74
DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1893.
Raad nooit een goed tarief vaststellen; de pachter alleen kan zulks
goed doen. «Toonkunst" bijv. zal hij het maximum laten betalen,
kleinere vereenigingen weder minder.
En omtrent die zaak hebben wij niet gekregen voldoende inlich
tingen; van daar mijne klacht.
De heer Drucker. M. d. V.! Het spreekt wel van zelf dat de pachter
uit deze discussie geene rechten kan ontleenen.
Maar uit den mond van verschillende sprekers heb ik uitlatingen
opgeteekend, waarop ik mij allicht als pachter bij gelegenheid zoude
beroepen.
Er is bijv. gezegd, dat hij wel eens niet bereid zoude kunnen zijn
om te continueeren. Dit is eene uitdrukking die den pachter meer
recht schijnt te geven dan hem toekomt.
Verder dat wij bij aanneming van het voorstel van den heer Was
ontbinding van het contract zouden hebben. Neen! dan zullen wij
nog eens zien of wij die ontbinding toestaan, wanneer de pachter
ze vraagt.
Ook is gezegd dat wij hem het bestaan onmogelijk maken. Wanneer
echter iemand hierin de schuld treft dan is het den heer Duyser
zelf die hooger heeft ingeschreven, dan hij thans wenschelijk schijnt
te achten. Op het oogenblik dat hij inschreef wist hij reeds hoe het
tarief er zoude uitzien, hij heeft daarop zijne inschrijving gegrond.
Nu wil ik wel gelooven dat zij die geneigd zijn voor het voorstel
van Burg. en Weth. te stemmen, het tarief niet willen verlagen ten
behoeve van den pachter maar ten behoeve van het publiek. Dit
neemt echter niet weg, dat aanneming van het voorstel zeer in het
belang van den pachter zal zijn. En nu ben ik het geheel eens
met den heer Van Lidth de Jeude dat wij dit belangrijke wapen op
dit oogenblik niet uit de handen moeten geven, want een wapen
tegenover den pachter is en blijft het.
De heer Van Kempen. Ik ben niet voor een uitmergelingsysteem.
Ik ken den pachter volstrekt niet, heb dus voor hem geen sympathie
of antipathie, maar ik wil alleen zeggen, dat ik er geen enkele reden
voor weet, om den man niets te laten verdienen. Wanneer er niets
wordt verdient is er geen ware toestand; om met animo te werken,
moet er iels aan te verdienen zijn.
Is het dus gebleken dat bet tarief te hoog is, dan moet het ver
laagd worden. Wanneer de heer Was nu zegt dat wij niet in staat zjjn om
een tarief te maken, dan moet ik er mijn verwondering over te
kennen geven dat het vroegere tarief toch ook hier gemaakt is,
waarschijnlijk zelfs met assistentie van den heer Was.
En wanneer dan deze Raad niet in staat is een tarief te maken,
dan zouden wij beter doen ontslag te nemen en andere leden te
doen kiezen, die daartoe wel in staat zijn. Is het nu gebleken dat
de tarieven te hoog zijn, dan is het onbillijk den man daarmede te
doen voortgaan.
Ik moet er nog eens op drukken dat wij dezen abnormalen toe
stand verbeteren door de tarieven te verlagen. Wij zullen dan na
eenigen tijd de resultaten zien en wanneer wij dan weder tot een
gezonden toestand zjjn gekomen, kunnen wij de zaak opnieuw aan
besteden om ten slotte het meest te handelen in hel belang der
gemeente, dal is de meeste pacht te krijgen.
De heer Jota. Ik wensch de wijze te wraken, waarop de heer
Was mijne woorden heeft believen uit te leggen. Als men met
ernstige argumenten komt, ben ik bereid daarop te antwoorden,
maar tot tweemaal toe heeft hij op eene wijze over rajj gesproken,
alsof het zijn bedoeling was mij eenigszins belachelijk te maken.
Dit wensch ik te wraken. Ik kan niet aannemen dat het de
goedkeuring dezer vergadering zou verwerven, dat hier op eene
wjjze argumenten gebezigd worden, die ecnigermate de strekking
hebben de lachers op zijn hand te krijgen.
Bovendien heeft de heer Was onjuist geciteerd; hij heeft gesproken
van den heer Jula, terwijl ik heb gesproken van het College van
Burg. en Weth. Als mijn opvatting heb ik aangegeven, dat nu
niet alleen hier met hel verburen van de zaal, maar het komt her
haaldelijk voor dat wij onderhandelen moeten het College van
Burg. en Weth. de menschen ernstig heeft af te vragen of mede te
deelen, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, wat de voorwaarden zijn,
die op het oogenblik geldende zijn en daarna vraagt men hun de
cjjfers op te geven; maar wij zjjn geen kooplieden die inarchan-
deeren. Dit hebhen wij niet gedaan bijv. met den pachter van de
Beestenmarkt en ook niet met anderen. Ik voor mij zou er zeer
tegen zijn om, wanneer ons College in allen ernst iemands cijfers
vraagt en deze, eveneens de zaak ernstig opvattend, de som noemt,
te gaan loven en bieden als kooplieden. De heer Was mag dit in
het belachelijke trekken, maar ik blijf bij mijn meening. Als wjj
Duyser de zaak ernstig onder het oog brengen en hij geeft daarop
zijne voorwaarden te kennen, dan brengen wjj die aan den Raad
over en wij adviseeren aanneming of verwerping, op door ons aan
te geven gronden. Dit is, geloof ik, het zuiver standpunt van het
College van Burg. en Weth.
