DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1893. 75 maar slechts een gedeelte van hetgeen het hoofd der school beweert noodig te hebben, wil ik met bet toestemmen van deze bijdrage niets praejudicieeren; wanneer het later nog eens noodig mocht wezen, zal ik wederom zeggen: er is nog meer noodig Bij de begrooting zullen wij wederom dezelfde moeilijkbeden hebben, omdat de quaestie van hetgeen noodig is en betgeen gegeven kan kan worden bij deze buitengewone toelage wederom niet is uitge maakt. Ik had gehoopt, dat men thans tot het juiste cijfer zou zijn gekomen. Tot mijn spijt merk ik thans, dat dit niet het geval is en daarom stel ik voor thans te stemmen vóór het voorstel, ofschoon er wellicht binnen kort weder meer noodig zal zijn. De heer Jota Het is mg niet duidelijk, hoe de heer Du Rieu tot de conclusie is gekomen, dat deze aanvulling van de kosten voor vuur, licht en schoonhouden niet voldoende zoude zijn en er voor den dienst van 1893 later wederom suppletie zoude moeten worden aangevraagd. Wij zijn tot het doen dezer voordracht gekomen door de hoofden der scholen er op te wjjzen, dat indien het hun voorkwam, dat de gelden, toegestaan voor 1893, niet voldoende zouden zijn, zij niet moesten wachten tot het bedrag overschreden zou zyn, maar het vooruit moesten opgeven. Nu de helft van 1893 verstreken is, kunnen zij nagaan hoeveel voor hunne scholen vermoedelijk nog noodig zal zijn. De daarop ingekomen antwoorden hebben wij meerendeels gevolgd. Mij dunkt, dat wij niet meer konden doen. Wat nu aangaat, dat nu toch zou blijken dat Burg. en Weth. bij de behandeling van de bcgrooting voor 1893 de sommen voor vuur, licht en schoonhouden te laag geraamd hebben, en dat de aanvragen van de hoofden der scholen niet te ruim waren, begrijp ik ook niet; want voor 1893 is voor vuur en licht toegestaan 3510, terwijl ge vraagd was f 3885. Dit is dus reeds een verschil van 375. Voor het schoonhouden was gevraagd 2920 en toegestaan f 2100, dus f 820 minder, derhalve te zamen ongeveer f 1200 minder toe gestaan, dan aangevraagd was. Nu wil men voor hetgeen nog noodig is 440 suppleeren. De bezuiniging op die posten is derhalve nog ongeveer f 760 dus nog vrij aanzienlijk. Hierbij moet nog in aan- merking genomen worden dat het hoofd der school 3e kl. n°. 3 voor vuur en licht voor 1893 f 325 heeft aangevraagd en gekregen, doch desniettemin thans f 50 meer vraagt. Eveneens heeft het hoofd der school 4e kl. n°. 2 f 250 gevraagd en gekregen, en nu bovendien f 25 suppletie. Van deze tekorten kan men ons dus moeieljjk een verwijt maken. Wij zijn bij het opmaken dezer voordracht volstrekt niet lichtvaardig te werk gegaan; wij hebben nauwkeurig aanteekening doen houden van alles wat gebruikt was in het eerste en tweede kwartaal 1893. Daaruit konden wij de gevolgtrekking maken, wat vermoedelijk in de laatste helft van 1893 noodig zou zijn. De heer De Goeje. Ik moet even eene opmerking maken naar aanleiding van hetgeen door den Wethouder is gezegd. i Meer dan één hoofd van scholen heeft mij verzekerd in de mee ning verkeerd te hebben dat hij het moest doen met het bedrag op de begrooting voor zijne school uitgetrokken. Tengevolge daarvan werd aan de werkvrouwen medegedeeld dat zij niet meer konden krijgen wat zij vroeger ontvingen, en al beweerden sommige dier vrouwen dat zij het voor hel lagere loon niet goed konden doen. er was niets aan te veranderen, er werd niet meer betaald. Dit is het stelsel, in Engeland het sweating-systeem genoemd, om van een klein loon nog zooveel mogelijk af te dingen. Ik wil daar mede natuurlijk niet beweren dat het geheele cijfer der besparing dezen oorsprong heeft. Ik meen dat het de bedoeling van den heer Dn Rieu geweest is te vernemen of hetgeen thans toegestaan wordt, overeenkomt met het geen de hoofden van scholen beweren voor het laatste half jaar te kort te komen. De heer Du Rieu. Het is mij zeer gemakkelijk den heer Juta op zijne vraag een antwoord te geven. Toevallig een der hoofden van scholen, den heer Van der Heyde, ontmoetende, zeide ik tot hem: met deze bijdrage zijn de heeren dus geholpen. Wel neen! antwoordde dat hoofd, ik heb nog aangevraagd 50, maar er is mij gezegd: gij moet het maar met f 25 doen. Nu ben ik niet in de gelegenheid geweest om bij alle hoofden van scholen rond te gaan, maar uit hetgeen ik van dat eene hoofd ver nam, maakte ik de gevolgtrekking dat met de andere hoofden op gelijke wijze was gehandeld. Kan de heer Juta ons nu mededeelen dat alleen den heer Van der Heyde niet is gegeven wat hij gevraagd heeft, dan vervalt natuurlijk mijne gevolgtrekking. Ik wensch niets liever dan dat er zuinigheid worde betracht, maar wanneer het eerste het beste hoofd van een school dien ik spreek mij zegt dat hij niet genoeg heeft aan hetgeen hem alsnog is toe gestaan, dan trek ik daaruit de conclusie dat er later voor de andere hoofden ook nog meer noodig zal blijken te zijn. Komt evenwel dat hoofd alleen te kort, dan zal ik verder zwijgen. De heer Juta. Van vele hoofden van scholen zijn aanvragen inge komen en aan bijna allen is toegestaan wat zij hebben gevraagd. Of nu de heer Van der Heyde iets minder heeft gekregen, kan ik op dit oogenblik niet met zekerheid zeggen. In elk geval zal de rekening over 1893 naderhand wel uitwijzen hoe het hiermede ge steld is. Wanneer alle hoofden van scholen medewerken in den geest van bezuiniging dien de Gemeenteraad tegenwoordig bezielt, dan inaak ik mij sterk dat de thans door Burg. en Weth. cijfers voldoende zullen blijken te zijn. De beraadslaging wordt gesloten. De staat wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XVI. Idem als voren ad/267. Kosten van de parallclklassen Hoogere Burgerscholen. (Zie Ing. St. n°. 250 en 259.) XVII. Idem als voren ad f 1000. Kosten voortvloeiende uit het ^VHn niaatregelen ten behoeve van den openbaren gezondheids- (Zie Ing. St. n*. 251 en 259.) Deze stalen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging ofhoof- delyke stemming goedgekeurd. Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Muré. gColOlGlli

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1893 | | pagina 7