DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1893.
73
is het den pachter wat gemakkelijker te maken om zich staande te
kunnen houden.
Wij «j» volkomen gerechtigd om het tarief te verlagen. Met een
verlaagd tarief zal de zaal meer verhuurd worden, de pachter zal
betere zaken maken en het daardoor kunnen volhouden.
Ik acht het altijd hoogst bedenkelijk in een bestaand contract ver
andering te brengen; wanneer wij nu den pachter gedeeltelijk van
zijn pacht ontslaan of het contract ontbinden, dan kan dit nu niet
anders dan tot groole schade van de gemeente zjjn, want onder hel
bestaande tariei zullen wij nooit hoogcr pachtsom verkrijgen. Door
dit tarief hebben wjj gemaakt dat de zaal niet verhuurd wordt, zoo
dat de pachter geen inkomsten trekt van de buffetten. Dat is een
misgreep geweest bij de vaststelling van het tarief, en die misgreep J
stellen Burg. en Weth. nu voor te herstellen De pachter blijft j
pachter, hjj betaalt de vastgestelde pachtsom, maar hij zal daartoe in
staat worden gesteld doordat de zaal meer verhuurd wordt en hjj
dus betere zaken kan maken.
Doen wjj dit dan handelen wij geheel in het belang van de zaak.
Wij moeten den pachter niet beletten zijne pachtsom te betalen. En
dit doen wij feitelijk door vast te houden aan het bestaande hooge
tarief, waardoor de menschen geen gebruik van de lokalen maken.
Wij kunnen met het tarief doen wal wij willen. De pachter moet
zich altijd onderwerpen en zal dit ook gaarne doen, wanneer wij het
tarief verlagen.
Dit is het eenige wal wjj doen kunnen en ook verplicht zijn te
doen. Wij moeten den pachter in staat stellen, om van zjjn pacht
gebruik te maken en dat kan hij thans niet.
De heer Van Kempen. Wanneer wij de tarieven zoo hoog houden
zal de Gehoorzaal hoe langer hoe minder gebruikt worden en wij
zullen al een zeer pover figuur maken, wanneer zij ten laatste in het
geheel niet meer zal gebruikt worden.
Al de voorstellen gaan uit van het denkbeeld, dat de zaak in een
abnormalen toestand verkeert en wanneer dat zoo is, moeten wij
tevreden zijn totdat deze lijd verloopen is en wij in een reëelen
toestand verkeeren en alsdan gaan wjj officieel handelen. Wanneet-
wij nu de tarieven verlagen en de menschen gebruik maken van de
zaal moeten wjj tevreden zijn, dat de Gehoorzaal iets opbrengt en
dat de pachter bereid is te eontinueeren is dezen abnormalen
toestand.
De heer Pera. De discussie heeft iets moeiljjks voor iemand, die
er voor het eerst bjj is, waar men vooral op besprekingen van vorige
Vergaderingen wjjsi. Het komt mjj échter voor, dat het hier niet
zoozeer de quaestie geldt, om een afkeurend oordeel uit te spreken
over vermindering van huur, als wel dat men het liefste geheel vrij
zoude staan tegenover den pachter in het bjjzondere geval, waarin
men zich op het oogenblik met de Gehoorzaal bevindt. Wat zal er
plaats hebben, als het onderzoek naar den toestand der zaal is af-
geloopen. In welk geval kan ons dit brengen tegenover den pachter?
en zonder nu verdere uitlegging hieraan te geven, meen ik, dat de
vraag alleszins gerechtigd is, of het niet goed zoude zijn, nu de pachter
daartoe bereid schijnt te wezen, ons van hem vrij temaken? Daarna
is er gelegenheid om verder te oordeelen over wijzigingen in het
tarief of verhuringen en bloc.
De heer Juta. Wat zal hel gevolg zijn wanneer wij den weg
volgen van den heer Pera aangewezen? Dat de pachter ontbinding
van het contract vraagt, waardoor dus de gemeente, zooais de heer
Pera het uitdrukt, geheel vrij zal zijn. Doch men zal mjj moeten
toestemmen dal het oogenblik waarop de gemeente geheel vrij zal
worden en derhalve tot eene nieuwe verpachting zal moeten overgaan
zoo allerongelukkigst mogelijk gekozen is. De heer Van Kempen
heeft reeds duidelijk uiteengezet, zoodat ik het eigenlijk niet behoef
te herhalen, dat het gunstigste oogenblik om weder tot eene nieuwe
verpachting over te gaan zal zijn over een paar jaren als men over
de werking van het nieuwe lagere tarief' kan oordeelen.
