilliging van nevensgaand verzoek van W. Van de Goorberg te Zoeterwoude, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven: 1". aan adressant behondens voor zooveel noodig toestemming van het Hoogheemraadschap Rijnland en Gedeputeerde Staten, ver gunning te verkenen de bermsloot voor het bouwterrein kadaster sectie A, n". 4106 en 4107 gelegen aan den Hoogen Rijndijk onder de gemeente Zoeterwoude te overwulven onder voorwaarde: a dat de sloot alvorens overwulfd te worden, behoorlyk worde schoongemaakt, b dat door adressant eene teekening van de overwulving ter goed keuring aan Burg. en Weth. worde overgelegd, c dat het gewelf en de zymuren van Waal- Rijn- of IJsselklinkers worden gemaakt, minstens 0.33 M dik alles ten genoege van Burg. en Weth. d dat alle schade aan de bermen door de gemeente worde hersteld en de kosten daarvan door adressant worden vergoed, e dat de vergunning vervalt wanneer daarvan niel binnen 3 maan den gebruik wordt gemaakt, en dat adressant 3 dagen vóór den aanvang der werkzaamheden daarvan aan den Gemeente-Architect schriftelijk kennis geeft. 2®. het door de overwulving verkregen terrein, voor zoover het aan de gemeente Leiden behoort, tot wederopzeggens aan adressant in gebruik te geven, onder bepaling dal het tot tuin worde ingericht en op 1 meter van de booraenrei door een ijzeren hek wordt afge scheiden en tegen betaling van eene jaarlijksche recognitie van 3} cent per cenjiare. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen W. Van de Goorberg te Zoeterwoude dat hij de bermsloot voor het bouwterrein, kadaster Sectie A, n#. 4106 en 4107, gelegen aan den Hoogen Rijndijk, gemeente Zoeter woude, wenscht te overwulven en den daardoor verkregen grond tot tuin aan te leggen met afsluiting van ijzeren hekken. Mochten er bezwaren zijn om adressants verzoek toe te staan, dan de vergunning te willen verleenen voor het maken van drie houten bruggen met vaste landhoofden en het maken van eene walbeschoeiing langs voormelde bermsloot en het bouwterrein. Het voorscbrcvene verzoek is mede gericht aan HH. Gedeputeerde Stalen van Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Rijnland. Vertrouwende op eene gunstige beschikking Uwer Vergadering. 't Welk doende, Zoeterwoude, 23 September 1893. W. Van de Goobberg. N'. 280. Leiden, 19 October 1893. Door Jacobus Boot te Leiderdorp, is bij nevensgaand adres de eigendom verzocht van een stuk grond gelegen achter de pachters woning by het Zijlhek, tegen inwilliging van welk verzoek noch bij de Commissie van Fabricage noch bij ons College bezwaar bestaat. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan Jacobus Boot te Leiderdorp in eigendom af te staan een strook grond onder Leiderdorp nabij het Zijlhek en een gedeelte water ter halverwege van de aangrenzende slooten, kadastraal bekend Sectie A n°. 1838 gedeeltelijk, tegen betaling van een koopsom van acht gulden per centiare en van de kosten van overdracht, onder bepaling: a. dat door adressant over de bermsloot een brug moet worden gelegd als uit- pad. waarvoor eene jaarlijksche recognitie van f 1 door hem moet worden betaald, b. dat voor rekening van adressant tot afscheiding van de perccelen een schutting moet worden geplaatst en onder houden ten genoege van Burg. en Weth. en zullende in deze schut ting geene deuren mogen worden gemaakt, c. dat de oppervlakte van den te verkoopen grond aan adressant door den Gemeente-Architect zal worden aangewezen, d. dat adressant zich vóór 1 December a. s. schriftelijk moet verklaren of hij den grond onder de gestelde voor waarden wenscht te aanvaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad der gemeente Leiden. EdeleAchtbare Heeren! De ondergeteekende vraagt met den meest verschuldigden eerbied om aan hem te verkoopen een gedeelte van den grond van de pachterswoning aan het Zijlhek gelegen onder de gemeente Leider dorp voor den prijs die door Uw EdeleAchtbaren wordt vastgesteld. 't Welk doende, Uw Edele Dienstw. Dienaar, Leiderdorp, 3 October 1893. Jacobus Boot. N*. 281. Leiden, 19 October 1893. Na overleg met de Commissie van Fabricage geven wij Uwe Ver gadering in overweging aan S. Van Leeuwen, naar aanleiding van het door hem hierby overgelegd verzoek, behoudens voor zooveel noodig toestemming van het Hoogheemraadschap van Rynland en Gedepu teerde Staten van Z.-H., tot wederopzeggens vergunning te verleenen een brug te leggen over de bermsloot by de buitenplaats Rynstroom aan den Hoogen Rijndijk, onder bepaling dat de brug worde gemaakt volgens een door adressant in te zenden ontwerp ten genoege van Burg. en Weth., dat de berm door de gemeente worde hersteld voor rekening van adressant en tegen betaling van eene recognitie van f 1 's jaars. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan HH. Burg. en Weth. der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kenDen de ondergeteekende S. Van Leeuwen, aannemer wonende Plantsoen alhier, dat hij eigenaar is geworden van een gedeelte tuin behoorende by de buitenplaats «Rijnstroom" staande aan den Hoogen Rijndijk ge meente Zoeterwoude, geteekend nummer 137; dat hij over de bermsloot tot toegang naar bedoeld terrein een brug wenscht te leggen. Reden waarom hy UEdAchtb. beleefd verzoekt hem de noodige vergunning daartoe, wel te willen verleenen. 't Welk doende enz., Leiden, 7 October 1893. S. Van Lebuwbn. N*. 282. Leiden, 16 October 1893. Bij ons College bestaat geen bezwaar tegen de inwilliging van nevensgaand verzoek van J. J. L. Wee en J. Van der Meer Gz., han-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 2