De heer Was. M. d. V.! Ik kan den heer Juta de verzekering
geven dat het nooit mijn bedoeling is geweest hem te grieven. De
heer Juta weet, daarvoor kennen wij elkander veel te lang, dat ik
voor hem zeer veel sympathie heb. Heb ik hem door de verheffing
van toon wellicht boos gemaakt, zoo geloof ik toch geen enkel woord
gezegd te hebben, dat aan de waardigheid van het debat te kort
doet. Ik meen dan ook dat hetgeen zoocven door hem gezegd is
als een critiek kan gelden op de leiding van den Voorzitter in dit
debat, die mij toch zeker wel tot de orde zou geroepen hebben,
wanneer ik de parlementaire perken te buiten ware gegaan.
Wat betreft de w(jze waarop Burg. en Weth. moeten onderhan
delen, ik geef toe dat ieder dit doet op zijn eigen manier, mits er
maar onderhandeld wordt. En nu heb ik gemeend er op te moeten
wijzen, dat uit het rapport niet blijkt dat er ernstige onderhande
lingen met den pachter hebben plaats gehad. En uit het rapport
alleen kan ik redeneeren, want ik ben niet in de vergadering van
Burg. en Weth. geweest.
In geen enkel opzicht kan ik verder deelen het standpunt dat de
heer Juta volgens zijn zeggen inneemt tegenover menschen met wie
hij als Wethouder onderhandelen moet. Zulk eene wijze van han
delen als door den heer Juta wordt gevolgd kan nooit tot eenig resul
taat leiden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De lieer Fockema Andreae. M. d. V.! D zult waarschijnlijk het
nieuwe tarief niet en bloc in stemming willen brengen. Zoude het,
om noodelooze stemmingen te voorkomen, niet wenschelijk zijn eerst
in beginsel uit te maken of tot eene verlaging van tarief zal worden
overgegaan.
Die vóór het denkbeeld van den heer Was zijn stemmen dan tegen
de verlaging.
De heer Drocker. M. d. V.! Burg. en Weth. verklaren het door
mij in de zitting van 13 Juli jl, gedane voorstel gedeeltelijk over te
nemen.
Door de wijziging zooals die nu door Burg. en Weth. is aange
bracht, ben ik echter nog niet geheel bevredigd en mocht dit punt
aan de orde komen, dan zou ik daarover gaarne het woord ont
vangen.
De Voorzitter. Ik zal dus eerst in stemming brengen het prin
cipe van de verlaging, alzoo punt 2 van ons voorstel: »het tarief
voor de onderhandsche verhuring der Gehoorzaal als volgt te wij
zigen".
De heer Van Kempen. M. d. V.! De bedoeling van de tariefwijzi
ging is de tarieven te verlagen?
De Voorzitter. Natuurlijk!
De heer Van Kempen. Dank u, M. d. V., dit wensch ik slechts te
conslateeren.
Punt 2 in stemming gebracht wordt verworpen met 12 tegen i\
stemmen.
Tegen stemden de heeren: Zaajjer, Fockema Andreae, Pera, Kerstens,
Was, Driessen, Drucker, Van Lidth de Jeude, Verster van Wulverhorst,
Stadhouder, De Vries en Kaiser.
Voor stemden de heeren: Üekhuyzen, Zillesen, Du Rieu, Le Poole,
Juta, Van Hamel, Van Hoeken, Van Kempen, flasselbach, De Goeje
en De Sturler.
VII. Verzoek van de Wed. B. A. Stieler—Van Dissel, om vrijstelling
of terugbetaling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens.
(Zie Ing. St. n°. 242.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op
beschikt.
VIII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1893, ad 5000. Be-
legging van het legaat van wijlen den heer P. Du Rieu Jr. ten be
hoeve van het Stedelijk Museum.
(Zie Ing. St. n®. 244 en 254.)
IX. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1893, ad 750 en staat
van af- en overschrijving ad f 1045. Kosten van de keuring van vee
en vleesch enz.
(Zie Ing. St. n®. 246 en 259.)
Deze staten worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoof
delijke stemming vastgesteld.
X. Rekening over 1892 van Vrouwen Kraamraoeders.
(Zie Ing. St. n®. 247.)
XI. Idem als voren van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis.
(Zie Ing. St. n'. 247.)
XII. Idem als voren van het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis.
(Zie Ing. St. n°. 247.)
XIII. Idem als voren van de R. K. Armen.
(Zie Ing. St. n°. 247.)
Deze rekeningen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XIV. Verzoek van J. Van Klaveren en G. Van der Lee. omtrent
demping van een gedeelte sloot langs den Haarlemmerweg.
(Zie Ing. St. n®. 248.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdefijke stemming gunstig op
beschikt.
XV. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1893,
ad f 438. Kosten van verlichting en verwarming en van het schoon
houden der schoollokalen.
(Zie Ing. St. n®. 249 en 259.)
De heer Dd Rieu. M. d. V.! Ik heb hier voor mij liggen de tabel
ons door de welwillendheid van den heer Juta verstrekt, toen bij de
behandeling der begrooting besloten werd tot eene lagere raming
der kosten voor schoonhouden van lokalen, leermiddelen enz.
Bij die gelegenheid werd door den heer De Goeje, door mij en
door nog andere leden in twijfel getrokken of men met het geraamde
bedrag wel zou uitkomen. Uit dit voorstel blijkt dat onze twijfel ge
grond is geweest en dat er geld te kort komt, bij sommige hoofden
van scholen voor vuur en licht, bij anderen voor schoonhouden.
Ik heb niets tegen het toestaan van het aangevraagde; maar nu
het mij bij toeval gebleken is, dat het cijfer dat aangevraagd wordt
niet hetzelfde is als het door den belanghebbende gewenschte cijfer,