Dan zullen er gegadigden komen om als pachter op te treden, dan
bestaat er kans dat eene behoorlijke pachtsom zal worden verkregen.
Gaan wij nu daarentegen tot eene nieuwe verpachting over, dan zullen
er ja, misschien gegadigden komen, maar de geboden pachtsommen
zullen allerbedroevendst laag zijn.
De heer Pera. M. d. V.! Het is niet mijne bedoeling om reeds
dadeljjk na de ontbinding van het contract tot eene nieuwe ver
pachting over te gaan. Ik stel mij voor dat er eene overgangs-periodc
zal kunnen komen, misschien van enkele maanden of enkele weken,
dat zal afhangeii van het rapport der deskundigen, van den benoodig-
den tjjd voor reparatie. Wanneer dan eenmaal de zaak goed in orde
en geregeld is, kan er beslist worden over vermindering van tarief
of verhuring en bloc.
De heer Juta. De heer Pera vergist zich in zooverre hjj verband
zoekt tusschen deze quaestie en het rapport der benoemde Gommissie.
Er is eene andere reden waarom het zeer wenscheljjk is niet nu
maar na verloop van eenige jaren tot eene nieuwe verpachting over
te gaan.
Wjj hebben een tarief gemaakt dat blijkens de ondervinding te
hoog is en waardoor de zaal in discrediet is geraakt. Die fout willen
wjj nu herstellen en door een lager tarief de zaal weder in eere
brengen. Maar dat krijgen wij zoo maar niet in een paar weken
gedaan, daar zjjn een paar jaren mede gemoeid. En daarom juist
moeten wij niet te spoedig tot eene nieuwe openbare verpachting
overgaan; daarvoor is het juist beter eerst een paar jaren te laten
voorbjjgaan.
De heer ürucker. Over de zaak zelve in het algemeen, zal ik
niet veel zeggen. Daaromtrent ben ik het in hoofdzaak eens met
den heer Y\as. Slechts eene enkele opmerking wensch ik in het
midden te brengen, eene opmerking bij de vorige discussie over deze
zaak ook reeds gemaakt door andere leden en door mij, maar waarop
naar aanleiding van deze discussie nog wel eens de aandacht mag
gevestigd worden. Het heeft er wel iets van, alsof de pachter zoo
langzamerhand bezig is in deze vergadering rechten te verkrjjgen.
Men hoort nu al er van spreken, dat hjj al of niet bereid zal zijn te
eontinueeren, dat men hem wel ontbinding van zjjn contract zal
moeten toeslaan, enz.
Dal dit alles ten eenenmale onjuist is, behoeft zeker niet te wor
den aangetoond. Wat is de stand der zaak?
De pachter heeft gevraagd vermindering van pacht. Die aanvraag
heeft hij echter ingetrokken, zoodat op dit oogenblik niets door hem
gevraagd wordt en er dus nog veel minder sprake kan zijn van hem
iets toe te staan. De pachter heeft op dit oogenblik niets van ons
te vorderen.
Wordt het stelsel van den heer Was gevolgd en komt dientenge
volge de pachter wellicht om ontbinding van zjjn contract verzoeken,
dan zjjn wij altijd nog vrij om dit verzoek toe te staan of af te wjjzen.
De pachter heeft niet het minste recht tegenover ons; hjj moet
volgens zjjn contract doorgaan; van een «bereidverklaring" zjjnerzjjds
om het contract uit te voeren kan noch mag sprake zijn.
De heer Van Lidth de Jeüde. M. d. V.! Ik geloof dat het oogenblik
slecht is gekozen 0111 tot wijziging van het tarief over te gaan.
Zooals de heer Drucker reeds heeft opgemerkt, staan wij op dit
oogenblik tegenover den pachter op een geheel vrjj standpunt.
Wat het rapport der benoemde Commissie van deskundigen over
welke zaak ik niet had gedacht dat zoude gesproken worden zal
behelzen, weten wij natuurlijk niet. Maar het gevolg daarvan zou
wel eens kunnen zijn dat wij tegenover den pachter op een minder
vrjj standpunt kwamen te staan. En daarom geloof ik dat het nu
verkeerd zoude zijn het tarief te wjjzigen waardoor de toestand voor
den pachter gunstiger wordt gemaakt en hij tot ontbinding van zijn
contract niet meer geneigd is. Wordt hjj pachter onder betere voor
waarden, dan zal, mocht later bljjken dat de zaal niet zonder verdere
voorzieningen te gebruiken is, eene mogeljjke eisch tot schadeloos
stelling door hein tegen de gemeente in te dienen zooveel grooter
worden.
Mocht het echter bljjken dat geene groote reparaliën noodig zjjn,
dan kunnen wij altijd dan nog op eene verlaging van het tarief
terugkomen. Doch door op dit oogenblik het tarief te verlagen,
versterken wij de positie van den pachter tegenover de gemeente bij
een eventueelen eisch tot schadeloosstelling.
Het beste ware het in dezen stand wellicht de zaak geheel uit
te stellen.
De Voorzitter. Ik heb met groote verwondering gehoord dat wij
bezig zijn den pachter het recht te geven om iets van ons te eischen.
Ik weet niet waarop die meening steunt. De pachter is en bljjft ge
bonden aan het tarief; wjj hebben zelfs dadeljjk geweigerd het con
tract te ontbinden toen hjj dit verzocht. Maar wjj willen het aan
den anderen kant den man niet onmogeljjk maken te bljjven staan.
Wat wij met het tarief van verhuring doen gaat den pachter niet
aan, maken wij het lager, dan stellen wij hem alleen daardoor in
staat beter te kunnen blijven bestaan. Doen wij dit niet dan weten
wij allen wel dat hjj over den kop gaat en dan betaalt hjj in het
geheel geen pacht meer.
Zeker, zijn borgen zjjn aansprakeljjk, maar die zouden ook wel eens
kunnen bedanken om te betalen. De pachter kan niet bljjven staan
of hjj moet geholpen worden, en het middel dat wij daartoe in de
hand hebben is verlaging van het tarief. Daarmede is de pachter
geholpen en hij kan er niets tegen inbrengen, want dit gaat ons
alleen aan.
Ik vind het eene zonderlinge redeneering dat het beter is nu alles
onveranderd te laten, ook het tarief. Want het onvermijdelijke gevolg
zal zijn dat de pachter failliet gaat. En dan draagt de gemeente de
schade, ten minste de kans daartoe bestaat.
De heer Van Hoeken. Als ik den heer Van Lidth de Jeudc goed
begrepen heb, dan verkeert hij in de meening dat wij het tarief
zullen verlagen om den pachter te believen. Ik ga daarentegen van
de meening uit dat wij het tarief verlagende iets zullen doen ten
gerieve van het publiek.
In hoofdzaak geldt het hier een publiek belang daarom zal ik
stemmen voor het voorstel van Burg. en Weth.
De heer Was. M. d. V.Ik neem aan dat het tarief te hoog is en dat
het in het algemeeu wenscheljjk geweest zoude zjjn wanneer op eene
andere wjjze de Gehoorzaal werd verpacht. Want bij mjj en ook bij
andere leden is twjjfel gerezen of het wel mogelijk is eenig tarief
goed vast te stellen. Al stellen wjj nu het tarief 40 pCt. of 50 pCt.
lager, dan weten wij nog niet of de een niet te weinig, de ander
niet te veel zal betalen.
Nu is er een tusschenvoorstel gekomen. De Raad heeft willen doen
onderzoeken of, als men toch tol verandering van het contract overgaat
eene andere wjjze van verhuring niet mogelijk is, nl. eene verhuring
en bloc.
Dat is de quaestie waarover wjj op dit oogenblik moeten discus
sieeren. Doch bij die verandering is noodig de toestemming van den
pachter. En nu is in de Vergadering van 13 Juli aan Burg en Weth.
opgedragen te onderzoeken, of de pachter casu quo daartoe bereid
zoude zijn, of hij de huur en bloc op zich wilde nemen. De pachter
heeft toen een bod gedaan van f 5500.
Nu staat de heer Juta op een zoo hoog standpunt, dat het zjjnc
waardigheid te na zoude komen om tot den pachter te zeggen; dat
bod is niet hoog genoeg, kunt gij niet meer geven.
Dat is eene wjjze van onderhandelen waarvan ik niets begrijp.
Wanneer de pachter een f 500 meer had kunnen geven, zou dit
wellicht nog de voorkeur hebben verdiend boven eene verlaging van
hel tarief.
Aannemende dat dit tarief te hoog is, rijst de vrasg of het verlangde
tarief dan goed zal werken Naar mijne bescheiden meening kan de